| |
| |
| |
Muziek
Luc Rombouts
500 jaar beiaard / carillon
Deze Mechelse klokken van Peter III Van den Ghein in de beiaard van Monnickendam bij Amsterdam vormen de oudste nog bespeelbare beiaard ter wereld (1597) (foto Henk Verhoef)
De meeste muziekinstrumenten kennen geen verjaardag. Ze zijn het resultaat van een lange ontwikkeling en het is onmogelijk om een precies jaar te definiëren waarin ze zijn verschenen. Hoewel ook de beiaard een voorgeschiedenis heeft van enkele eeuwen, heeft hij een officieel geboortejaar. De oudst bekende vermelding van een stokkenklavier dateert immers uit 1510. De beiaardgemeenschap viert dit jaar dus feest, reden genoeg om de belangrijkste momenten in de geschiedenis van het meest typische muziekinstrument van de Lage Landen te doorlopen en een blik te werpen op zijn toekomst.
| |
Geboorte van de beiaard: product van de Lage Landen
De beiaard of het carillon is een product van de stadscultuur in de Lage Landen. Zoals overal in Europa leefde de middeleeuwse burger op het ritme van de luidklokken, die hem aanmaanden tot gebed, zijn dagindeling bepaalden en hem op belangrijke momenten opriepen om de stad te dienen met blusemmer of zwaard. Vanaf de 13e eeuw klonk een nieuw geluid uit de klokkentorens. Zogenaamde beyeraars bespeelden met touwen de klepels van de luidklokken en creëerden zo een ritmisch klankspel, dat feestelijke gebeurtenissen luister bijzette. Een eeuw later deed het raderuurwerk zijn intrede in de klokkentorens en werd de tijdsaanduiding geobjectiveerd. De uurslag werd aangekondigd door de voorslag, een kort signaal van hamertjes die op één of twee kleinere klokjes sloegen. Er zijn aanwijzingen dat de voorslag in de zuidelijke Nederlanden
| |
| |
sneller groeide dan elders in Europa en rond 1500 werden in stads- en abdijtorens voorslagen van vijf tot tien klokjes gehoord. De combinatie van de voorslag met de techniek van het beieren leidde tot de geboorte van de beiaard. Dat gebeurde toen uurwerkmaker Jan van Spiere in 1510 klepels aanbracht in de negen voorslagklokjes van het stadhuis van Oudenaarde, zodat de beiertechniek op luidklokken ook kon worden toegepast op de muzikale klokjes van het uurwerk. Bovendien plaatste Van Spiere een clavier (...) om te beyaerdene. Voor het eerst kon er dus op klokken worden gemusiceerd zoals op een orgel of een klavichord. De meest geciteerde verklaringen waarom het klokkeninstrument in de zuidelijke Nederlanden ontstaan is, zijn de onderlinge competitie tussen de welvarende Vlaamse en Brabantse steden, het gunstige muzikale klimaat waarin ook de Zuid-Nederlandse polyfonie gedijde en de technologische voorsprong van het gebied. Dat laatste kwam onder meer tot uiting in de molenbouw en de fabricatie van weefgetouwen, technologieën die verwant zijn met de constructie van de speeltrommels en stokkenklavieren van beiaarden.
| |
Snelle evolutie en innovatie
De beiaard evolueerde snel en aan het einde van de 16e eeuw waren er toreninstrumenten in het hele gebied van de Nederlanden. De Tachtigjarige Oorlog veranderde het muzikale landschap in de steden: in het calvinistische Noorden werd het spelen en programmeren van eenvoudige psalmmelodieën verplicht, terwijl het Concilie van Trente en de daaropvolgende synoden de klokkenisten in het Zuiden opdroegen om zich te onthouden van verwijfde liedjes en in de plaats daarvan rechtgeaarde religieuze melodieën te spelen. De oude techniek van het beieren verdween rond 1580 doordat veel luidklokken werden geroofd ten behoeve van handel en wapenindustrie. Zowel de Staatse troepen als de Spaanse bezetter waren trouwens actief in de klokkenroof.
