Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 111
(2007)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||
Kroniek-kortVan verkiezing tot verkiezingDe federale verkiezingen (Kamer en Senaat) hebben plaatsgevonden. De opiniepeilers hebben schade geleden: de voorspelbare doorbraak van de lijst Dedecker en meer nog de gevoelige achteruitgang van het kartel sp.a-spirit was door hen niet voorzien. Hun werkinstrument vraagt om verfijning. Wanneer u dit overzichtje leest, staat er misschien al een nieuwe federale bewindsploeg klaar. Dat de koning gewezen eerste minister J.L. Dehaene op pad gestuurd heeft, wijst erop dat de partijen en de koning begrepen hebben dat een grondige staatshervorming een uitdaging van de eerste orde is. De oud-premier is terzake immers een topdeskundige. Thans onderhandelt Y. Leterme met liberalen en christendemocraten (+ N-VA) over een programma. Men weet nog niet of voor een doorbraak eerst een ernstig crisismoment nodig is. Niemand ontkomt aan de vaststelling dat de Vlaamse en de Franstalige kiezer in grote lijnen ‘anders’ gestemd hebben: de hoofdkleur in de Vlaamse Gemeenschap is oranje, bij de zuiderburen kleurt het overwegend blauw-rood. Met een boutade kun je zeggen dat hoe meer belgicistische beïnvloeding te merken valt, des te meer de kiezer dat juist andersom begrijpt. Voor de groep die vraagt om een federale kieskring, is dat even slikken.
Terugblikkend op wat in vorige nummers van Neerlandia stond, vonden wij de vrees bevestigd: in het Vlaamse Halle-Vilvoorde, dat nu politiek niet-correct aan het tweetalige Brussel vastgeklonken is, zijn de Franstalige partijen erop vooruitgegaan, soms heel flink: in de kantons Halle en Zaventem, waartoe ook faciliteitengemeenten behoren, behalen die partijen tussen de 30 en 40 %. De Franstalige partijen zijn gesteund door hun pers en door de Franstalige openbare zender (RTBF), die steevast spreekt over een tweetalig arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ongrondwettelijker kan het niet. Die verkiezingsuitslag zal natuurlijk tegen de (Vlaamse) voorstanders van de splitsing uitgespeeld worden. De nieuwe Kamer heeft de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde reeds met erkenning van de urgentie geagendeerd. Vlaamse vertegenwoordigers vormden samen de meerderheid (75 stemmen voor, 45 tegen, 1 onthouding). In vorige stemmingen was onder meer de samenstelling van het bureau van de Kamer aan de orde. Het cordon sanitaire, dat het Vlaams Belang steeds uitschakelt, werd niet in werking gesteld, ondanks de vraag van de PS-vertegenwoordiger.
Ook in Brussel gaan de Vlaamse partijen fors achteruit (zo'n 25 %). Samen halen ze nog geen 55.000 kiezers. Wat denkt een Vlaams-Brusselse bewindsvrouw hierover? In een 11 julirede, een apart literair genre, onderstreepte de staatssecretaris van het Brusselse Gewest, Brigitte Grouwels, dat de toekomst van Vlaanderen en die van Brussel met elkaar verbonden zijn. Er is eveneens een sterke band tussen Brussel en Vlaams-Brabant, de pendelarbeid en de effecten van de internationalisering op Vlaams-Brabant volstaan om dat duidelijk te maken. De Vlamingen mogen trots zijn op wat ze gisteren en vandaag gerealiseerd hebben in Europa en de wereld. Morgen zal er echter een blijvende inzet gevraagd worden: wij moeten investeren en ook de overheid moet dat doen. De staatshervorming dient ons de extra beleidsinstrumenten te geven om onze welvaart veilig te stellen. Dat is allerminst gericht tegen de solidariteit met onze Waalse buren. Die solidariteit moet echter wel doorzichtig zijn. Die beleidsinstrumenten komen ook Wallonië ten goede: betere Waalse structuren en meer Vlaamse mogelijkheden kunnen reëel helpen. Grouwels vond het ongehoord dat sommigen een tegenstelling propageren tussen het sociaal-economische beleid en de staatshervorming. Tegen dit dogmatisch