Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 112
(2008)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Onderwijs
| |
[pagina 37]
| |
dere lokale tussentaal. Mijn eigenlijke moedertaal verschilt nogal wat van de standaardtaal, zeker qua uitspraak, maar qua woordenschat en zinsbouw heel wat minder.
Een fundamentele fout nu die vaak werd en wordt gemaakt, is de standaardtaal en de eigenlijke moedertaal tegenover elkaar plaatsen en niet naast elkaar. Of nog erger: de ene - de eigenlijke, de meest eigene - als minderwaardig voorstellen en afwijzen in plaats van ze te bewonderen en te genieten van haar charme en rijkdom naast de charme en rijkdom van de standaardtaal.
Het dialect is iets van de eigen (kleine) groep, iets van mijn stad of dorp. In het onderwijs moet het dan ook niet worden ‘verstopt’ of ‘verstikt’, integendeel, er kan mee worden gespeeld en spelen maakt gelukkig. Het kan worden gepresenteerd als een compleet en rijk taalsysteem met zijn eigen charme en creativiteit. Tegelijkertijd moet gewezen worden op zijn beperkte bereik: ruimtelijk, sociaal en intellectueel. Kom ik buiten mijn streek, dan word ik er een ‘vreemde’ mee, iemand die er niet bij hoort. In sommige omstandigheden en kringen word ik er niet mee aanvaard. Ik sluit er ook anderen mee uit die het niet beheersen. Het kan mij geen toegang verschaffen tot de wereld van de wetenschap en Cultuur met grote C.
De standaardtaal en de eigenlijke moedertaal naast elkaar plaatsen leidt onder meer tot de constatering dat ze heel dicht bij elkaar liggen en in de meeste gevallen hetzelfde zijn: een stoel heet overal stoel, een brug is overal brug. Die constatering kan ons verlossen van de zogenaamde negatieve reflex: het is vertrouwd en dus waarschijnlijk verkeerd ...
Aandacht besteden aan de verschillen kan ook heel prettig zijn. Wie kent beeldende uitdrukkingen in de standaardtaal, de dialecten, andere talen voor ‘beter iets hebben dan niets’? Ook allochtone leerlingen kunnen hierin op hetzelfde niveau meespelen door uitdrukkingen uit hun eigenlijke moedertaal te vertalen. Wie kent andere woorden voor vlinder, wie voor schommel? Wat zeggen de mensen bij ons soms ook in plaats van groter dan of groter als, voor ik vraag mij af of hij zal komen? Het spel maakt meteen ook duidelijk hoe nodig de standaardtaal is: woorden en constructies die door iedereen in het hele taalgebied begrepen worden én aanvaard.
Dat ‘taalspel’ kunnen spelen vergt echter veel van de leraren. Die moeten openstaan voor variatie in taal, vertrouwd zijn met verschillende registers en zelf de standaardtaal zo goed beheersen dat zij die vloeiend en met charme kunnen hanteren. Dat veronderstelt uiteraard dat zij die ook veel gebruiken in hun leven buiten de school, want anders klinkt ze veelal stroef en onnatuurlijk. In elke ontwikkelde maatschappij tref je trouwens mensen aan bij wie de standaardtaal en de eigenlijke moedertaal in hoge mate samenvallen en het is een beetje normaal dat nogal wat leraren daartoe behoren.
Goed moedertaalonderwijs kan ook bijdragen aan het geluk, doordat het (de woorden voor) ervaringen aanreikt die de emotionele horizon verruimen. Zo wijst Alain de Botton er in De architectuur van het Geluk op dat het vaak ‘boeken, gedichten en schilderijen [zijn] die ons het zelfvertrouwen geven om gevoelens serieus te nemen die we anders nooit zouden hebben onderkend’.
Waardevolle gedichten, romans en essays kunnen de smaak verfijnen, de gevoeligheid en het vermogen om te nuanceren versterken, wat van onschatbare waarde is voor later. Het is daarbij belangrijk alternatieven aan te bieden voor het banale en vulgaire waarmee de jonge mensen zo veel worden geconfronteerd.
Met zorg gekozen teksten die eerlijk worden besproken niet door maar met een leraar die niets opdringt maar zelf bezield is, verrijken de persoonlijkheid en het taalvermogen. Dat geldt uiteraard ook voor literatuur in andere talen, maar het zal maar zelden zo diep kunnen doorwerken als in de eigen taal.
En nog iets: als jonge mensen gedichten uit het hoofd moeten leren, wat blijkbaar amper nog gebeurt, wordt niet alleen hun geheugen geoefend maar ook een schat meegegeven waaraan zij ook en vooral later vreugde kunnen beleven. Dat kunnen veel volwassenen getuigen die het geluk hebben gehad dat te moeten doen.
Goed moedertaalonderwijs kan bijdragen aan het geluk. Het vergt echter een grote inzet en competentie van de leraar. Die moet taalvaardig en belezen zijn, een tekst tot leven kunnen brengen en dat alles naast de andere kwaliteiten waarover onderwijsmensen moeten beschikken.
Gelukkig zijn in mijn taal. Misschien op de volgende ouderavond toch ook eens naar de leraar Nederlands gaan, voor het geluk van de leerling. |
|