| |
| |
| |
Kroniek-kort
Antillen en Aruba ook bij Taalunie
Het is in redelijke stilte gebeurd, maar het is wél belangrijk nieuws! In 2006 kwam van de Antilliaanse minister van Onderwijs en Cultuur een verzoek om het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie ook op de Nederlandse Antillen van toepassing te verklaren. Aangezien de staatkundige structuur van het Koninkrijk der Nederlanden in 2008 zal veranderen, werd besloten om voorlopig praktisch samen te werken. Op 13 december 2007 tekende de minister van Onderwijs en Cultuur Nederlandse Antillen, mevrouw Omayra Leeflang, een Raamovereenkomst die eerder al was ondertekend door de Taalunie in de persoon van minister Ronald Plasterk. In deze overeenkomst zijn de mogelijke onderwerpen voor samenwerking aangegeven.
Op de Nederlandse Antillen en Aruba is het Nederlands een van de officiële talen. Deze twee landen in het Caraïbisch gebied vormen samen met Nederland het Koninkrijk der Nederlanden. Op basis van de Raamovereenkomst wordt nu in overleg een werkprogramma 2008-2012 worden opgesteld. ‘De Samenwerking die uit dit Raamwerk voortvloeit, geeft uitdrukking aan het feit dat Nederlands niet uitsluitend de taal is van Nederlanders, Vlamingen en Surinamers, maar ook een van de officiële talen van de inwoners van de Nederlandse Antillen’, zo staat in artikel twee genoteerd. Een van de consequenties is dat de Woordenlijst Nederlandse Taal wordt verrijkt ‘met woorden die specifiek zijn voor het Nederlands zoals dat op de Nederlandse Antillen wordt gehanteerd’. In Neerlandia zal hier nog meer aandacht aan worden besteed. (ER)
| |
Minister Anciaux Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau
Op 15 januari ontving de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Bert Anciaux de hoogste ridderlijke onderscheiding in de orde van Oranje-Nassau uit de handen van Frans Timmermans, de Nederlandse staatssecretaris van Europese Zaken.
Op luimige wijze verwelkomde de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Vlaams-Nederlandse huis deBuren de aanwezigen. Naar aanleiding van de herkomst van namen als Onkelinx voor de Franstalige beleidsdame en Anciaux voor de Vlaamse minster, verwees hij naar de identiteitskwestie. Hij benadrukte de voorbije inspanningen van minister Anciaux om deBuren een passende locatie en een goed pakket doelstellingen te geven.
Staatssecretaris Timmermans hield zich aan de amicale toon en legde een verband tussen beider levensloop, studierichting en politiek profiel: de verdediging van individuele vrijheden en gemeenschapswaarden. Hij typeerde Anciauxs beleid met de zin: meer cultuur voor meer mensen. Na de verwijzing naar de geschiedenis van de Vlaamse emancipatie en de beklemtoning van de eigen cultuur, waarbij de relatie met de noorderburen meteen gegeven was, motiveerde hij de onderscheiding voor Anciaux. Hij wees op de buitengewone inzet bij het bevorderen van de culturele betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland. De gemeenschappelijke realisatie van het Nederlands-Vlaams huis deBuren was van die inzet het tastbaarste bewijs.