denken stelde zij een open geest. Zij pleitte voor Brussel als open samenleving, als hart van Europa, midden in Vlaanderen, gedeeld met mensen van overal in Europa en erbuiten. De positieve effecten van Brussel zijn voelbaar in heel Vlaanderen. De negatieve gevolgen zijn merkbaar in Brussel en in de Vlaamse Rand: de uitstroom van Brusselaars, en de verfransingsdruk die dat veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor de buitenlanders: in Brussel verfransen ze en vervolgens verhuizen ze naar de Vlaamse Rand. Intussen hebben ze uit de Franstalige en internationale pers en van Franstalige politici veel negatiefs over de Vlamingen vernomen. De slechte kiesresultaten en de blijvende druk mogen echter niet tot doemdenken leiden. Een langetermijnpolitiek vanwege onze gemeenschap en onze overheid zal helpen: Brussel en de Vlaamse Rand hebben onze investeringen in infrastructuur nodig.
Het is een cruciaal moment. De tijd van de toegevingen in Brussel, in de faciliteitengemeenten en in de Vlaamse Rand is voorbij. Moed en onverzettelijkheid zijn nu nodig. Zou Brussel echt geen vragende partij zijn inzake de mobiliteit, de werkloosheid en de leefbaarheid, die uitstroom veroorzaakt? Brigitte Grouwels besloot haar pleidooi met een oproep tot samenwerking over de gewestgrenzen heen en met respect voor elkaars grenzen. In die context is de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde niet het zoveelste verwaarloosbare probleem. Geen grenzen ter discussie stellen, maar meer armslag voor Vlaanderen en meer bevoegdheden in eigen hoofdstad en eigen gewest, was het wilsbesluit.
Eind augustus, begin september wordt wel duidelijk in hoeverre alle ‘neuzen’ dezelfde kant op wijzen en hoe concreet een aantal invullingen is. (MC) | |||||||||
[pagina 20]
| |||||||||
Cultuurambassadeur Jan Hoekema vertrekt naar WassenaarSinds 1 juli is Jan Hoekema officeel burgemeester van Wassenaar. Op 6 juli nam hij in het Amsterdamse Muziekgebouw aan 't IJ, een schitterend gebouw van de Deense bouwmeesters Nielsen, Nielsen en Nielsen, officieel afscheid van allen die met hem hebben samengewerkt in zijn functie als directeur Cultuur, Educatie en Onderzoek en Ambassadeur voor Internationale Culturele Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Maarten Asscher, hoofd Directie Kunsten van het ministerie van OCW, maar inmiddels teruggekeerd naar zijn oude stiel, het boekenvak (Athenaeum Boekhandel), kende hem aan het einde van de bijeenkomst het predicaat ‘monter, doortastend en betrokken’ toe en dat was gezien de van vriendschap in het vak doortrokken middag een passend devies. Toespraken, optredens en vele herinneringen aan de goede en gedreven samenwerking met Jan Hoekema gaven de bijeenkomst vrolijkheid en warmte, maar tevens inzicht in de netwerkfunctie op cultuurvlak: het werd duidelijk dat een cultureel ambassadeurschap maar node gemist kan worden in alle soorten contacten tussen staten. Kunst en cultuur kleden zakelijke uitwisselingen aan, zij verbinden volkeren en effenen het pad naar de ander. Ernst Veen (nationale Stichting De Nieuwe Kerk en Hermitage aan de Amstel) wees op de verdiensten van Hoekema in de verbindingen met Oost-Europa. En verder was hij overal te vinden waar het nodig was. Henk Pröpper (Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds) dankte Hoekema voor zijn frisheid in een wereld waar kunst en cultuur nog wel eens als een aardige bijdrage aan de diplomatie worden gezien. John Leerdam (Cosmic Theater in Amsterdam, Tweede Kamer) prees Hoekema voor de opbouw van een functiewaar hij als een spin in het web zat en die zichzelf nu moet gaan bewijzen. Het altvioolspel van Esther Apituley en vervolgens de zang van Jeannine la Rose met muzikale begeleiding is van Harto Soemodihardjo gaven de middag een intensiteit die het Asscher moeilijk maakte met woorden verder te gaan.
