| |
| |
| |
Recensies
Voetbaltaal
Arno Kantelberg, Voetbaltaal - Van aanspeelpunt tot zwabberbal, tweede, herziene editie, Prometheus, Amsterdam, 2008, 172 pp., ISBN 978 90 446 1231 8. Prijs: € 9,95.
Vorig jaar recenseerde ik voor dit tijdschrift het Groot Voetbalwoordenboek van de Nederlandse taal, samengesteld door Kees van der Waerden (zie Neerlandia-Nederlands van Nu 2007, nr. 3, pp. 48-49). Naar aanleiding van de eindronde van het EK voetbal in Zwitserland en Oostenrijk is nu een geactualiseerde editie verschenen van een ander voetballexicon: Voetbaltaal - Van aanspeelpunt tot zwabberbal van Arno Kantelberg. Vergeleken met het Groot Voetbalwoordenboek is Voetbaltaal relatief bescheiden van opzet: het telt ongeveer duizend ingangen, dat zijn er een heleboel minder dan de vierduizend en zoveel lemma's van het Groot Voetbalwoordenboek.
Door die beperking blijft er in Voetbaltaal echter veel ruimte over voor encyclopedische informatie en anekdotiek, en dat is zonder meer een pluspunt. Zo leren we dat Jan Mulder de bedenker is van de omschrijving ambtenarenvoetbal voor een risicoloze en saaie speelstijl, dat Dick Nanninga het prototype was van het breekijzer in de spits (‘robuuste, nietsontziende spits’), dat Jan van Beveren de beste lijnkeeper (‘doelman die op zijn sterkst is als hij in actie dient te komen op de doellijn’) was die Nederland ooit heeft gekend, en dat, een theorie die we voor rekening van de auteur laten, vooral Duitse spelers bedreven zijn in de kunst van het matennaaien (‘een speler van de tegenpartij een gele of rode kaart aansmeren’). Samen met de mild ironische schrijfstijl (wat dacht u van de definitie van professor als ‘Speler die zijn schoolopleiding - doet er niet toe welke - heeft afgemaakt’?), maken die vele weetjes Voetbaltaal tot een boek waarin het voor de gemiddelde voetbal- en taalliefhebber aangenaam grasduinen is.
Als lexicografisch naslagwerk is het boek minder geschikt. Voetbaltaal is een vrij willekeurige verzameling van leuke, nieuwe of anderszins interessante woorden uit de taal van de voetballerij, veeleer dan een echt woordenboek (wat het overigens, in tegenstelling tot het Groot Voetbalwoordenboek, ook niet pretendeert te zijn). Naar woordlabels is het bijvoorbeeld vruchteloos zoeken: als een woord verouderd is, of Vlaams, of overgenomen uit een vreemde taal, dan moet dat gewoon blijken uit de omschrijving. Geregeld ontbreken ook relevante kruisverwijzingen: onder het lemma libero wordt bijvoorbeeld wel verwezen naar synoniemen als laatste man en sweeper, maar andersom vinden we in het lemma laatste man geen verwijzing naar libero. Sommige lemma's bevatten accurate etymologische informatie, in andere ontbreekt die (een voorbeeld: bij kerstboomsysteem, een benaming voor een 4-3-2-1-opstelling, wordt wel vermeld dat Co Adriaanse die term introduceerde in het Nederlands, maar niet dat het een leenvertaling is van de in het Engels al decennialang gebruikelijke term Christmas tree formation).
Laat ons ten slotte nog even ingaan op de behandeling van woorden uit de Vlaamse voetbaltaal. Zoals al blijkt uit de bovenstaande weetjes, is ook dit lexicon in de eerste plaats gericht op de beschrijving van de voetbaltaal in Nederland. De Vlaamse inbreng blijft grotendeels beperkt tot enkele woorden die vanuit het bovenregionale Belgische Nederlands (zouden) zijn overgewaaid naar het Nederlandse gebruik (zoals alterneren voor ‘wisselen van positie’ en heenwedstrijd, dat overigens onnauwkeurig verklaard wordt als ‘uitwedstrijd’). Net als in het Groot Voetbalwoordenboek ontbreken allerlei modewoorden uit de taal van de voetbalverslaggeving in Vlaanderen, zoals champagnevoetbal (in Vlaanderen het meest gangbare alternatief voor wat in Nederland galavoetbal heet), eerredder ‘doelpunt dat de eer redt’, tribunespeler ‘speler die vooral op persoonlijk succes gebrand is’, vliegenvanger ‘onbetrouwbare doelman’, het Vlaamse equivalent voor het enkel in Nederland gangbare perenplukker, enzovoort. Op een voetballexicon dat ook aan zulke woorden een plaatsje gunt, blijft het voorlopig wachten.