Naarmate het aantal klokken van de beiaard toenam en de beiaardmuziek complexer werd, stoorde het steeds meer dat beiaardklokken onzuiver klonken. De oudste beiaardgieters beheersten niet de techniek om hun klokken ook te stemmen. Die innovatie ontstond pas toen de Utrechtse stadsbeiaardier Jacob van Eyck rond 1644 in contact kwam met François en Pieter Hemony, twee klokgietende broers die afkomstig waren uit de Franse landstreek Bassigny. Met behulp van de blinde beiaardier met het uitstekende gehoor ontwikkelden de Hemony's de stemtechniek. Zij goten hun klokken doelbewust iets te dik, waarna zij de binnenkant op een draaibank verder uitfreesden. Zo werden de vijf laagste deeltonen van elke klok gestemd tot een volmaakt kleinetertsakkoord. De gebroeders Hemony werden stadsklokkengieters in Amsterdam en goten meer dan vijftig beiaarden die het klankbeeld in de Lage Landen grotendeels zuiverden van valse beiaardklanken. In de 18e eeuw verschoof het beiaardgieten weer naar het Zuiden, met als belangrijkste gieterscentra Antwerpen, Brugge en Leuven. Hoewel zij hun klokken niet zo zuiver konden stemmen als de Hemony's, bleef de beiaardkunst groeien en in de 18e eeuw was het aantal instrumenten toegenomen tot meer dan tweehonderd. Voor het eerst ontstond een bescheiden export buiten het kerngebied van de Lage Landen. De instrumenten werden groter en zwaarder, met als absoluut hoogtepunt de twee mastodontische instrumenten die koning Johan V van Portugal in Antwerpen en Luik kocht voor zijn koninklijk paleis in Mafra.
| |
Periode van gedeeltelijk verval
De opgaande lijn van de beiaardkunst werd abrupt doorbroken tijdens de Franse overheersing. Haast alle kerk- en abdijbeiaarden in de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk werden opgeëist en hun brons werd gebruikt om munten en geschut te gieten. De meeste stadsbeiaarden overleefden doordat hun bespelers verplicht werden om de feesten rond de vrijheidsboom op te luisteren met republikeinse melodieën.
Toen na het concordaat van 1801 klokken en beiaarden weer getolereerd werden, kon de beiaard het elan van voorheen niet voortzetten. In de burgerlijke muziekcultuur van de 19e eeuw had hij immers zijn maatschappelijke vanzelfsprekendheid verloren. In Nederland kwam het instrument sterk in verval, maar in België werd de beiaard gerecupereerd door de romantiek, niet als een actueel muziekinstrument, maar als een van de symbolen die het nationaal gevoel in de pas gevormde staat konden versterken. In de tweede helft van de 19e eeuw probeerden instrumentenbouwers het instrument nieuw leven in te blazen door de in hun ogen primitieve stokkenklavieren te vervangen door toetsenklavieren die de klepels aansloegen via pneumatische of elektronische systemen. De innovaties bleken echter geen duurzaam succes te zijn omdat ze geen genuanceerd beiaardspel mogelijk maakten.
| |
Duurzame heropleving
Rond 1890 vonden twee ontwikkelingen plaats die een duurzame heropleving van de beiaardkunst inluidden. De Engelse kanunnik Arthur Simpson herontdekte de kunst van het klokkenstemmen en twee Engelse klokkengieterijen maakten gebruik van zijn bevindingen om de eerste zuiver klinkende beiaarden van de nieuwe tijd te gieten. In dezelfde jaren ontwikkelde de Mechelse stadsbeiaardier Jef Denyn een tractuursysteem met hefbomen dat de mogelijkheid bood tot virtuoos en contrastrijk beiaardspel, met als nieuwe toepassing het verfijnde tremolospel. Vanaf 1892 gaf hij op de Mechelse Sint-Romboutstoren als eerste in de geschiedenis avondconcerten en emancipeerde de beiaard van een sociaal begeleidingsinstrument tot een muziekinstrument dat werd beluisterd om zichzelf. De Mechelse maandagavondconcerten werden een internationaal massafenomeen nadat leden van het Algemeen-Nederlands Verbond enthousiast rapporteerden over het concert dat Denyn op 29 augustus 1906 gaf voor de deelnemers van het Taal- en Letterkundig Congres.