Uit de vele beschrijvingen en herinneringen rees het beeld van een man die met overgave cultuur als een vast beleidsonderdeel in Buitenlandse Zaken heeft vormgegeven, zo zelfs, dat de angstige vraag was: verdwijnt nu dit beleidsonderdeel, nu de koersbepaler en netwerker vertrekt? Daarin kon mevrouw Renée Jones-Bos, directeur-generaal Regiobeleid en Consulaire zaken, iedereen geruststellen: de betrokkenheid van de huidige regering is duidelijk aanwezig en zij en Jan Henneman zullen Hoekema's werk voortzetten. | |||||||||
Anciaux roept ‘Vlaamse cultuurstad’ in het levenEind 2008 zal de Vlaamse regering bekendmaken welke Vlaamse stad zich in 2010 en 2012 een jaar lang ‘Vlaamse Cultuurstad’ mag noemen. Het decreet voorziet tevens in een budget van 16 miljoen euro (waarvan 8 miljoen nieuwe middelen) ten behoeve van een reeks maatregelen die het deelnemen aan sport, cultuur en jeugdwerk moeten verhogen. Voor een verkiezing, met volle betrokkenheid van de bevolking en met een hoogwaardig plan, komen de centrumsteden in regionaalstedelijk gebied in aanmerking (Oostende, Kortrijk, Roeselare, Brugge, Aalst, Hasselt, Genk, Sint-Niklaas, Mechelen, Turnhout) en de zogenaamde ‘structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden’ (Lier, Geel, Herentals, Mol, Halle, Vilvoorde, Aarschot, Diest, Tienen, Knokke-Heist, Ieper, Waregem, Tielt, Dendermonde, Eeklo, Deinze, Oudenaarde, Ronse, Lokeren, Sint-Truiden en Tongeren). De winnaar krijgt twee keer 400.000 euro. Mochten steden als Oostende, Mechelen of een andere Vlaamse stad tot Europese culturele hoofdstad geroepen zijn, dan is daarvoor 700.000 euro per jaar beschikbaar.
Onderwijs en kunst zijn producten. Een stad is een merk. Soms werkt dat, zolang het niet andere benaderingen overwoekert. Als Antwerpen de slogan ‘'t Stad is van iedereen’ gebruikt, heeft dat tenminste nog een sociale, samenbindende, connotatie, maar ‘I Amsterdam’ is individualistisch en door de keuze van het Engels vervreemdend, in het Nederlands klinkt het trouwens als gebalk. [Schrijfster Joke van Leeuwen in Taalschrift 19/06/07] | |||||||||
[pagina 21]
| |||||||||
De bank op het culturele pad: prijzen voor Luc Huyse en Rudi VranckxDe naam ABN AMRO BankGa naar eind1 duikt thans vaak op in verband met overnames en internationale handelspolitiek buiten het bereik van politieke overheden. Enkele maanden geleden reikte deze bank twee prijzen uit. De prijs voor het beste Nederlandstalig non-fictieboek (2006) uit België ging naar Alles gaat voorbij, behalve het verleden, een essay over gerechtigheid van rechtssocioloog Luc Huyse. De emeritus gaat uit eigen ervaring wereldwijd, uit eigen weten als wetenschapper en uit gewetensvolle omgang met traumatische sociale ervaringen (de repressie in Kortrijk en in onze landen, de apartheid in Zuid-Afrika, de burgeroorlogen en volkerenmoorden in Afrika en in Europa, de politieke moorden en de repressie in Latijns-Amerika ...) op zoek naar verzoening en gerechtigheid. Zowel de toeschouwer als de dader wordt er onrustig van. Anders werkt het ook niet. Dat is precies zijn vraag