Minister Anciaux ontving het lint en het ereteken met groot genoegen. In zijn dankwoord herinnerde hij aan zijn herkomst, een groot Vlaams nest, waarin de belangstelling voor Nederland vanzelfsprekend was, waarin het gevoel van een gezamenlijke gschiedenis en van een gezamenlijke toekomst bestond. Hij dankte zijn ouders en stelde dat zijn vader, Vic Anciaux, het lint eerder verdiend had dan hij. Hij vermeldde enkele belangrijke politici als zijn mentoren: Van Haegendoren, Coppieters, Schiltz, Kuijpers. ‘De Vlaamse gemeenschap is volwassen geworden. Wij hebben de mogelijkheid om te handelen en te beslissen. Nu moeten we bewijzen dat onze eigenheid ingebed kan worden in de internationale verhoudingen en in de erkenning van de diversiteit naar binnen.’ Hij bepleitte een open samenleving en interculturaliteit, en kwam op voor een sterk verband met Nederland en Wallonië, met wederzijds respect als motor. De oude droom van een Groot-Nederlandse staat noemde hij vandaag de dag even achterhaald als het staatsmodel zelf. Hij sprak de hoop uit deze gedachten nooit te beschamen en dankte in het bijzonder de staatssecretaris en de ambassadeur van Nederland in België. (MC)
| |
Walter Luyten (1934-2008)
In Geel & zwart van de driekleur (redactie M. Van Haegendoren) typeert Walter Luyten een flamingante studentengeneratie op weg naar de jaren '60: Piet Custers, Jos en Mik Babylon, Wilfried Martens, Jan Ryckeboer, Luc Delanghe, Jan Hardeman, Willy Driessen, Lode Verhaegen, Leo Lagrou. Hijzelf behoort als geschiedenisstudent tot die generatie. Zo staat hij ook in de memoires van Wilfried Martens, overigens met nog een tijdgenoot, Piet Jongbloet, van wie Martens zegt dat hij in Nederlandse richting keek. Vijftig jaar geleden waren ze voerden actie tegen de talentelling in België, vanwege vorige vervalsingen en scheeftrekkin-
| |
| |
gen onder druk. Ze voerden actie tegen het overwicht van het Frans op de wereldtentoonstelling van 1958. Ze waren actief in de groeiende federalistische stroming. Het was een rijke grond voor het ANV. Walter Luyten koppelt een vraag en verzuchting aan het namenlijstje: ‘Waren wij de eersten van een nieuwe generatie of de laatsten van een vorige? Wat hebben wij Vlaanderen groot gedroomd!’
In de grafrede typeerde Bart De Wever, voorzitter van de Nieuw-Vlaamse Alliantie, het politieke denken van de overleden oud-senator van de Volksunie: ‘Net als de droom om samen met Nederland en Frans-Vlaanderen opnieuw één stronk te worden, was ook het inter-nationalisme een leidraad in het politieke leven van Walter. Inter-nationalisme, met een verbindingsstreep tussen inter en nationalisme, want aan modieus en inhoudsloos kosmopolitisme had hij lak.’ Walter Luyten stond aan de zijde van de volkeren, niet aan de zijde van de staten. Met onder meer Willy Kuijpers was hij een gangmaker van een Europa der volkeren. Beiden werden in de nadagen van het Francoregime in 1975 door de Guardia Civil in Spaans-Baskenland opgepakt en uit het land gezet. Na een campagne voor de Baskische scholen in Frans-Baskenland ontving hij post van president Mitterrand. Toen de Sovjettanks het Litouwse parlement in 1991 bedreigden, na de onafhankelijkheidsverklaring van Litouwen, was het Luyten die het parlement in Vilnius toesprak. Europa zweeg nog even. In 2006, Luyten was toen al ziek, werd hij voor zijn moed door de Litouwse president onderscheiden. In eigen land was hij een politieke rebel, geen tacticus. Hij kwam op voor een onafhankelijk en pluralistisch Vlaanderen. Met hem verloren we op 27 januari een durver, een consequent idealist, een agitator in de edele zin van het woord, iemand met een uitzonderlijk groot hart voor de Lage Landen. (MC)
| |
Van het taalfront
Vervaldatum op voedingswaren
Het woord ‘vervaldatum’ slaat niet op de vervaldatum van de Vlamingen in de Belgische regering. Het slaat op de vervaldatum op voedingswaren. Het Nederlands is niet meer toonaangevend in de voedingsindustrie. Nederland is niet meer het land van melk en honing, we moeten oppassen geen ‘Gouda’ uit Frankrijk te consumeren. Veel bedrijven zijn in handen gekomen van multinationals uit Frankrijk en Zwitserland. Om te voorkomen dat het leven van de Vlamingen in gevaar komt - omdat op voedingswaren alleen nog maar staat: ‘à consommer jusqu'au’ zonder duidelijke weergave van de uiterste verkoopdatum - werd op 14 juli 1991 een wet uitgevaardigd. De door de toenmalige minister van Justitie ondertekende wet betrof ‘de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, de bescherming van de gezondheid van de verbruikers van de voedingsmiddelen.’ De vermeldingen moesten minstens zijn gesteld in de taal of de talen van het gebied waar de producten op de markt worden gebracht.