| |
| |
| |
Oorlogstijd en symboolwaarde
In de Eerste Wereldoorlog werd een tiental Belgische beiaarden door oorlogsgeweld verwoest. Opnieuw kregen de Belgische beiaarden een symboolwaarde, want Engelse, Franse en Amerikaanse auteurs schreven artikelen, poëzie en verhalend proza over die toonbeelden van het dappere en cultuurminnende Belgische volk die door een barbaarse onderdrukker werden verwoest. In de marge van de Grote Oorlog speelde zich in Nederland een kleinschaliger conflict af. Op uitnodiging van de VVV van Arnhem bezocht de naar Engeland gevluchte Denyn het neutrale Nederland om de Arnhemse Eusebiustoren in te richten naar zijn inzichten. Zo hoopte Arnhem belangstelling te wekken voor zijn beiaard en het Mechelen van Nederland te worden. In andere steden reageerden beiaardiers en besturen terughoudend tegenover de Vlaamse vernieuwingen en in 1915 en 1916 ontstond een bitse pennenstrijd tussen bewonderaars van Denyn en verdedigers van de sobere oud-Hollandse klokkenspelkunst. Pas rond 1930 zou de zuiderse beiaardinrichting in het Noorden de bovenhand halen.
In de jaren twintig drong de beiaard door tot de Nieuwe Wereld. De imago-opbouw rond de Belgische beiaarden tijdens de oorlog inspireerde vermogende Amerikanen tot de aankoop van Engelse beiaarden als gedenkteken voor gesneuvelde soldaten, familieleden of henzelf en in enkele decennia ontstonden tientallen instrumenten in Amerikaanse kerktorens en universitaire campaniles. Slechts zelden werd in de Nieuwe Wereld een stadsbeiaard geplaatst. De meest prominente beiaardiers in die eerste jaren waren de geëmigreerde Vlamingen Anton Brees en Kamiel Lefévere. De beiaardiers in de internationaler wordende beiaardwereld werden opgeleid in de beiaardschool die Denyns entourage in 1922 had opgericht. Ondanks de hoogconjunctuur in de beiaardkunst bleken de Nederlandse en Belgische klokkengieters niet in staat om even zuivere beiaarden te gieten als hun concurrenten uit Engeland.
| |
Evolutie na de Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog leidden de metaalbehoeften van de nazi's tot een grootscheepse klokopeising, die naar schatting 150.000 klokken uit Duitsland en de bezette gebieden deed terechtkomen in de smeltovens van twee verwerkingsfabrieken in Hamburg. Het verlies aan beiaarden bleef relatief beperkt, aangezien alle Belgische beiaarden en de historische Nederlandse beiaarden van opeising waren vrijgesteld. Na de oorlog werd wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd op de duizenden geroofde klokken die nog niet in het productieproces terechtgekomen waren. De resultaten stelden de Nederlandse klokkengieterijen in de mogelijkheid om hun klokken zuiver te stemmen. Ook de enorme vraag naar nieuwe klokken bracht de Nederlandse klokgietkunst tot een nieuwe bloei. Bovendien werden in het enthousiasme van het naoorlogse heropbouwidee in Nederland ook klokkenspellen geplaatst in torens die
Prent van Jos Speybrouck met het beroemde vers uit Peter Benoits
Rubenscantate uit 1877
nooit een beiaard gehad hadden, zodat het Nederlandse beiaardenbestand op enkele tientallen jaren tijd verdrievoudigde tot 180. In België evolueerde het aantal beiaarden minder snel. Bovendien bleef het klokkengieten nog sterker op ambachtelijke leest geschoeid, waardoor het een voorspelbaar einde nam in 1980. In Noord-Amerika ontstond een dynamische en zelfbewuste beiaardbeweging, en de rustige luisteromgeving rond de zware Amerikaanse beiaarden inspireerde beiaardiers en componisten tot het schrijven van een nieuw soort beiaardmuziek met lyrische kwaliteiten die maximaal gebruikmaakte van de schoonheid van de lang uitklinkende klokkenklank. Vandaag zijn er wereldwijd 633 beiaarden, meer dan ooit tevoren. Toch is de beiaard niet uitgegroeid tot een wereldinstrument, want 70% van de instrumenten is geconcentreerd in het historische kerngebied van de Lage Landen en Noord-Amerika en de meeste van de dertig zogenaamde beiaardlanden tellen slechts een tot vier instrumenten.
| |
Nationaal symbool of eerder ‘Groot-Nederlands’ instrument?
