vervolging. Het werd hem niet in dank afgenomen. Er kwam een klacht, waarover nadien niets meer vernomen werd. Marijnissen zei: ik zou het zo niet gezegd hebben, ik heb het ook niet meegemaakt, Huub Oosterhuis wel, en als hij dat zo ervaren heeft, mag hij dat zo zeggen. Op 21 september hield Oosterhuis een toespraak bij de herdenking van de overleden Jan van Kilsdonk. Zijn bewerking van psalm 76 werd gezongen, een bewerking die aan zijn leermeester opgedragen is, maar als godsweg ook op hemzelf zeer toepasselijk:
werd een stem uit het vuur:
‘Leer elkaar te bevrijden’.
Ik schiep een weg van woorden
die te verstaan en te doen zijn:
brood en recht voor de armen
voor de dorstenden water.
Ik sprak ze in alle talen,
Ze staan aan de hemel geschreven:
Vriendschap ontferming en trouw.
Ik denk dat ze kunnen. Ik wacht.
Ik ben gaan wonen bij mensen
in schemerlicht en verwarring.
Ik wou een kleine-mensen-god zijn.
Liefde sterk als de dood.
In zijn kantoor aan de Keizersgracht 96 stelden we de jarige Oosterhuis enkele vragen over verleden en toekomstig werk. Enkele maanden eerder, in september, was de afspraak gemaakt: toen was hij in het Leuvense zingend en luisterend ontvangen.
Uw taal heeft weerklank gevonden over de confessies heen. Mensen waarderen dat ze in uw teksten en liederen niet in een bepaald denktraject of dogma vastgespijkerd worden, dat ze in de gelaagdheid ervan kunnen ademen. Hoe hangen taal, ervaring en openbaring voor u samen?
Taal is openbaring. Bijbels gesproken is er geen andere openbaring dan in taal. Het gaat in de Bijbel om de openbaring van de Naam. Wij hebben alleen maar een stem gehoord, niets gezien, geen beelden van weet ik wat. Die stem die een Naam formuleert.
De Bijbel is geen fundamentalistisch boek. Het is een beweging. Je moet die geschriften verder denken en herschrijven, zo hebben de auteurs van de bibliotheek die we Bijbel noemen het ook gedaan. Het is een levend boek.
Anders dan in het westerse religieuze denken, anders dan de juridische en dogmatische taal spreekt de Bijbel in beelden en gelijkenissen. Hij is onverbiddelijk in het vasthouden aan ‘niets gezien’, alleen een stem. God als stem. Taal is er om die stem te laten weerklinken. Daar - in de taal is God, zou je kunnen zeggen - wonen zijn woorden. Niet moorden, niet stelen, heb elkander lief, doe recht. In die woorden is ons de geest van God, zijn hart en ziel meegedeeld, gegeven. In woorden is hij aanwezig in deze wereld. In die woorden werkt hij op ons in, vormt hij ons geweten. Het Bijbelse verhaal situeert de geest van God in de taal, in onverwoestbare, evidente woorden: heb liefde tot je naaste, die is als jij, even goed en even slecht. Die lichtwoorden roepen bij iedereen en altijd onmiddellijke herkenning op. De schepping van de mens naar Gods beeld en gelijkenis betekent dat die naar God toe open is, open voor die woorden en die stem. Religie kan niet zonder taal. De kern is het ethisch appèl. Doe recht. Voor mij is liturgie de manier bij uitstek om die stem tot klinken te brengen, door te geven en samen te laten delen. Zo kunnen die woorden bij mensen komen, geschiedenis maken, opwekken. Mensen kunnen veranderen, zich bijstellen.
Hoe belangrijk was het concilie voor dit gebeuren-in-taal? Met uw poëtische woordkracht bent u in ons cultuurgebied immers een erg belangrijke deelnemer, toen en nu.
Dat het concilie ervoor koos de liturgie te vernieuwen in de volkstaal, was een evidentie en een breuk. Voor velen werd eindelijk afgestapt van een obscure mysterietaal, het Latijn, dat zich leende tot een bijna heidense religiositeit, en overgestapt naar de eigen taal waarin het ethisch appèl iedereen kon aanspreken.
Ik ben altijd diep geroerd geweest door een woord van Ignatius van Loyola dat als een leefregel gegeven werd: om hen, bij wie zij wonen beter van dienst te kunnen zijn, moeten allen de taal aanleren van het land waar zij verblijven. Dat is een revolutie. In de zestiende eeuw was niemand in Rome geneigd de taal aan te leren van de landen waar ze kwamen. Heersers gingen vooral op rooftocht. Ignatius heeft een perspectief geformuleerd, dat misschien toch ook in de liturgische vernieuwing doorgewerkt heeft. Ik heb me altijd in dat woord herkend.
U en degenen die uw liedteksten op muziek zetten, geven velen adem en troost. Waar vindt u adem en troost?
Niet alleen in de Bijbel heb ik adem en troost gevonden, maar evenzeer in het in de gemeente dragen van de stem die ons gegeven is, en in het samen delen van alle talenten die daarbij nodig zijn. Dat is tenslotte de structuur van ons bestaan: het betrokken zijn op elkaar. Voor mij is Levinas het verst gekomen in de beschrijving ervan. Hij heeft de evidentie aangedurfd dat het bestaan niet begint bij het ik, zoals bij Descartes (ik denk, dus ik ben), maar vanuit de ander. Hij confronteert mij met het feit dat ik niet zonder meer als innerlijkheid kan bestaan, in en voor mezelf, maar alleen in betrekking tot de andere mens. Jij die mij ik maakt. De toewijding aan de ander staat centraal.