Timothy Colleman
| |
| |
| |
België, waarheen?
België, waarheen? - Christen Democratische Verkenningen. Kwartaaltijdschrift van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Jaargang 29. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2008, 196 pp., ISSN 016709155. Prijs: € 18,50.
De gespannen relatie tussen Vlamingen en Franstaligen vormt het thema van het lentenummer van Christen Democratische Verkenningen (CDV), dat medio april werd gepresenteerd aan Luc Carbonez, ambassadeur van België. De redactie van CDV wijdde een speciaal nummer aan de samenlevingsproblematiek in België en haar consequenties. België, waarheen? biedt een blik op de toekomst van de Belgisch-Nederlandse verhoudingen in de nieuwe Europese context, gezien vanuit christendemocratisch perspectief met als leidend beginsel de subsidiariteit.
België staat thans op een tweesprong; gaat België naar een verdere decentralisatie of naar een nieuw verband? België blijkt voor de meeste Nederlanders een blinde vlek te zijn, maar hoe dan ook, de verdergaande opdeling van België zal gevolgen voor ons land hebben, zo stelt redacteur Paul van Velthoven van CDV in zijn voorwoord.
In samenwerking met de studiedienst van de Vlaamse christendemocraten heeft de redactie van CDV de politieke realiteit in België verkend en gekeken naar de mogelijkheden die kunnen leiden tot verbeterde samenwerking tussen beide landen. Het nummer heeft een informerend gedeelte dat de Belgische communautaire problematiek beschrijft. De inzet van deze problematiek is lang niet meer alleen van taalkundige aard.
In het opiniërende gedeelte laten de Vlaamse en Waalse visie zich horen. Ook komt de verhouding tussen Vlaanderen en Nederland aan de orde en wordt beschreven hoe de Benelux zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Of België uitgroeit tot een confederatie, of er alsnog nieuwe overkoepelende vormen van samenwerking tussen de beide gemeenschappen ontstaan, is onzeker. Terwijl de Nederlandse media de Amerikaanse verkiezingen nauwlettend volgen, kijkt Nederland in stilte toe hoe onze zuiderburen worstelen met formatierondes en staatshervorming. Deze verstilling staat haaks op de lange geschiedenis van die laghe landen bi der see, als eigendom van vreemde vorsten, als groeiend taal- en cultuurgebied doorsneden door de vrede van Munster, als natuurstaten en taalgenoten, als Beneluxpartners, als Deltagebied van Europa (p. 176). Nederland zal hoe dan ook in zijn relatie tot België met een nieuwe realiteit moeten leren omgaan. Niet eerder is dit vraagstuk in een Nederlandse publicatie zo uitvoerig belicht als in dit nummer, waaraan enkele prominente vertegenwoordigers van de Vlaamse christendemocratie hun medewerking hebben verleend, zoals Isabelle Dupré, hoofd van de studiedienst van de CD&V, professor dr. Jan De Groof, regeringscommissaris bij de Universiteit Antwerpen en dr. Leo Klinkers, Nederlands bestuurskundige en kenner van de ingewikkelde Belgische verhoudingen. Zij stellen onder meer dat het gebrek aan enthousiasme voor verder politiekgerichte samenwerking in Beneluxverband mede komt omdat Den Haag zich tussen twee vuren bevindt. Het Nederlandse kabinet geeft aan de staatkundige Belgische realiteit prioriteit boven die van Vlaanderen. Nederland kan volgens hen wel degelijk als eerste stap de samenwerking met Vlaanderen versterken, bijvoorbeeld door een culturele unie met Vlaanderen aan te gaan, zoals ook het kamerlid Jan Schinkelshoek in dit lentenummer voorstelt.
Redactionele bijdragen werden geleverd door onder anderen de Vlaamse politicoloog Wilfried Dewachter, hoogleraar Nederlandse taalkunde Ludo Beheydt, Vlaams ministerpresident Kris Peeters en oud-CDA-senator Andries Postma. Er zijn interviews afgenomen met onder anderen prof. dr. Wim Couwenberg, de Nederlands-Limburgse gouverneur Léon Frissen en Steve Stevaert, oud-minister van de Vlaamse Regering. Boekbesprekingen werden verzorgd door onder anderen Els Ruijsendaal, hoofdredacteur van Neerlandia.
Pauline Beernink
| |
Brussel en de Vlaamse Rand
Petra Gunst, Brussel en de Vlaamse Rand. Een verhaal van migraties en grenzen. Woord vooraf van T. Troch, gedeputeerde. Met een fotokatern van Michiel Hendryckx. Peeters, Leuven, 2008, 157 pp., ISBN 978 90 429 2123 8. Prijs: € 20,00.