De nationale identiteit van de beiaard is onduidelijk. In het Noorden heeft het instrument zelden een actieve rol gespeeld
| |
| |
Deze prent van de beiaard van Antwerpen is de oudst bekende afbeelding van een beiaardier, uit De Campanis Commentarius (1612) van Angelo Roccha (1545-1620)
als nationaal symbool, maar in het ideologisch instabielere Zuiden is dat vaak wel het geval geweest. Terwijl in de 19e eeuw de Vlaamse beiaard nog probleemloos ingezet kon worden als ondersteunend element in de Belgische natievorming, ontstond in de late 19e eeuw en vooral na de Eerste Wereldoorlog een scheiding der geesten. Verrassend genoeg is de beiaard sindsdien zowel voor de belgicistische als flamingantische kar gespannen en heeft geen van beide stromingen het monopolie verworven over het instrument. De Belgische vorsten hebben de beiaard altijd een warm hart toegedragen, wat onmogelijk geweest was als het instrument te sterk geassocieerd was met het Vlaamse ideologische discours. Als officiële stadsinstrumenten speelden beiaarden trouwens altijd in dienst van de gevestigde orde, die stabiliteit nastreefde. Aangezien beurtelings de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden de overhand hebben gehad in zijn evolutie, kan men de beiaard nog het best een Groot-Nederlands instrument noemen, uiteraard zonder de ideologische connotatie van die term.
Onrustwekkender dan de dubbelzinnige nationaliteit van de beiaard is zijn gebrek aan profilering bij het brede publiek. Vandaag is de beiaard als het ware afwezig in de toeristische beeldvorming van de Lage Landen en het toreninstrument bevindt zich dan ook in de marge van het culturele veld. De meeste Nederlanders en Belgen kunnen zich geen beeld vormen van het instrument en de wijze waarop het bespeeld wordt en komen in het beste geval tot de omschrijving gezellig of sfeerscheppend. Bovendien wordt in het Zuiden een objectieve beoordeling vaak gehinderd door het Vlaams-nationalistisch etiket dat ten onrechte aan het instrument kleeft. De oorzaken van het bleke imago zijn complex en het heeft dan ook geen zin om wie dan ook met de vinger te wijzen. Zowel de beiaardiers als de diverse overheden hebben de taak om kritisch te reflecteren op de actuele rol van het meest typische cultuurproduct van de Lage Landen en er een gepaste invulling aan te geven.
| |
Van historisch gegeven tot instrument voor de toekomst
Mijn persoonlijke overtuiging is dat de beiaard vandaag een dubbele functie heeft. Allereerst is de beiaard levend erfgoed: hij is een historisch gegeven dat zichzelf voortdurend kan hernieuwen door zijn repertoire aan te passen aan de samenleving van vandaag. Dat die samenleving multicultureel is, is trouwens een extra uitdaging voor de beiaardiers van vandaag. Vervolgens verhoogt beiaardmuziek het tijdsbesef bij de omwonenden. Het wekelijkse ritueel van de beiaardbespelingen en de onwrikbare regelmaat van het automatisch speelwerk doorbreken het hier-en-nudenken en verbinden ons met vroegere en toekomstige generaties. Ten slotte is de beiaard in de gesegmenteerde samenleving van vandaag een van de laatst overgebleven massamedia in de zuivere betekenis van het woord. Hij speelt koppig voor iedereen, zonder onderscheid in rang of stand en creëert daardoor een collectieve beleving bij zijn publiek. Hij kan dus een ondersteunende rol spelen in de versterking van de maatschappelijke cohesie en een harmonische stadscultuur. Natuurlijk is die rol alleen maar mogelijk als beiaardiers bereid zijn na te denken over hun repertoire en als beleidsmakers bereid zijn om nieuwe instrumenten te vestigen in woongemeenschappen die zich vaak buiten de historische stadscentra bevinden. Op die manier kan de beiaard na 500 jaar opnieuw een instrument voor de toekomst worden.
| |
Zojuist verschenen:
Luc Rombouts, Zingend brons - 500 jaar beiaardmuziek in de Lage Landen en de Nieuwe Wereld, Davidsfonds, Leuven, 2010, 460 pp., 230 afbeeldingen in kleur, ISBN 978 90 5826 720 7. Prijs: €39,95.
|
|