in dit essay: hoe bereiken we gerechtigheid? Is dat door westerse tribunalen in te schakelen, een legertje van advocaten te zenden, terwijl in het gebied niet eens klinieken zijn? Werkt dat? En hoe? Huyse vraagt in ieder geval aan de kant van de slachtoffers te gaan staan en mee op zoek te gaan naar herstel, verzoening en gerechtigheid, niet noodzakelijk naar het westerse model, maar aangepast aan de lokale mogelijkheden. Een flexibel gerechtigheidsidee, gericht op het samen weer mens worden. Niet vergeten hoort erbij: verleden is nooit voltooid verleden, ook niet in volgende generaties, het blijft een plaats zoeken. Luc Huyse zal wel weten dat zijn woordgebruik over ons eigen oorlogsverleden wel eens veralgemenend overkomt, al bedoelt hij het anders. Ook voor hem, zegt hij, is dit verleden in het geheugen geprent. Het maakt dit essay niet minder prijswaardig. Een nuttige achtergrond vindt men bij: boeken.vpro.nl/personen/ 22542342 (gesprek van Antjie Krog en Luc Huyse). VRT-journalist Rudi Vranckx kreeg daarmaast de publieksprijs voor Geesten van het avondland. Daarin heeft de auteur het over de vraag waarom moslimterroristen zijn wie ze zijn. Een eenduidig antwoord heeft hij niet, maar hij heeft volgens het juryrapport ‘wel driehonderd bladzijden lang net dat gedaan waar reguliere media steeds minder vaak in slagen: op onafhankelijke en kritische wijze de feiten beschrijven en duiden. Wars van sensatiezucht, propaganda en conventionele wijsheden gaat Vranckx ter plaatse zien wat er exact gebeurt.’ (MC) | |||||||||
Noise - een lek in het zwijgenOp 1 juli begon de zevenentwintigste poëziezomer in het West-Vlaamse dorp Watou, ongeveer 150 km ten westen van de as Antwerpen-Mechelen-Brussel. Zoek op de kaart naar Poperinge (of surf naar Watou of poëzie-zomerswatou.be).
Ooit hebben hier rijke heren gewoond. Lodewijk XIV was er te gast. De Nederlanden stonden op zijn lijstje als toe te voegen aan het kroondomein. Hij heeft zich moeten beperken tot een stuk Vlaanderen. Voor en tijdens Napoleon waren de Fransen er weer. Na Waterloo werd het kalm. Tot 1914. Sedert die oorlog is Watou stilletjes ingeslapen, echt een uithoek op de schreve, de grens door de vroegere Zuid-Vlaamse landerijen. Er is geen industrie meer, op twee brouwerijen na. Zo trof Gwy Mandelinck Watou aan toen hij er in 1979 ging wonen. Of hij als bibliothecaris en schrijver van een boek over de Westhoek wat wilde organiseren? Die vraag legde hij niet naast zich neer. Hij zou de dichters en de hedendaagse kunst niet alleen maar naar Watou brengen, hij zou Watou op een integere wijze beleefbaar maken. Een lek in de stilte. Sindsdien is het project uitgegroeid tot een zomerlang evenement. Elk jaar een stapje meer, elk jaar een nieuw thema, nieuwe en reeds bekende dichters uit de Lage Landen en andere cultuurgebieden. De jongste jaren ontvangt Watou duizenden belangstellenden uit de Nederlanden. Een van de eersten op 1 juli 2007 was Yves Desmet, hoofdredacteur van De Morgen. Ver van 's lands politiek. Hij verliet het kerkhof rond de kerk net toen wij daar aankwamen.