Diverse producten werden
uit de schappen gehaald na klachten van consumenten; het was namelijk niet te zien of de voeding bedorven kon zijn. Het Vlaams Komitee Brussel (VKB) heeft er een gewoonte van gemaakt niet alleen te vragen om vermelding van de minimaal voorgeschreven aanduidingen, maar ook om zaken bespreekbaar te maken. In een grote supermarkt in Anderlecht en Woluwe stond op de vleeswaren ‘engagement van bij de oorsprong’. Het VKB wees erop dat dit een letterlijke vertaling was van ‘engagement dès l'origine.’ Nu staat er ‘herkomst gewaarborgd’. Een ander voorbeeld is het gebruik van de term ‘nutritiële waarde’, inmiddels veranderd in ‘voedingswaarde’. Moeilijker is het met de term ‘fijne terrines’. In een grote voedingszaak in Antwerpen kan ‘volledige voeding voor katten’ worden gekocht, met vetgedrukt ‘au poulet et aux legumes’ en mager ‘met kip en groenten’. Om duidelijk te maken dat de aangekondigde staatshervorming misschien een mager beestje wordt? (Huig Bunk)
| |
Tentoonstelling over Mechelse kunstschilder
‘Dichter bij Jan de Smedt’
Dertig jaar geleden werd het internationale genootschap ‘Vrienden van Jan de Smedt’ opgericht, een genootschap dat tot doel heeft het werk van Jan de Smedt, een Mechelse kunstschilder en beeldhouwer (1905-1954), meer bekendheid te geven en de studie over zijn werk te bevorderen. Het genootschap werd achtereenvolgens door Flor baron Peeters, Karel Jonckheere, Anton van Wilderode en Ward Ruyslinck voorgezeten en telt 100 binnenlandse en 25 buitenlandse leden uit 13 landen.
| |
| |
Het bijzonder actieve genootschap heeft diverse overzichtstentoonstellingen van het werk van De Smedt verzorgd: in As (1987), Doornik (1997), Eindhoven (1990), Gaasbeek (1986), Luik (1980), Mechelen (1979, 1997, 2005), Meise (2001) en Verviers (1996/7). Inmiddels zijn zo'n 25 plaquettes verschenen, waarin telkens een deelaspect van het oeuvre werd belicht. In 1982 werd een film aan de kunstenaar gewijd. De laatste decennia verschenen gebundelde referaten van een internationaal symposium, Jan de Smedt na een kwarteeuw (1979), verscheidene wetenschappelijke bijdragen en honderden artikelen in encyclopedieën, naslagwerken, kranten en tijdschriften in binnen- en buitenland.
Drie jaar geleden werd onder grote belangstelling de honderdste geboortedag van de kunstenaar gevierd in de vorm van een academische zitting in het stadhuis van Mechelen. Toen werd ook het bronzen beeld Jeannine op het Jan de Smedtplein in Mechelen onthuld en de retrospectieve tentoonstelling in het Museum Hof van Busleyden geopend. Een catalogus van de schilderijen en beeldhouwwerken van uitgeverij Lannoo-Racine werd in beide landstalen gepubliceerd en door Philippe Roberts-Jones ingeleid. Twaalf buitenlandse ambassadeurs vergezelden aartshertog Rudolph van Oostenrijk in het Paleis van Karel van Lotharingen bij de presentatie van het boek.
Het oeuvre van Jan de Smedt heeft menig schrijver geïnspireerd. Zo hebben Jozef L. de Belder, Paul Caso, Bert Decorte, Jan d'Haese, Franz Hellens, Marcel Hennart, Karel Jonckheere, Stéphane Rey, Ward Ruyslinck, Georges Sion, Fernand Verhesen zijn werk belicht. Ook diverse vooraanstaande dichters lieten zich door het werk van Jan de Smedt inspireren. In Museum Moffarts in Lummen is er van 20 april tot 8 juni een tentoonstelling met een dertigtal schilderijen, beelden, tekeningen van Jan de Smedt met gedichten van Vlaamse dichters. Het is het jongste initiatief van het genootschap Vrienden van Jan de Smedt, dat inmiddels een twaalfde postume tentoonstelling aan de kunstenaar wijdt. Naar aanleiding hiervan verscheen ook de catalogus Dichter bij Jan de Smedt, samengesteld en ingeleid door Patrick Lateur, voorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde.
