De ochtend
Bart Caron, voorzitter van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie, opende ten overstaan van een volle zaal (100 aanwezigen) de Taaluniedebatdag. Als West-Vlaming, vlak bij de grens geboren, heeft het Frans van meet af aan deel uitgemaakt van zijn leven. De meertaligheid kent in België een natuurlijke aanwezigheid en daarmee ook het bewustzijn dat de eigen culturele identiteit nauw met de taal verbonden is. Vanuit de strijd die de Vlamingen voor dit mensenrecht hebben moeten voeren, doet het wel pijn, bekent de IPC-voorzitter, te moeten meemaken dat de Nederlandse minister-president bij de opening van het academische jaar een toespraak in het Engels houdt. Ik kan, zo besloot Caron, een debat als dit alleen maar toejuichen.
Maria van der Aalsvoort, voorzitter van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, haalde uit het Taalpeil van 2005 nog eens de antwoorden naar voren uit de vragen van meetbureau Trendbox naar de verwachtingen ten aanzien van de houdbaarheidsdatum van het Nederlands: 80% van de Europese Nederlandssprekenden meende toen dat het Nederlands de eerstkomende 50 jaar niet zou verdwijnen. In Suriname verwachtte eenderde van de respondenten dat tegen die tijd het Engels de voertaal zou zijn. Het is een wat ontmoedigend begin, zo'n vraag: hoe lang denk je nog met onze taal toe te kunnen? Halen we de vijftig jaar nog wel? Gezien de gemiddelde leeftijd die wij bereiken, gaat het voor het merendeel van de bevolking dus om een al dan niet verwachten dat de taal verdwijnt binnen de eigen levenstermijn: geboren worden in het Nederlands, sterven in het Engels. Het is, zo verwoord en gemeten, geen neutrale vraag. En onze overheid in dezen was de vragensteller, mogen we aannemen.
Gelukkig zette Van der Aalsvoort vervolgens het Nederlands ook weer neer in wisselwerking met en te midden van andere talen en kenschetste zij meertaligheid als nastrevenswaardig doel.
Onder leiding van Martine Tanghe vonden drie rondetafelgesprekken plaats, over Engels in onderwijs en wetenschap, in het bedrijfsleven, en in het leven van alledag. Wat daaruit kwam, was het bekende gegeven dat het Engels het Nederlands en het Frans uit het bedrijfsleven verdrongen heeft - en dat zeker de leidinggevenden van het bedrijfsleven hun aangeleerde vaktaal maar wat graag meenemen in het publieke domein. En verder dat het onderwijs geen heldere visie naar voren brengt over de werkelijke noodzaak het taalbeleid zo nietsontziend toe te spitsen op het Engels of over de netelige kwestie van de meertaligheid. Op de dringende vraag van Martine Tanghe waarom men besluit tot Engelstalig onderwijs, klinkt een wat bleek argument vanuit de schoolleidersmonden: de druk van de ouders, die willen graag een
Tafelgesprek met Martine Tanghe, met links Bram Holzapfel (dir. Publicis), Anne Provoost (schrijfster), en rechts Lone Leth Larsen (dir. Deens Cultureel Instituut), Jan Hautekiet (programmamaker, nethoofd).