gaandeweg steeds feller tegen verzet. Het verzet heeft geleid tot de invoering van een standaardtaal die een natuurlijk verlengstuk was van de dialecten die in Vlaanderen gesproken werden. Vreemd genoeg heeft Vlaanderen voor het Nederlands van buurland Nederland gekozen als natuurlijk verlengstuk van de dialecten. Die keuze was het gevolg van het ontbreken van een standaardtaal die op een natuurlijke manier uit de volkstaal gegroeid was. Het opgelegde Frans had namelijk decennialang de ontwikkeling van een eigen standaardtaal op basis van de eigen volkstaal tegengehouden. Paradoxaal genoeg hebben de Vlamingen het dus aan de verfransing te danken dat ze vandaag het Nederlands als officiële taal gebruiken. Zonder verfransing had er wellicht een Germaanse taal meer bestaan, die dan uiteraard goed op het Nederlands geleken had, zoals het Galicisch uit Noord-Spanje goed op het Portugees lijkt en het Noors goed op het Zweeds lijkt.
Het Nederlands is in de gestandaardiseerde vorm voor de Vlamingen dus in grote mate een vreemde taal. Het is een uit Nederland geïmporteerde taal. Dat gegeven en het feit dat de Nederlandse standaardtaal decennia later dan in Nederland via het onderwijs onder de bevolking verspreid is, en het feit dat die standaardtaal door een gebrek aan leraren die die taal voldoende goed beheersten, nooit voldoende goed aan de bevolking geleerd is, zorgden ervoor dat de Vlamingen vandaag nog steeds die Nederlandse taal als min of meer volksvreemd aanvoelen. Als omgangstaal voor de persoonlijke levenssfeer en zelfs daarbuiten zijn ze tot op vandaag ofwel hun dialect blijven gebruiken (zoals in West-Vlaanderen) ofwel overgeschakeld op een nu spontaan groeiende tussentaal, een mengvorm van dialect en standaardtaal (zoals in grote delen van Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant). Soms wordt door taalkundigen beweerd dat de Nederlandse standaardtaal door Vlamingen als een zondags pak aangevoeld wordt, waardoor ze die taal alleen in situaties spreken die het gebruik van de standaardtaal vereisen. Maar dat is een te makkelijke verklaring. In de jaren zestig van de 20ste eeuw heerste namelijk wel de overtuiging dat de Nederlandse standaardtaal als algemene omgangstaal aan de bevolking geleerd moest worden. Maar het streven naar een egalitaire maatschappij in het laatste kwart van de 20ste eeuw maakte een eind aan dat ideaal, waardoor de verspreiding van het Nederlands als omgangstaal tot stilstand kwam. Natuurlijk bestond ook elders in Europa datzelfde streven naar een egalitaire maatschappij, maar die beweging kwam er op een moment dat de standaardtaal al in brede lagen van de bevolking - in het ene land al meer dan in het andere - de echte omgangstaal geworden was. Dat leidde tot de informalisering van de standaardtaal. In Nederland zie je dat heel duidelijk. De algemene omgangstaal is nu in veel landen een informele variant van de aanvankelijk strakke
standaardtaal.
In Vlaanderen komt daar nog eens het verschijnsel bovenop dat het Frans lange tijd de standaardtaal was van heel België en de elitetaal van de leidende klassen (adel, hogere clerus, hogere burgerij) in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Al te makkelijk wordt vandaag aangenomen dat Vlaanderen helemaal vernederlandst is. Maar te weinig wordt beseft dat er naast een Nederlandstalige Vlaamse elite nog steeds een Franstalige Vlaamse elite bestaat, bij de adel en de hogere burgerij, bij industriëlen en bij de kopstukken onder de financiële, economische en politieke machthebbers, die elkaar in hun eigen clubs en elitaire verenigingen regelmatig ontmoeten. Terwijl de Nederlandstalige Vlaamse elite er niet in slaagt om zelfbewust het Nederlands in een verheven vorm als groepstaal te gebruiken - op recepties van Vlaamse culturele verenigingen of van politieke partijen hoor je niets anders dan tussentaal - blijft de Franstalige elite heel bewust afstand houden van het Nederlands en blijft ze op het Nederlands neerkijken precies omdat dat Nederlands in Vlaanderen niet de functie van elitetaal heeft. Zolang de Nederlandstalige Vlaamse elite niet zelfbewust een gecultiveerde vorm van het Nederlands als groepstaal gaat hanteren, zal de Franstalige elite steeds weer nieuwe leden aantrekken en zullen Vlamingen met die elite collaboreren om macht of aanzien te verwerven. Een mooi voorbeeld: toen oud-astronaut Dirk Frimout in de adelstand verheven werd, veranderde hij de Vlaamse voornaam van zijn vrouw Godelieve in de Franse voornaam Laurence.
Op een bijeenkomst van Vlaamse neerlandici beweerde een Vlaamse taalkundige in 2007 dat de Vlamingen de Nederlandse standaardtaal niet als algemene omgangstaal willen gebruiken omdat ze die te veel als elitaire taal beschouwen. Die bewering is bijna een contradictio in terminis, want een elitaire taal heeft in een maatschappij steeds een aanzuigende werking op kringen die de elite willen imiteren of zich erbij willen aansluiten. Dat principe werkt vandaag misschien minder nadrukkelijk dan in tijden waarin elitarisme nog geen vies woord was, maar het Nederlands stond vandaag in Vlaanderen als algemene omgangstaal ongetwijfeld al veel verder als het ook de elitetaal geworden was van de leidende standen. Het Nederlands mag vandaag dan de officiële taal zijn van Vlaanderen, een van de officiële talen van België, de onderwijstaal van Vlaanderen, de taal van de Vlaamse administratie en noem maar op, het heeft nog steeds niet de status van elitetaal bereikt. Pas als het Nederlands in Vlaanderen die elitaire status bereikt, maakt dat Nederlands kans om als omgangstaal in bredere lagen van de bevolking verspreid te raken dan vandaag het geval is.
Dit artikel verscheen eerder al in Kort Manifest, jg. 26 (2008), nr. 165, pp. 6-7.