lantine ([lj] / [j]) en voor coup ([ku] / [kup]) aanvaardt hij beide realisaties en hij heeft dus niet gezien dat er hier een duidelijke tegenstelling was tussen Noord en Zuid. Eigenaardig genoeg maakt hij voor caissière slechts gewag van de uitspraak met [ε], die in het Noorden niet vaak voorkomt, en hetzelfde overkomt hem bij papier-maché, waar hij ook slechts de Belgische uitspraak [je.] vermeldt.
De onzekerheid in de uitspraak van de besproken Franse woorden blijkt niet alleen uit de verschillende meningen van de woordenboeken, maar ook uit het feit dat vooral de Nederlandse informanten soms aarzelen tussen de twee realisaties: bij cachet, carnet en sujet was er maar een lichte voorkeur voor een van de twee uitspraakmogelijkheden of ze kwamen zelfs ongeveer even vaak voor.
Opvallend is dat de meeste Nederlandse informanten de Franse woorden, althans de onderzochte klanken, op z'n Frans uitspraken, terwijl de Vlaamse informanten die vernederlandsten. Je zou eigenlijk, wegens de nog altijd grote Franse invloed in Vlaanderen, het tegengestelde verwachten. De enige tegenvoorbeelden zijn brillantine, caissière, caoutchouc en papier-maché, waar het Zuiden wél voor een Franse uitspraak kiest. Misschien is er ook nog een andere verklaring. Door de taalcontact- en zelfs taalconflictsituatie ‘zetten’ Vlamingen zich ‘af’ tegen Franse kenmerken die in het Nederlands doorsijpelen. Als het om duidelijk herkenbare Franse uitspraakkenmerken gaat, worden die in Vlaanderen makkelijk weggewerkt, terwijl minder makkelijk herkenbare (Belgisch-)Franse invloed blijft doorwerken zonder dat Vlamingen het in de gaten hebben, zoals in structuur met [y] i.p.v. [Λ], fictie met [i] i.p.v. [i] en sociaal met [ɔ] i.p.v. [o].