De poëziezomer brengt Watou in een even ongrijpbare als dierbare sfeer: het dorp met zijn herbergen op het kerkplein, de ene met meer culinaire ambitie dan de andere, de boekhandel waar het dichtwerk je uitdagend aankijkt, de verschillende plaatsen langs een wandelroute waar beeld (video, beeldwerk, construct ...), omgeving, gesproken en geschreven woord met elkaar spreken en met ons. Dit jaar is het thema Een lek in het zwijgen: noise -. De versregel is van Hans Faverey, een Nederlandse dichter († 1990). Hieromheen is door Gwy Mandelinck gewerkt met een uitgebreid team, waartoe ook de directeur van het museum | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
voor moderne en hedendaagse kunst van Bergamo behoort. De gedichten tonen zich in een schrijn. Ook daar zit stevig denken achter. Een lek in de tijd?
Wie de poëziezomer wil meemaken, kan er terecht tot 9 september. De toegangsprijs is 9 euro, maar er zijn kortingen (studenten, CJP, groepen, treinreizigers met B-dagtrip). Voor de verzorgde catalogus betaal je 22 euro. Het is een prachtig boek.
Zijn droom kan niet slapen, hij woelt
Met zijn schepwiel het zuiverste water
Naar onze bovenkamer.
(Cat. blz.21, van Leonard Nolens de eerste strofe van Bres III, 6.) (MC) | |||||||||
Karel Dillen (1925-2007)In dit kroniekje staan we stil bij de betekenis van de dokwerkerszoon die een belangrijke en aparte politieke figuur werd binnen het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog en die eind april overleed. Hij was 81. Na de middelbare school tijdens de oorlogsjaren werd hij bediende bij een Antwerps taxibedrijf. Hij voelde zich tijdens zijn schooltijd en nadien aangesproken door een aantal Nieuwe Ordeleerstellingen en vond later heel wat geestelijk voedsel bij het vooroorlogse Vlaams-nationalisme van Joris Van Severen, Wies Moens, August Borms, Cyriel Verschaeve en anderen, die een rechts-conservatieve tendens in het Vlaams-nationalisme kracht gaven én een vrij gesloten idee van Vlaams-nationale conformiteit nastreefden. Vrij snel groeide hij uit tot de ideoloog van een anti-Belgische en Heelnederlandse beweging. De titel van zijn tijdschrift loog er niet om: Dietsland-Europa. De invulling van deze Dietse lijn zag hij cultureel, christelijk en solidaristisch. Hij was daarin consequent en compromisloos. Als redenaar en als publicist, onder meer ook in 't Pallieterke, werd hij snel een geliefd mikpunt van al wie anders dacht. Internet draagt die sporen onder zijn naam, sporen van mislukkende dialogen met hem.
Als dertiger sloot hij zich aan bij de Volksunie, een jonge partij die de achterstelling van Vlaanderen aan de kaak stelde, voor federale hervormingen pleitte en voor amnestie, gegeven de onrechtmatige besluiten en straffen bij de repressie na de oorlog. Naarmate de partij gaandeweg pluralistischer werd, sociaal-progressieve standpunten innam en principieel voor regeringsdeelname opteerde, kwam Dillen in een minderheidsgroep. Van die groep was hij de woordvoerder. Naar aanleiding van het Egmontpact over de staatshervorming, een compromis dat bij vele Vlaamsgezinden in slechte aarde viel, zette hij samen met Lode Claes een andere politieke formatie op, die in 1978 resulteerde in de oprichting van het Vlaams Blok (in 2004, na een veroordeling wegens medewerking met racistische organisaties omgevormd tot het Vlaams Belang). Hij was er de stichter-voorzitter van, de erevoorzitter later, het eerste parlementslid en nadien, tot 2003, Europees parlementslid. Zijn collega was daar de Fransman Le Pen. Ze ontmoetten elkaar in een rechtse fractie die thans ‘IST’ heet (Identiteit, soevereiniteit, traditie).
