Interview
Philippe Hiligsmann
Ludo Beheydt en de Cultuur der Nederlanden
Afscheid van leerstoel namens ANV en Tijmen Knechtfonds
Al tien jaar bekleedt prof. dr. Ludo Beheydt namens het Algemeen-Nederlands Verbond en het Tijmen Knechtfonds de leerstoel Cultuur der Nederlanden aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Leidse universiteit. De taak van de leerstoel bestond erin studenten dankzij twee werkcolleges over Kunst en culturele identiteit en Taal en culturele identiteit vertrouwd te maken met de culturele identiteit van de Nederlanden. Die twee vakken beschouwt professor Ludo Beheydt als twee complementaire vakken: hij gaat namelijk uit van een antropologisch-semiotische benadering waarin kunst en taal als een uitdrukking gezien worden van culturele identiteit. Beide zijn immers expressievormen van de cultuur waarin ze voorkomen. Eind dit academisch jaar loopt de leerstoel af. Dat is de aanleiding om Ludo Beheydt op het voorbije decennium terug te laten blikken.
De leerstoel Cultuur der Nederlanden die u sinds tien jaar aan de Universiteit Leiden bekleedt, loopt dit jaar af. Hoe kijkt u op de voorbije jaren terug?
Beheydt: ‘Alles bij elkaar vond ik die tien jaar een bijzonder verrijkende ervaring. In allerlei opzichten. In de eerste plaats omdat ik als wekelijkse forens naar Nederland echt in contact kwam met de Nederlandse samenleving zoals ze reilt en zeilt. Als je verantwoordelijk bent voor het vak Nederlandse civilisatie aan een buitenlandse universiteit, is dat onontbeerlijk. Kranten, tijdschriften en televisie geven wel een beeld van een cultuur, maar je moet dat beeld kunnen inkleuren via direct contact, gewoon door frequent aanwezig te zijn in de cultuur zelf. Dat ik dat door die bijzondere leerstoel elke week heb kunnen doen, beschouw ik als een professioneel voorrecht. En ik geloof ook werkelijk dat mijn colleges cultuur daar kwalitatief beter van geworden zijn. In die zin was het dus ook voor mijn thuisuniversiteit een slimme investering in internationalisering en kwaliteit.
Professioneel kijk ik nu al met nostalgie terug. Het is nog niet afgelopen - de laatste studenten studeren af eind augustus - maar het voelt toch al een beetje anders. Het is moeilijk uit te leggen wat het steeds wisselende gezelschap van internationale studenten, uit alle hoeken van de wereld, van China tot Zuid-Amerika, van Estland tot Spanje, in werkgroepen over kunst en culturele identiteit en taal en culturele identiteit je allemaal te bieden heeft. Ik heb ze zelf een analyserooster gegeven om de Vlaamse en Nederlandse cultuur systematisch te analyseren en te vergelijken en ik heb ze gevraagd om dat analyserooster uit te testen op eigen onderwerpen. Je kunt je niet voorstellen wat ik allemaal aan presentaties gekregen heb in de loop van die tien jaar: vergelijking van de culturele identiteit in de huwelijksfotografie in Mali en de portretschilderijen in de Nederlandse 17e eeuw, de culturele identiteit van de punkcultuur in Engeland, de acculturatie van de kimono in de Nederlandse schilderkunst van de 17e tot de 19e eeuw, het thema van het symbolische landschap in de islampoëzie en in de 17e-eeuwse Nederlandse schilderkunst, de betekenis van purisme en traditie in het hedendaagse Chinees... Je begrijpt dat ik eigenlijk diegene ben die het meeste geleerd heeft in die colleges. Mijn conclusie na tien jaar is: culturele identiteit is nog steeds een belangrijk maatschappelijk fenomeen, waar de politiek, de sociolinguïstiek, de kunstgeschiedenis, de sociologie niet omheen kunnen. Als we een internationale academische opleiding willen uitbouwen, dan zullen we met die culturele identiteit rekening moeten houden en er ook de nodige academische aandacht aan besteden.’
In Leiden hebt u te maken (gehad) met Nederlandse en buitenlandse studenten, in Louvain-la-Neuve met Franstalige studenten. Wat zijn de verschillen tussen de twee groepen studenten? Zijn er ook overeenkomsten?
Beheydt: ‘Studenten zijn overal studenten: het zijn jonge mensen met ambities, verwachtingen, illusies, geloof, hoop en liefde. Dat is des mensen. En ook dat is een luxe, dat je tussen de jeugd als een soort coach mag optreden, perspectieven mag openen, initiëren. Dat is sowieso het mooie aan een hooglerarenbaan. Maar er zijn natuurlijk verschillen, culturele verschillen, tussen studentenpopulaties. Nederlandse studenten zijn wat anders geprogrammeerd dan Belgische studenten. Belgische studenten hebben de neiging om zich gedeisd te houden. Ze noteren naarstiglijk netjes wat de hooggeleerde heer of mevrouw in al zijn of haar wijsheid staat te peroreren en op het examen reproduceren ze feilloos de gedoceerde stof. Het geloof in de autoriteit en de beslagenheid van de docent is