Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 111
(2007)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdHet Nederlands in DuitslandDat er inmiddels meer studenten Nederlands in Duitsland zijn dan studenten Duits in Nederland is een cliché aan het worden. Minder bekend is dat de meeste Duitse leerlingen of studenten Nederlands in Noordrijn-Westfalen wonen, een aan Nederland grenzende deelstaat die dichter bevolkt is dan Nederland en Vlaanderen en die tegelijk een belangrijke handelspartner is van de Nederlandstalige gebieden. [...] Volgens de statistieken van het schooljaar 2005-2006 wordt het Nederlands als regulier schoolvak aan 16.603 leerlingen onderwezen op 167 scholen voor voortgezet onderwijs. [...] Het Nederlands is als volledig studievak in Noordrijn-Westfalen te vinden op de universiteiten van Münster, Keulen en Duisburg-Essen. [...] We kunnen in totaal uitgaan van ruim zevenhonderd studenten die zich in Noordrijn-Westfalen intensief bezighouden met de Nederlandse taal, literatuur en/of cultuur. [...] Wat is nu de motivatie van al die leerlingen en studenten om Nederlands te leren? Steeds meer jongeren zijn van plan om in het buurland te studeren en grijpen de kans die de grensregio hen biedt. Nu ook in Duitsland studiegeld gevraagd wordt en de toelatingseisen hoog zijn, lijkt het buurland een optie voor velen. In 2006 waren er ruim tienduizend Duitse studenten in Nederland. Meertaligheid blijkt bovendien steeds duidelijker een troef voor de arbeidsmarkt. [...] Anderen studeren dan weer Nederlands om prozaïscher redenen: Frans vinden ze te moeilijk en Nederlands lijkt zo makkelijk. [...] Studenten hebben in toenemende mate zelf lessen Nederlands gehad op school. Zij vinden de taal dan net zo gewoon als Frans of Spaans. Of ze ontdekken het buurland als studieobject en willen later zelf vormgeven aan de groeiende grensoverschrijdende samenwerking. Uiteindelijk is er nog het onvermijdelijke positieve beeld dat Duitsland nog steeds huldigt van Nederland. Vlaanderen daarentegen is vrij onbekend. (uit: Veronika Wenzel, ‘Het Nederlands in Noordrijn-Westfalen’. In: Ons Erfdeel, jg. 50 (2007), nr. 3, p. 191-193) | |
Jan Stroop, voorstander van uniforme uitspraakNaarmate de diversiteit van de bevolking, wat herkomst en moedertaal betreft, toeneemt, stijgt het belang van een min of meer uniforme omgangstaal. Om elkaar te begrijpen moet je elkaar immers eerst kunnen verstaan. Maar juist toen die uniforme uitspraak, dat wil zeggen ABN, meer dan ooit nodig was, kreeg het steeds minder aandacht en verloor het aan prestige. Het werd nog erger. De verlichte geesten die in het laatste kwart van de twintigste eeuw het schoolvak Nederlands om zeep geholpen heb- | |
[pagina 49]
| |
ben (let op de actuele klachten over de gevolgen daarvan!), schrapten het beetje spreekonderwijs dat er nog was. Jonge docenten weten misschien nog wel wat ABN is, ze zullen het nog herkennen, maar het spreken ervan is er niet meer bij. Nog in 1995 verkondigden de hervormers ‘dat de leerkracht zoveel mogelijk taalvariëteiten in de klas moest toelaten om de spreekangst en onzekerheid te verminderen’, in het boek Nederlands in de basisvorming van H.M. Bonset e.a. Toegegeven, spreekangst kom je bij jongeren nog maar zelden tegen, alleen je verstaat ze niet meer. (uit: Jan Stroop, ‘Het ABN: onmisbare spreeknorm en “decoder” - Uniforme uitspraak als redmiddel van de communicatie’. In: Onze Taal, jg. 76 (2007), nr. 10, p. 264-266) | |