Aan de Kunstacademie van zijn geboortestad Mechelen kreeg Jan de Smedt met succes zijn opleiding bij de beeldhouwers Henri Van Perck (1869-1951) en Theo Blickx (1875-1963). Aan de Kunstacademie van Brussel behaalde hij de hoogste onderscheidingen bij Vincent Rousseau en Égide Rombaux, beiden beroemde beeldhouwers. Wars van de excessen van het expressionisme en van alle uitingen van de avant-garde ging Jan de Smedt vanaf het begin zijn eigen weg, vol eerbied voor de gedegen traditie. Zijn oeuvre is doordrongen van ernst en respect voor het schildersvak. Via zijn gevoelige en psychologische portretten laat hij zijn innerlijke getormenteerde leefwereld zien. Toch blijft zijn kunst beheerst.
De catalogus telt 56 pagina's en is verkrijgbaar in het Museum Moffarts of op aanvraag.
De tentoonstelling in Museum Moffarts in Lummen (12 km ten noordwesten van Hasselt) is te bezoeken op zonen feestdagen van 14.00 tot 17.00 uur. Overige dagen op afspraak via telefoonnummer 0(032)13-338036 en/of per e-mail info@stichting-demoffarts.be. (PB)
| |
Kaas verstript
De Nederlandse tekenaar Dick Matena heeft de roman Kaas van Willem Elsschot verstript. Eerder bewerkte hij De Avonden van Gerard Reve tot een stripverhaal. Verstripping is niet nieuw, maar, zoals in Taallink 118 wordt opgemerkt, het woord heeft het woordenboek nog niet gehaald. Dick Matena heeft onder meer de volgende tekenalbums uitgegeven: C. Joh. Kieviet, Dik Trom; Chris van Abkoude, Pietje Bell en Kruimeltje; Gerard Reve, De avonden; Charles Dickens, Chrustmas Carol; Robert van Gulik, Rechter Tie (bewerking); Jan Wolkers, Kort Amerikaans (3 dln.). Werk van Matena kreeg de Stripschapprijs en is in meer dan dertien talen vertaald. ‘Matena heeft in z'n eentje een heel nieuw medium uitgevonden’, vindt Joost Veerkamp. (ER)
| |
| |
| |
‘Maak Engels derde officiële taal in Brussel’
Brussels minister van Mobiliteit Pascal Smet (SP.A) pleit ervoor om het Engels als derde officiële taal in te voeren in Brussel. Het Engels hoort volgens Smet bij het internationale imago dat Brussel zich wil aanmeten. Het Engels krijgt volgens Smet dan niet hetzelfde statuut als het Nederlands en het Frans, maar het moet een communicatietaal van de overheid worden. Het Engels hoort volgens de minister bij het internationale imago dat Brussel zich wil aanmeten. Uit verschillende studies bleek al dat almaar meer mensen in Brussel Engels spreken.
© FM Brussel 13-02-08
| |
Hollandse sporen in Antwerpen
Bij Toerisme Antwerpen en in het Centraal Station kan men een wandelgids kopen getiteld Hollandse sporen in Antwerpen. De gids (€ 3,50) is geproduceerd in samenwerking met het Consulaat Generaal der Nederlanden. U loopt van de Antwerpse Handjes tot de Meir, waar op 26 oktober 1830 de scheiding bevochten werd. Een boeiende tegenhanger van die alleraardigste, al weer oudere gids van onze eigen Hugo Rau, toen adjunct-directeur in de Brakke Grond in Amsterdam: Langs Vlaamse wegen - Amsterdam. De Brakke Grond biedt nog steeds begeleide Vlaamse wandelingen aan.
| |
Belg eerste ambassadeur van Europa
De Belgische diplomaat Koen Vervaeke wordt de eerste volwaardige ambassadeur van de Europese Unie en de Europese Raad. Tot nu toe waren hoge ambtenaren vertegenwoordigers van de Europese Commissie. De ambassadeurspost is gevestigd in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba, bij het secretariaat van de Afrikaanse Unie. Vervaeke leidt sinds vier jaar de Afrikadienst bij Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Raad.
