twee- of vierwielig luxerijtuig, waarvan de koetsier op een hoge bok zit (1901-1925). Frans
barouchette is het verkleinwoord van
barouche, dat ontleend is aan Duits
Barutsche, dat zelf ontleend is aan Italiaans
baroccio <
biroccio, een afleiding van Middellatijn
birotum ‘voertuig met twee wielen’. Het woord doet ons onmiddellijk denken aan Frans
brouette voor een ‘kruiwagen’, dat teruggaat op Oudfrans
beroete, berouette ‘draagstoel met twee wielen’, een verkleinwoord van
beroue uit Lat.
birota ‘vervoermiddel met twee wielen’.
Barouchet en
brouette zijn dus etymologisch identiek. Het West-Vlaams heeft die
brouette ontleend als
brewette, berwette, maar dan wel voor een driewielkar. Een
kibitka of
kibitke is een licht Russisch rijtuig zonder veren op vier lage wielen met een huif van matten. Russisch
kibitka betekent ‘tentwagen’ en is een afleiding op -
ka van Tataars
kibits ‘Tataarse tent’. De eveneens Russische
trojka (1901-1925) is een licht rijtuig met driespan, waarvan het middelste paard onder een hoge beugel draaft. Het is eveneens een afleiding met het diminutiefsuffix -
ka. We herkennen er het telwoord
drie in, Russisch
troje. Met vier paarden bespannen is de
quadriga, een tweewielige wagen die in Griekenland en Rome bij feestelijke optochten gebruikt werd. Het Latijnse woord is samengetrokken uit
quadriiugi ‘vier jukken’. Een bekende quadriga staat op het Brandenburger Tor in Berlijn, die de Berlijners wel eens lachend
die Retourkutsche noemen. Eveneens door de oudheid geïnspireerd is de
faëton, een licht open rijtuig. We hebben het woord overgenomen van het Engels, waar het rijtuig
phaeton heet.
Phaëthon ‘de stralende’ was de zoon van Helius en Clymene. Hij verkreeg de gunst de zonnewagen een keer te mogen besturen, maar hij kon de vurige paarden van de zonnegod niet in toom houden. Daardoor naderde Phaëthon de aarde te dicht, waardoor grote gedeelten verschroeiden en de Ethiopiërs een donkere huidskleur kregen. Zeus stortte Phaëthon met zijn bliksem uit de wagen.
Sommige voertuigen herinneren aan de plaats waar ze vandaan komen. De berline is weliswaar Frans en betekent ‘uit Berlijn’. De berline werd nl. in Frankrijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw ingevoerd door Ph. de Chiese, die de reiskoets gebouwd had voor de keurvorst van Brandenburg, die ermee van Berlijn naar Parijs reed. Ook in Duitsland kwam de berline omstreeks 1670 in de mode. Ook deze naam werd achteraf op een auto toegepast, nl. een personenwagen met verticale achterruit. Eveneens van Duitse herkomst is de landauer, een afleiding van de plaats Landau, vermoedelijk niet Landau an der Isar, maar Landau in der Pfalz. De Oostenrijkse keizer Jozef I, die in 1702 deze plaats bezocht, die toen in Franse handen was, reisde met zijn gevolg met een nieuw type reiskoetsen, die vervolgens landauers genoemd werden. Het kan natuurlijk ook dat de Landauer eigenlijk een Landauer Wagen was, die dus in Landau gebouwd werd. Maar het ene sluit het andere niet uit. In het Kortrijks was een landauer ook wel een kinderwagen.
Rijtuigen kunnen ook gehuurd of tegen betaling gebruikt worden. We noemden al de Engelse cab, ook taxi cab. Een huurrijtuig is ook de fiaker of fiacre, die zijn naam ontleent aan het Parijse Hôtel Saint-Fiacre, waar sinds 1640 - en dat voor het eerst - rijtuigen werden verhuurd. Een Duits huurrijtuig was de Droschke, nu een vrijwel verouderd woord voor taxi. Het woord komt van Russisch dróžki ‘lichte koets’. Het woord verschijnt voor het eerst in de 18de eeuw in het Balticum en in Sint-Petersburg. In de 19de eeuw verspreidt het woord zich dan in het hele Duitse taalgebied. De vigilante is een stationerend gesloten huurrijtuig. Dat woord bestaat niet in het Frans, maar het is een verbogen vorm van het Franse adjectief vigilant ‘waakzaam’. Het woord kwam in Nederland in de tweede helft van de 19e eeuw in gebruik. Het sluiten van de auto uit veiligheidsoverwegingen is dus niet nieuw. Gertrud von Lefort schrijft in Die Letzte am Schafott: ‘Ganz unwillkürlich schob sie mit ihrer zierlichen Aristokratenhand den Riegel am Wagenschlag vor; er war ein wenig verrostet, denn die Karosse stammte noch aus den unruhigen Zeiten der Fronde [1648-1653]. Damals hatte man solche Riegel an den Wagentüren angebracht, weil man nie wissen konnte, ob man nicht einmal in seiner Kutsche würde fliehen müssen.’
En dan zijn er nog de grotere rijtuigen voor groepen reizigers. De diligence was een wagen voor personen- en postvervoer (1775). Het woord is verkort uit carrosse de diligence, letterlijk ‘karos van ijver, spoed, voortvarendheid’. Het voorgedeelte van een postwagen heette coupé, van het werkwoord couper ‘afsnijden, verbreken’, omdat het om een onderbroken doorgang ging. Vandaag kennen we coupé alleen nog als ‘treincompartiment’. Maar het woord doet ook denken aan de brik, een open rijtuig met ingang van achteren en banken tegen de zijwanden. Het is Engels break. Maar hier slaat het breken op het africhten van paarden. De char-à-bancs was een grote open toeristenwagen met dwarsbanken. Het Franse woord spreekt voor zichzelf, het is een wagen met banken. In het Nederlands noemen we die een janplezier. De omnibus was een groot rijtuig met banken in de lengte van de wagen. De voiture omnibus, eigenlijk een wagen voor allen, was een soort paardentram die in 1820 in gebruik werd genomen. In Belgische stations werd vroeger het woord omnibus gebruikt voor stoptrein, boemeltrein.