In het boek Brussel en de Vlaamse Rand vertelt historica Petra Gunst, die verbonden is aan het ADVN, het verhaal van de migraties en van de dynamische begrenzingen, die typisch zijn voor het huidige Brussel en voor de Vlaamse Rand eromheen. Zij doet dat in een zeer overzichtelijke synthese, met vele samenvattende kaarten en duidende foto's. Het visuele is nog nadrukkelijker aanwezig dankzij een fotokatern van Michiel Hendryckx. De fotograaf stelt de vraag van Petra Gunst op een andere wijze: Brussel en de Vlaamse Rand, van waar komen jullie, welke toekomst hebben jullie?
| |
| |
Zeer sereen belicht de auteur hoe Brussel na 1830 op weg is gegaan van stad naar grootstedelijkheid. Zij onderscheidt twee langdurige en tegengestelde migratiebewegingen. Toen Brussel de hoofdstad werd van een nieuw en centralistisch koninkrijk, werd het meteen een trekpleister voor welgestelden, administrateurs van de staat, van bedrijven, van banken. Er waren ambtenaren nodig en dienstboden. Daarenboven zorgde het liberale klimaat voor immigranten uit minder liberale buurstaten, vooral uit Frankrijk. Langs de kanaalzones ten zuidwesten van Brussel (richting Halle) en ten noordoosten van Brussel (richting Vilvoorde) onderging het landbouwgebied in Vlaams-Brabantse dorpen een industriële gelaatscorrectie. Brussel, Halle, Vilvoorde ... een latere kwestie bij de bron. Het zeer overwegend Nederlandstalige Brussel uit de 18de eeuw verfranste stilaan van bovenaf, goedschiks of kwaadschiks. Economisch ontij in het agrarische ommeland versterkte de vestiging in Brussel vanuit de Vlaamse Rand. Wat het land niet meer gaf, zou de stad geven: een beter leven.
Brussel groeide zo uit tot een geheel van 19 gemeenten met een Vlaamse Rand eromheen, die door Franstaligen gemakkelijk la périphérie bruxelloise genoemd wordt, door Vlamingen de Vlaamse Rand.
Een tweede grote migratiegolf begon in de 20ste eeuw. Op zoek naar groen en naar meer wooncomfort trokken vele welgestelde inwoners uit Brussel weg naar de groene randgemeenten. Het leidde tot nieuwe wijken. De dorpsoverheid faciliteerde de binnenkomers van een nieuwe, betere klasse vaak. Ook in de rand nam de verfransende druk toe. Intussen ontstond Europa als groeiende entiteit. Brussel werd naast een binnenlands centrum een belangrijk internationaal en Europees kerngebied. Het bracht een vloedgolf van kantoren mee en van nieuwe werknemers, meestal niet onvermogend. Het versterkte de leegloop van Brussel en de aantrekkingskracht van de Vlaamse Rand. De leegloopbeweging werd echter gecompenseerd door een toevloed aan ‘gastarbeiders’, zoals de immigranten in de jaren '60 genoemd werden. Brussel werd een multiculturele stad. Op 1 januari 2007 telde men in Brussel 756.828 Belgen, waarvan 146.790 tijdens de voorbije tien jaren de nieuwe nationaliteit verworven hadden en 274.387 ‘vreemdelingen’. Het zijn geen beangstigende, maar wel sprekende cijfers.
Petra Gunst stelt vast dat de 19 Vlaamse randgemeenten rond Brussel (tegen de 400.000 inwoners), ondanks deze migratiegolven die het homogeen Nederlandstalige karakter van de streek onder druk zetten, ondergebracht bleven in de homogeen Nederlandstalige deelstaat Vlaanderen, die de bevoegdheid heeft over de Vlaamse Rand en er werk van maakt. Dat het nabije Brusselse arbeidsterrein officieel tweetalig is en zelfs meertalig, en wat verderop Wallonië Franstalig is, maakt het voor immigranten minder vanzelfsprekend zich aan te passen aan de taal van de streek. Andere sociale tendensen verscherpen dat nog. Toch ziet de auteur ook enkele ontwikkelingen die op een kentering in de ontnederlandsing wijzen, zoals de lichte stijging van de groep anderstaligen in het Nederlandstalige onderwijs.