| |
Uitgeefster Manteau, een legende die blijft
In 1911 ziet Angèle Manteau het levenslicht in Dinant als dochter van een Rijselse textielfabrikant. Ze is een kind van de liberaal-vrijzinnige bourgeoisie en leert er gewoonweg kiezen voor keurig, dialectvrij Frans. Net als pater Pire, de man van de Vredeseilanden, maakt ze als kleuter in Dinant mee hoe Duitse legereenheden een massaslachting aanrichten en de stad gedeeltelijk verwoesten. Na haar middelbare school studeert ze scheikunde aan de Université Libre de Bruxelles, de door vrijmetselaars opgerichte Franstalige universiteit, die onwetendheid en geloof met echte ongecensureerde wetenschap uit de wereld moet helpen. Het is de grote tijd van de verzuiling. In een gesprek met Margot Vanderstraeten zegt ze over die studententijd: Ik vind mooie zinnen aanstekelijk. Ik kan er helemaal enthousiast van worden. Toen ik in 1928 als Frans-Waals au-pairmeisje bij de familie van Jan Greshoff in hun herenhuis in de Brusselse Reyerslaan introk, was ik niet alleen mateloos geboeid door de hele Nederlandse literatuur die over de vloer kwam - Adriaan Roland Holst, Eddy du Perron, Menno ter Braak, Simon Vestdijk, Arthur van Schendel, Jan Slauerhoff ... - maar ook door het indrukwekkende woordgebruik van Jan Greshoff zelf. Terugdenkend aan de nuances in de titulatuur en in het algemeen taaleigen besluit ze: Ik had de kriebel van de Nederlandstalige letterkunde te pakken. Ze herinnert zich ook hoe weinig dat Nederlandse wereldje, dat zich in Brussel gevestigd had, zich bezighield met wat er in Vlaanderen gebeurde. In 1936 huwt ze met François Closset, taalkundige en vrijmetselaar, die onder meer in Dinant leraar Germaanse Talen geweest was en later hoogleraar werd. Ze kreeg een eerste baan bij de Nederlandse uitgever A.A.M. Stols, werd nadien importeur van Nederlandse boeken en richtte in 1938 een uitgeverij op, die nu, zeventig jaar later, nog als fonds bestaat.
Angèle Manteau kon al schertsend zeggen dat zij alle letterkundigen, op de generatie van Gezelle en Multatuli na, gekend heeft. Met zeer velen heeft zij ook gecorrespondeerd. Naast het katholiek-flamingante literaire leven heeft ze een andere Nederlandstalige literatuur uit Vlaanderen bekend gemaakt. Ze vermeed de valkuil van de ideologische verzuiling, zodat ze over de grenzen van links en rechts, gelovig en ongelovig nieuw talent kon aantrekken, zoals Boon, Brouwers, Claus, Daisne, Decorte, Geeraerts, Lampo, Ruyslinck, Snoek, Vandeloo ... en bekend talent kon uitgeven: het verzameld werk van Vermeylen, Teirlinck, de verzamelde gedichten van Van de Woestijne. Ze vulde haar fonds aan met vertaald werk van befaamde auteurs als Sagan en Malaparte.
Manteau volgde de beste kwaliteitstraditie van de Nederlandse uitgeverij en leek daardoor een gevaar te worden voor de alleenheerschappij van de uitgeverswereld boven de rivieren. In 1991 verklaarde ze in een interview met Karin Strobbe: Ik meende na de Tweede Wereldoorlog dat heel Nederland stond te wachten op de Vlaamse auteurs die ik ontdekt had. Dat was helemaal niet waar. In Nederland werd gevreesd dat een te sterke Vlaamse uitgeverij ook een te sterke concurrent zou worden, niet alleen op de Vlaamse, maar ook op de Nederlandse markt. (...) In Europa zullen we de boot missen, vrees ik, indien we niet tot een degelijke samenwerking kunnen komen.