Zijn hele politieke loopbaan bleef Karel Dillen een compromisloze strijder, die eerder het idealistische ‘doen’ huldigde dan het correcte ‘denken’. Niet het noeste parlementaire werk, maar het getuigenis in deze kring, een vorm van natuurlijke provocatie, leek hem belangrijk. In Vlaanderen zal hij op verschillende wijzen in de herinnering voortleven:
| |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
Deze anderstalige titel als uithangbord van een Vlaamse organisatie voorspelt natuurlijk niet veel goeds. Dat is ook zo. Toch even verder kijken. De persdienst van minister Bourgeois, Vlaams minister van (onder meer) Toerisme, heeft begin juli een mededeling verspreid over het hypermodern toerismekantoor naast de Grote markt, Grasmarkt 61. Sedert de voorbije staatshervorming is toerisme immers een gemeenschapsmaterie. Vroeger was dit een ‘Belgisch’ toerismekantoor, nadien een gemengde instelling Wallonië-Brussel, Vlaanderen (inclusief Brussel). In de benoeming valt een ‘vergewestelijking’ aan Franstalige zijde af te lezen. Nu is dit gebouw een Vlaams toerismekantoor geworden. De andere dienst is elders in de stad ... en op de luchthaven van Zaventem.
De minister wil met de opening van dit grote kantoor aangeven hoe centraal hij Brussel ziet in zijn toerismebeleid: Brussel behoort tot de belangrijkste Vlaamse kunststeden en is voor vele toeristen een toegangspoort tot Vlaanderen. In het kantoor vind je niet alleen deskundig baliepersoneel, dat je aan alle informatie kan helpen. De opstelling en de vele snufjes rond de mensgrote letters VISIT FLANDERS laten Vlaanderen in kleur, klank en geur meteen proeven. Een pc-mogelijkheid, ook afgestemd op minder mobiele bezoekers, verscherpt de interactiviteit voor of na het contact met de medewerkers. Een vondst, op drie maanden tijd verwezenlijkt. Ook een huzarenstukje dus en een aanrader voor wie al of niet met kinderen in het centrum van Brussel kuiert.
Het kantoor mikt op de ‘internationale toerist’. Het gebeurt meertalig, niet alleen met meertalige medewerkers, ook met aparte eentalige brochures, die in taal, vorm en inhoud afgestemd zijn op een doelgroep. De doelgroep ‘Nederlanders’, bijvoorbeeld, zal zich wellicht uitgedaagd voelen te zien hoe toerismedeskundigen zich deze doelgroep vanuit Vlaanderen voorstellen. ‘Vlaanderen ... een verademing’, heet het stuk van over de tachtig bladzijden. Een vierde van de brochure wijst de kust aan als bestemming.
Wij kunnen de Vlaamse overheid alleen maar gelukwensen met deze nieuwe poort op de zuidelijke Lage Landen (een verwijzing die niet zou misstaan). Meteen hopen we dat een aantal in de pers gesignaleerde moeilijkheden tussen Brussel en de Vlaamse overheidsdienst zo snel mogelijk opgeklaard worden. Aan de beste intenties van het beleid ontbreekt het niet. Een Vlaams actieplan voor toerisme in Brussel zal eind 2008 meer zeggen. (MC) | |||||||||
[pagina 24]
| |||||||||
OnderscheidenHerman Suykerbuyk werd op 5 juli 2007 in Antwerpen onderscheiden met de Orde van de Vlaamse Leeuw, die sinds 1971 jaarlijks uitgereikt wordt aan een persoonlijkheid die model staat voor een consequente en kordate houding in de strijd voor de sociale en culturele ontvoogding van de Vlaamse Gemeenschap, die bijgedragen heeft aan de integratie van de Nederlanden of aan de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur.