Marc van Oostendorp, tegenstander van uniforme uitspraakHet sterkste argument vóór meer aandacht voor de standaarduitspraak in het onderwijs Nederlands noemt Stroop vreemd genoeg niet. Het komt voort uit Van Haeringens redenering. We weten dat er mensen zijn die zich storen aan andermans zachte g of al te duidelijk uitgesproken slot-n. Het ‘onmeedogende oor’ luistert nog in veel gesprekken mee, en er zijn nog altijd strenge luisteraars die menen dat hun onrecht wordt gedaan als iemand op een andere manier spreekt dan zij het op school geleerd hebben. Als iemand die zo kritisch is op andermans uitspraak voor belangrijke keuzes gesteld wordt, bijvoorbeeld omdat hij met een blind date een levenspartner zoekt, of een geschikte kandidaat voor een functie in zijn bedrijf, zou hij zich weleens bewust of onbewust door dit soort ergernissen kunnen laten leiden. Dus is het voor de kandidaat-levenspartner of een kandidaat-werknemer beter om te weten hoe het hoort, en zou een school zijn leerlingen moeten leren om op zijn minst de mogelijkheid te hebben ‘correct’ te spreken. Ook op dit punt is onze betrouwbare kennis overigens jammer genoeg onvolledig. De Nijmeegse taalkundige Renée van Bezooijen heeft aangetoond dat sprekers van het Nederlands verschil horen tussen ABN en andere vormen van Nederlands, en dat ze het ABN doorgaans mooier vinden, ook als ze het zelf niet spreken. We weten alleen niet wat voor conclusies die sprekers in de praktijk trekken uit dat esthetische oordeel. Onderzoek van de socioloog Gerbert Kraaykamp van de Radboud Universiteit Nijmegen wijst dan weer uit dat dialectsprekers het moeilijker hebben op de arbeidsmarkt dan mensen die van huis uit Standaardnederlands spreken. Maar dat onderzoek gaat expliciet over het gebruik van dialect, en niet over Nederlands met een accentje. Er zou eens iemand moeten onderzoeken hoeveel nadeel je in je loopbaan hebt van een Gooise r of een zachte g. (uit: Marc van Oostendorp, ‘Voor het meedogende oor - Uniforme uitspraak is onhaalbaar en onwenselijk’. In: Onze Taal, jg. 76 (2007), nr. 10, p. 267-269) | |
De taal in e-mailsHelemaal hoorndol word ik van het gebruik van Engelse woorden in e-mails. ‘Ik zal je er deze week nog over feedbacken.’ Dat is geen grap. Het stond effectief in een e-mail. ‘Ik feedback, jij feedbackt ...’, zoiets? Moet alles in het Engels? In attach is gewoon in de bijlage. Checken betekent nakijken en forwarden is doorsturen. ‘Fout’ communiceren begint in een professionele relatie erg vroeg. Het is immers zover gekomen dat 99 procent van de sollicitanten via e-mail zijn cv doorstuurt. Met alle gevolgen vandien. De body van de e-mail, die zou moeten dienen als begeleidingsbrief, blijft leeg of vermeldt een bericht in deze zin: ‘Beste, mijn cv in bijlage.’ Trouwens, in bijlage, in bijlage ... Wanneer gaan we nu eindelijk eens allemaal weten dat het niet ‘in bijlage’ maar ‘als bijlage’ of ‘in de bijlage’ is? Foute bijlagen, brieven als bijlage, noem maar op. Solliciteren had ooit etiquetteregels, maar vandaag is het een zootje ongeregeld. [...] Ik houd geen pleidooi voor het ambtelijke taalgebruik van weleer, dat ons onze brieven deed openen met ‘Geachte Heer, betreffende uw aanvraag’, en ze doorspekte met zinsneden als ‘Wij zullen u dat document laten geworden.’ [...] De techniek die er is, gebruik je, maar mag ik wel vragen om niet de denkfout te maken dat, nu we die archaïsche manier van communiceren van tafel hebben geveegd, de weg tot freewheelen openligt. Ook e-mailcommunicatie heeft spelregels. (uit: Trix Slock, ‘Mail me netjes’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 21 (2007), nr. 4, p. 1) |
|