Een hele onderneming
In het begin van de negentiende eeuw moest je veel tijd uittrekken voor een reis van Amsterdam naar Brussel. Als de onderneming voorspoedig verliep, dan duurde die een hele dag, een hele nacht en nog een hele dag. De postkoets vertrok al om vier uur 's morgens uit Amsterdam en was om vier uur 's middags in Rotterdam. Dordrecht werd om zeven uur 's avonds bereikt en de Moerdijk om tien uur 's avonds. Het Hollands Diep moest vervolgens met een bootje worden overgestoken. Op zo'n reis was het Hollands Diep een bijna onneembare barrière. Vooral in de winterperiode was de oversteek van 2,5 kilometer een heel avontuur. Harde wind deed het bootje deinen en door ronddrijvende ijsschotsen was het ook nog gevaarlijk. Aan de overkant ging de reis met de diligence verder over onverharde, stoffige of juist modderige wegen. Bij de grens werd halt gehouden om de paarden te wisselen en was er tijd voor een verfrissing. Laat in de avond werd dan Brussel bereikt.
Om van Rotterdam naar Antwerpen te reizen, moesten de reizigers overstappen op de boot die hen over het Hollands Diep vervoerde. Op dit schilderij van Francois Carlebur (1821-1893) passeren de raderboten Stad Rotterdam en het vlaggenschip Stad Dordrecht elkaar. (Collectie Spoorwegmuseum Utrecht)
Rond 1840 was er een stoomboot die een verbinding onderhield tussen Dordrecht en de Moerdijk. In 1846 werd de reis vanaf Antwerpen een stuk makkelijker en comfortabeler. Toen werd de spoorverbinding Antwerpen-Brussel-Bergen in gebruik genomen. Vanaf Bergen kon de reiziger zijn reis naar Parijs vervolgen.