Hoe ziet u de meertaligheid en de gelijkheidseis op Europees niveau functioneren?
Gedurende het hele proces van verdieping en uitbreiding van de Europese Unie sinds 1957 is het principe van de veeltaligheid van de Europese instellingen altijd overeind gebleven, weliswaar soms na hevige politieke strijd. Niet toevallig waren het dan altijd de ‘grote’ lidstaten die op taalgebied een en ander ter discussie wilden stellen, zogenaamd om redenen van efficiëntie of kostenbesparing. Ze stelden daarbij natuurlijk nooit hun eigen taalrechten ter discussie. In de eerste en enige Europese taalverordening (1958) worden de officiële EU-talen opgesomd, waaronder het Nederlands. Verder wordt bepaald dat alle Europese wetten in al deze talen opgesteld worden, dat het Publicatieblad van de Europese Unie in elk van deze talen verschijnt en dat de mensen het recht hebben zich schriftelijk in de door hen gekozen officiële taal tot de Europese instellingen te wenden en in deze taal een antwoord te krijgen.
Voor de verdere concrete vormgeving van het taalgebruik wordt elke Europese instelling gemachtigd om de concrete toepassing van het veeltaligheidsprincipe zelf te regelen in het eigen interne werkreglement. De Europese Commissie werkt intern in het Engels, Frans en Duits. In de Raad wordt alleen in alle talen gewerkt als de ministers van de lidstaten vergaderen. Het Europees Parlement kiest nog altijd voor het meest vergaande veeltaligheidsstelsel. Elk parlementslid mag in de officiële vergaderingen actief en passief en zowel mondeling als schriftelijk zijn taal gebruiken. Alle stukken zijn in beginsel ook in alle talen beschikbaar. Om de kosten binnen de perken te houden, is wel besloten om bijvoorbeeld bij vertolking te werken met brugtalen en om een aantal zaken zuiniger te organiseren, onder meer door het limiteren van de lengte van bepaalde te vertalen teksten. In ons Europese jargon heet dit ‘beheerste veeltaligheid’. Sinds de toetreding tot de EU van de landen uit Oost- en Centraal-Europa in 2004 voert in de parlementaire wandelgangen in bilaterale en informele contacten echter vooral het Engels de boventoon.
In welke mate heb ik als Nederlandstalige burger toegang tot alle noodzakelijke inlichtingsbronnen die te maken hebben met de besluitvorming op Europees niveau?
De Europese Unie heeft de afgelopen tientallen jaren steeds meer bevoegdheden gekregen en maakt hoe langer hoe meer wetten die de mensen rechtstreeks aanbelangen en raken. Een transparante manier van werken is daarom van groot belang. Alle officiële documenten zijn in alle officiële talen beschikbaar. Burgers kunnen zich in hun eigen taal tot de Europese instellingen richten en er ook in dezelfde taal een antwoord van ontvangen. De websteks van de instellingen zijn nog niet allemaal en niet volledig in de verschillende taalversies beschikbaar. Dit blijft een punt waar ik regelmatig de aandacht op vestig.
In welke mate word ik thans door Europese besluitvorming als Nederlandstalige consument beschermd in verband met de taal van de etikettering en van de gebruiksaanwijzing van producten?
Voor voeding, cosmetica, medicijnen is die bescherming er. Informatie moet beschikbaar zijn in een voor de consument begrijpelijke taal. De lidstaten hebben het recht de verplichting op te leggen dat de wettelijk verplicht te verstrekken informatie aan de consument wordt gegeven in de taal van de streek waar men het product koopt. Ik ben er nog altijd trots op dit voor levensmiddelen veilig te hebben kunnen stellen. In mijn rapport inzake veiligheid van speelgoed hoop ik dit ook door te kunnen drukken.
In hoeverre wegen de politieke formaties op het beleid meer of minder dan de regeringen?
Taalbeleid valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Wel waakt de Europese Unie over de meertaligheid in de werking van de EU-instellingen en heeft de Unie een ondersteunende rol in het bevorderen van talenkennis. Sinds enkele jaren heeft de Unie zelfs een Europese Commissaris voor Meertaligheid. De basisregels van het talenregime, inzonderheid die welke de gelijke behandeling van de talen betreffen, kunnen alleen gewijzigd worden wanneer alle 27 lidstaten daar unaniem mee instemmen. Elke lidstaat beschikt dus over een vetorecht. Zoals hierboven al is aangegeven, vult elke Europese instelling zelf in hoe zij het veeltaligheidsprincipe concreet toepast. Hier is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor bijvoorbeeld de politieke fracties in het Europees Parlement, die samen het huisreglement vormgeven.
Wie zijn daarbij voor u de meest constante bondgenoten geweest (mensen, partijen of groepen, landen ...)? Welke bondgenoten verwacht u in de toekomst en waarom?
Vooral de mensen van kleine en middelgrote lidstaten hebben er alle belang bij dat het talenregime zoals het nu is, overeind blijft. Wie éénmaal toegeeft aan de druk om het aantal talen te beperken, dreigt in de toekomst zelf het slachtoffer te worden van zijn houding. Door de opkomst van het Engels als lingua franca vinden we nu ook meer en meer medestanders bij afgevaardigden van ‘grote’ landen, die er ook minder dan vroeger zeker van zijn dat hun taal als werktaal overeind blijft. Gelukkig heb ik als Europarlementslid in mijn strijd voor het Nederlands altijd kunnen rekenen op het cultureel-maatschappelijke middenveld.
Welke groepen en argumenten baren u met het oog op het respect voor culturele diversiteit en taaldiversiteit de meeste zorgen en waarom?
Die groepen en argumenten, die het talenregime ter discussie willen stellen, dat spreekt voor zich. Natuurlijk