Koran
Wat bracht u ertoe met de Koran en het leven van de profeet Mohammed aan de slag te gaan?
Abdolah: ‘Ik had me nooit kunnen voorstellen dat de Koran een thema in mijn schrijverschap zou worden. Het leven besliste anders. Tot mijn vijftiende was de Koran het boek van mijn jeugd. Vanaf ongeveer die leeftijd heb ik het contact verbroken doordat ik in aanraking kwam met allerhande teksten, onder andere door de linkse ondergrondse waar ik mij bij aansloot. Dertig jaar lang had ik geen contact en vond ik de Koran opium voor het volk. Maar in Nederland was iedereen bezig met het boek en hoe langer ik hier woonde, hoe meer ik ermee werd geconfronteerd. De Nederlandse samenleving zette mij onder druk om de Koran opnieuw te gaan lezen.
Op een nacht schudde een droom mij wakker. “Doe iets met de Koran”, zei hij. Ik ging ermee aan de gang en werd in het boek gezogen. Opeens was er een enorm reservoir aan energie, terwijl ik in die periode dacht dat ik overwerkt was. Ik ben er drie jaar mee bezig geweest, het waren de drie mooiste jaren van mijn leven. Geluk, blijheid, een soort lentegevoel.
Er wordt gezegd dat het boek fascistisch is en corrupt. Dat is ook zo, maar als je alle shit aan de kant zet en de schoonheid ziet, dan is het een parel. Net als de Bijbel en de Thora.
De Koran is gegijzeld door de ayatollahs, door de fanatici. Zij hebben de lelijke kant ervan laten zien en angst gezaaid. Mijn oom, mijn geestelijke vader, heeft minstens zevenhonderd keer de Koran gelezen. En toch heeft hij er nooit van kunnen genieten. Uit respect voor het boek ging hij zich iedere keer voordat hij het aanraakte, wassen en schone kleren aandoen. Mijn lieve, mooie, menselijke vader was bang voor het boek. Ik heb met minstens zevenhonderd glazen bier de Koran vertaald. Ik heb de volgorde logischer gemaakt en stukken durven weglaten. Om de schoonheid te laten zien, de angst te ontwapenen en om het boek toegankelijk te maken.
Al schrijvende realiseerde ik mij dat ik ook een boek over Mohammed moest schrijven. Over de man Mohammed met al zijn ups en downs. Díé man moest op papier gezet worden, niet de profeet Mohammed. Je kunt de Koran niet begrijpen als je de man Mohammed niet begrijpt.
Ik ontdekte dat hij en ik een overeenkomstige code hebben.’ Op zijn hoofd wijzend zegt hij: ‘Wat je hier bedenkt, kan gerealiseerd worden. Ik wilde een bekende Nederlands-Perzische schrijver worden. Dat was voor mij even vanzelfsprekend als het feit dat de zon iedere dag opkomt. Toen ik hier net was, kende ik natuurlijk geen enkel Nederlands woord, maar ik wist dat ik in deze taal zou kunnen schrijven. Toen ik de Koran opnieuw las, ontdekte ik dat Mohammed dezelfde code had. Hij zegt wel honderd keer door de mond van Allah: “Wees en het wordt.” Hij was een analfabete man en cre-eerde een boek dat we na veertienhonderd jaar nog steeds lezen.