Wordt het ooit wat tussen het Brussels hoofdstedelijk gewest (dat zich uitstrekt over 19 Brusselse gemeenten) en Vlaanderen (ook bevoegd voor de Nederlandstalige gemeenschap in het hoofdstedelijk gewest)? Op weg naar goed nabuurschap ziet de auteur wel mogelijkheden, zoals de ingezette structurele samenwerking tussen de arbeidsbemiddelingsbureaus van beide overheden om de werkloosheid in Brussel in te dijken door tewerkstelling in de Vlaamse Rand, die ‘handen’ te kort heeft. Ook verwijst Petra Gunst naar de recente oprichting van de taalgemengde Eurometropool Rijsel-Kortrijk- Doornik. Bij haar gaat het dus duidelijk om samenwerkingsstrategieën, die ‘de hoofdstad en haar ommeland misschien meer mogelijkheden bieden dan een bestuurlijke uitbreiding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die politiek moeilijk haalbaar lijkt’. (blz. 129)
Marc Cels
| |
Religieus erfgoed in de Lage Landen
Mieke van Zanten, Religieus erfgoed uit kerken en kloosters in de Lage Landen. Geïllustreerd lexicon van Nederlandse en Vlaamse termen. Walburg Pers, Zutphen, 2008, 311 pp., ISBN 978 90 5730 522 1. Prijs: € 34,95
Dr. Mieke van Zanten is kunsthistorica. Ze heeft net een fraai vormgegeven lijst met begrippen uit het christelijk religieus erfgoed uitgegeven. In haar inleiding noemt ze haar werk eucomenisch (oecumenisch?). Haar lexicon, dat met medewerking van Nederlandse en Vlaamse instanties ontstond, telt negenhonderd duidelijke kleurenfoto's, die de herkenbaarheid van de uitgelegde termen makkelijker maken. Zo kan de lezer zich bij de begrippen wat voorstellen. Hier volgt een proevertje.
Ablutievat: klein vaatwerk, meestal van glas en zonder voet, voor de vingerwassing met water na de communieuitreiking buiten de mis. Staat op het altaar maar behoort niet tot de vasa non sacra. Ablutiekelk en ablutiebeker hebben dezelfde functie, maar zijn anders van vorm. Zie vasa non sacra.
De andere objecten in deze omschrijving staan ook in het alfabetisch lexicon. De ablutiekelk is te zien.
Baculus: zilveren staafje, al dan niet met verdikt uiteinde en voorzien van een kruisje. Gebruikt voor het toedienen van de ziekenzalving bij besmettelijk zieken. Soms bevestigd aan het deksel van het chrismatorium.
| |
| |
Ook hier twee afbeeldingen. Bij chrismatorium staat onder meer oudere term voor oliedoos, het woord dat nu gebruikt wordt voor de nieuwe exemplaren. In Vlaanderen, staat er, wordt de term tot op heden gebruikt. RT oliedoos. De afkorting RT staat voor related term, ‘een gerelateerde term’, NT voor narrower term, een specifiekere term, USE voor ‘gebruik de voorkeursterm’. De bijdrage van dit Engels is voor de lezer onduidelijk. Bij belangrijke begrippen werden alle varianten gegroepeerd. Zo vindt de lezer bij altaar meer dan twintig types omschreven. Bij prent loopt het op tot dertig.
Porstok: de porstok was het attribuut van de ‘stokman’ waarmee hij dommelende of oneerbiedig handelende kerkgangers een por gaf om ze bij de les te houden. Volgens een kerkarchief: ‘Hij let voornamelijk op alle onstichtelijkheid of oneerbiedigheid, welke hetzij of omtrent de kerk plaats heeft, en waardoor de goede afloop der godsdienstoefening zou verhinderd worden. Wanneer het noodig is iemand in dat geval te vermanen, dan handele hij op een zachte en verstandige wijze.’ RT ceremonariusstaf; ceremoniestaf (Vlaamse term); suissestaf.
Deze stafvormen vindt de lezer niet alfabetisch gerangschikt bij de C, wel bij staf. De suissestaf staat ook bij de S.
De auteur heeft geprobeerd te achterhalen of een term en een voorwerp algemeen-Nederlands gebruikt werd, of alleen in een deelgebied, Nederland of Vlaanderen. Het zal wel tot vragen leiden. Zo lees ik bij priesterhoed dat die niet meer in gebruik is in Nederland. Museaal erfgoed dus, passend in dit lexicon, zodat volgende generaties het nog kunnen herkennen. In Vlaanderen is dat niet anders, waarom dan de beperking tot Nederland? (Er staat namelijk geen VL naast.)
Deze beschouwingen in cursief nemen niet weg dat de tien voorwerpen die in dit werk aan wierook gerelateerd worden, voor het bewieroken van de maker van dit lexicon opgesteld mogen worden. Dr. Mieke van Zanten verdient het stevig bewierookt te worden. Zij heeft ons een aan te raden naslagwerk gegeven, waarin woord en beeld over voorwerpen die, over alle gezindten heen, tot de christelijke traditie behoren, voortreffelijk samengaan.
Marc Cels
|
|