een kort verhaal werd gepubliceerd, en naar aanleiding waarvan ik het werk van vele nieuwe Nederlandstalige schrijvers leerde kennen. Bij deze jongste lichting vond ik - het is natuurlijk alweer een veralgemening met kanttekeningen - veel Vlaamse bijdragen beter dan veel Nederlandse. Aangezien Said over het algemeen een andere mening was toegedaan, hebben wij in onze inleiding netjes geschreven dat deze discussie voer voor critici is, niet voor schrijvers. Daar sta ik overigens nog steeds achter. Dat Said over het algemeen een voorkeur had voor Nederlandse verhalen en ik voor de Vlaamse, duidt er al op dat de hele discussie rond voorkeuren en smaken draait. Toch vond ik het interessant dat het in de bundel gepubliceerde verhaal van Jeroen Theunissen ons het meest verdeelde. Said verwoordde zijn ergernis als: ‘Het is alsof hij zijn hoofdpersonage niet serieus neemt’, en die cynische benadering vond ik net het amusante aan Theunissens verhaal.
Laat ik hier nogmaals, zelfs met het risico dat het irritant begint te worden, benadrukken dat ik met mijn uitspraken over mijn Vlaamse generatiegenoten niet in se het tegenovergestelde beweer over jonge Nederlandse auteurs. Ik hou bijvoorbeeld veel van de boeken van Esther Gerritsen en van die van Ilja Leonard Pfeijffer, en geef grif toe dat ik het werk van veel schrijvende Nederlanders niet genoeg ken om er oordelen over te vellen. Bovendien mag het voor mijn part gerust van de daken geschreeuwd worden dat wij in Vlaanderen geen Arnon Grunberg hebben, die qua kwaliteit, invloed, aanzien, verkoop en productie zo met kop en schouders boven de anderen uitsteekt, dat je haast niet kunt geloven dat hij pas in 1971 werd geboren.
Ook heeft Nederland een streepje voor als het gaat om goede, jonge schrijvers met een allochtone achtergrond. Het heeft in Vlaanderen veel langer geduurd eer er een Mustafa Kör en een Rachida Lamrabet werden uitgegeven, maar die tijd is dan toch aangebroken.
De eigengereidheid is, dunkt mij, inderdaad een eigenschap van vele jonge Vlaamse auteurs, maar maakt het ook moeilijk hen als een groep te zien, laat staan hen als dusdanig te becommentariëren. Nooit zal onze generatie Vlaamse auteurs samen afgebeeld worden op een mooi schilderij als Lezing door Emile Verhaeren van Théo van Rysselberghe, waarop Verhaeren dramatisch voorleest uit eigen werk aan een gezelschap van Belgische en Franse kunstbroeders, die, zo vind ik althans, nu ook niet allemaal even enthousiast naar hem luisteren. Jammer, misschien, dat zo'n schilderij er nooit kan komen, maar wel goed dat daartegenover staat dat originaliteit, verrassingen en veelzijdigheid ons binden.
Bij recensenten is vooral de bereidheid belangrijk om een werk goed te vinden. En als die bereidheid om Vlaamse auteurs goed te vinden in Nederland - al dan niet dankzij ons - groter is en blijft dan vroeger, dan juich ik dat toe. (Vooral als de resultaten van een onderzoek dat het vorige
Annelies Verbeke (foto Stefan Van Fleteren).
jaar is gevoerd, kloppen: de Nederlander in de straat zou niet minder interesse voor Vlaamse cultuur hebben dan vroeger.) Wellicht kleeft er onbedoeld een paternalistisch bijsmaakje aan die bereidheid en, zoals Bultinck het in zijn artikel verwoordt, ‘verraadt de Vlaamse aandacht voor de Nederlandse goedkeuring een postkoloniaal gevoel’. Rob Schouten zal zijn komische uitspraak ‘dat het net hun contact met de extraverte Nederlandse cultuur en uitgeverswereld is die de Vlaamse renaissance heeft ingeluid’, wel genuanceerder hebben bedoeld. Dat onze blikken tegenwoordig over de landsgrenzen reiken, is geen Nederlandse verdienste en geldt bovendien ook voor de jongste Nederlandse auteurs, zo bleek onder andere uit de bijdragen aan
25 onder de 35. Wij zijn kinderen van onze tijd. Wij reizen veel. Wij lezen veel in het Engels, veel vertaalde literatuur en de buitenlandpagina's in kranten.
In denk dat er reden is tot optimisme in schrijvend Vlaanderen. Dat hoeft niet af te hangen van Nederlandse appreciatie en hoeft evenmin ten koste te gaan van Nederlandse auteurs. Toch zou het mooi zijn die appreciatie voor de Vlamingen ook naar de literaire prijzen vertaald te zien, want daar lijkt - ondanks de nominaties - toch nog sprake van enige terughoudendheid. Een Vlaming die een grote literaire prijs wint, zou bovendien voor wat afleiding kunnen zorgen wanneer de ene Nederlandse schrijver niet aan dezelfde tafel als de andere wil eten.