Bij het overlijden van deze grote en energieke dame (‘on fonce!’), die zo fors haar plaats ingenomen heeft in een blijkbaar overbemand beroep, komen controversen weer even bovendrijven, die de publieke herkenning voor het geleverde werk en onze dank niet minder groot maken.
| |
| |
| |
Amsterdam is 200 jaar hoofdstad
Koningin Wilhelmina vierde het nog: op 20 april 1808 was het immers 100 jaar geleden dat het stadhuis op de Dam - voor veel Amsterdammers nog steeds het stadhuis overigens - koninklijk paleis werd. Hoe dat kon gebeuren en hoe het kon gebeuren dat Amsterdam dat even vergeten was, daarvoor moeten we even teruggaan in de geschiedenis.
In 1806 werd Lodewijk Napoleon op bevel van zijn broer Napoleon geïnstalleerd als koning van Holland, in Den Haag. In zijn eerste toespraak zei de koning al dat Amsterdam de hoofdstad zou moeten worden, en in 1808 voerde hij dit besluit van hem en zijn broer ook uit.
Amsterdam werd zo het bestuurscentrum van het land. Qua economische macht en cultuur was dat onbetwist een juiste keuze: Amsterdam was de belangrijkste stad van het land. Maar ruimte voor een landelijke regering was er niet. Men moet niet vergeten dat de van oorsprong dam-dijkstad op schaars droog land was gebouwd en ministeries als die nu uit Den Haag kwamen, moesten maar lege panden zien te vinden.
Lodewijk Napoleon, liever schrijver dan koning, werd de eerste koning in (en niet van) de noordelijke Nederlanden, ‘konijn van Olland’, zoals hij conform de eigen uitspraak van die functie werd genoemd. Daarvoor had raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck het veld moeten ruimen. De weerzin tegen Lodewijk verdween al snel toen bleek dat het nieuwe staatshoofd zich als leider van Holland ging opstellen en Hollands belangen diende, daar zelfs conflicten met zijn broer voor over had. In 1806 doopte hij de nationae bibliotheek om tot Koninklijke Bibliotheek. Er kwam een Algemeen Rijksarchief en een Koninklijk Instituut van Wetenschappen.
Toen het kruitschip in Leiden ontploft was (1807), bekommerde de koning zich om de slachtoffers; evenzo bij de overstroming in de Betuwe (1809). Ook leerde hij Nederlands en werd zo meer en meer de koning van het volk.
Zijn zelfstandige opvatting van het koningschap werd niet gewaardeerd door zijn broer en omdat gevonden werd dat hij de Franse zaken verwaarloosde, besloot hij uiteindelijk op 4 juli 1810 officieel af te treden. Hij werd vervangen door gouverneur-generaal Charles-François Lebrun, waardoor het land in feite onderdeel werd van het Franse keizerrijk.
Toen Willem Frederik van Oranje in Scheveningen aankwam en in 1813 als koning werd ingehuldigd, koos ook hij voor Amsterdam als hoofdstad. En dat is zo gebleven, conform de vastlegging daarvan in de grondwet van 1814.
Het Huis van Oranje heeft die periode doen verbleken in onze collectieve herinnering, maar koning Willem I, zelf eveneens een vooruitziend vorst, heeft wel van deze inzet van Lodewijk Napoleon kunnen profiteren.
Amsterdam is nu even vergeten dit feit en daarmee de geschiedenis van het Paleis op de Dam te gedenken. Het Parool schreef op 19 april: ‘Morgen had een feestdag voor de Amsterdammers kunnen zijn.’ Overigens is pas in 1983 formeel in de Grondwet opgenomen dat Amsterdam de hoofdstad van het land is. De stad had dus ook nog kunnen vieren dat zij 25 jaar officieel hoofdstad van het land is. Maar ook daar heeft men niet tijdig aan gedacht. En nu de voetbalclub Ajax niet floreert, heeft Amsterdam wel wat anders aan het hoofd dan onze ‘konijn van Olland’ herdenken. Gelukkig zijn degenen die in 2000 nog het prachtige stuk over deze Conijn van Olland van de toneelgroep Orkater hebben gezien, dat was een vorm van herdenking. (ER)
Anoniem, Het Keizerlijk en Koninklijk Paleis (aan de Place Napoléon, zoals de Dam was omgedoopt). Gemeentearchief Amsterdam
|
|