Dat deze onderscheiding aan Herman Suykerbuyk toegekend is, doet geen wenkbrauwen fronsen. Dat hij de onderscheiding nog niet eerder kreeg, is veeleer een reden tot verwondering. Hij heeft zijn Nederlands-Vlaamse afkomst immers in alle omstandigheden metterdaad en rechtlijnig omgezet in een Nederlands-Vlaamse toekomst. Als burgemeester van de grensgemeente Essen, als parlementslid, als stuwende kracht in het ANV - zijn werkgroepen, de afdeling Antwerpen, het dagelijks bestuur - heeft hij de grootste aandacht besteed aan wat wij aan beide zijden van de grens samen konden doen, aan het rechttrekken van scheve naoorlogse toestanden, aan de positie van Vlaanderen en van het Nederlands in Europa. Hij is steeds opgekomen voor het Nederlands in bedreigde gebieden, zoals de Vlaams-Brabantse gemeenten rond Brussel, taalgrensgemeenten, Voeren. Voor hem mag de staatshervorming in België nog fors verder gaan in de richting van een tweeledige statenbond, waarbij beide leden een eigen plaats hebben in het EU-gesprek, vrij van bevoogding en wederzijdse tegenkanting. Deze onderscheiding werd hem uitgereikt in aanwezigheid van minister-president Kris Peeters en van de Antwerpse schepenen Ph. Heylen en M. Van Peel, die vanuit de lotsverbondenheid van het hele Deltagebied spraken. Knackdirecteur Rik Van Cauwelaert hield de feestrede. Benevens al het reeds vermelde merkte Rik Van Cauwelaert op dat men de gevierde geen gebakken lucht kon verkopen, dat hij geen gangmaker was vanhet ‘pluralisme’, geen lakei van welke macht ook en geen carrièreplanner met standpuntwijzigingen naargelang de situatie. Kortom: een minzame, immer kalme en vastberaden witte raaf, die onverzettelijk aan de verwezenlijking van zijn idealen werkte. Aan dat immer kalme kan men gelukkig twijfelen. Al het andere onderschrijft steller dezes graag. De voorzitter van de Orde van de Vlaamse Leeuw, prof. M. Storme schonk het Ordeteken. Nadien kreeg Frans Crols, directeur van Trends-magazine, de Gulden Spoor voor zijn bijdrage aan de Vlaamse economische uitstraling. Deze Gulden Spoor werd uitgereikt door mw. An De Moor, voorzitter van de Beweging Vlaanderen-Europa.
De Orde van de Vlaamse Leeuw en de toekenning van Gulden Sporen, dit jaar aan Fr. Crols voor de economische sector en aan Norbert d'Hulst (gewezen secr.-gen. van het Davidsfonds) en Jean-Pierre Rondas (radio Klara) voor de Vlaamse culturele uitstraling, zijn net als het nationale lied, de Vlaamse feestdag (11 juli, herdenking van de Guldensporenslag) en de Vlaamse vlag (de Vlaamse Leeuw) samenlevingsinitiatieven uit het middenveld, geen staatsinitiatief. 11 juli is in Vlaanderen nog geen officiële vrije dag. Naar aanleiding van de Vlaamse feestdag heeft de Vlaamse regering uit erkentelijkheid een niet-adellijke wapenbrief toegekend aan gewezen minister van Cultuur Paul Van Grembergen. De regering heeft uit dank voor zijn grote inzet voor de Vlaamse Gemeenschap een leeuw toegevoegd aan dit voor het eerst toegekende heraldische wapen. Voor het adellijke is alleen de koning bevoegd. (MC) | |||||||||
Majoor Bosshardt (1913-2007)
| |||||||||
[pagina 25]
| |||||||||
contacten op die geen grenzen kenden, van onze koningin tot en met de verwaarloosde en verslaafde medemens. Alida Margaretha Bosshardt werd op 8 juni 1913 in Utrecht geboren. Zij had niet veel op met het aangenomen katholicisme van haar vader of de reformatorische overtuiging van haar moeder. Het hoorde gewoon bij haar jeugd. Totdat zij op achttienjarige leeftijd getuige was van een openluchtsamenkomst van het Leger des Heils. De boodschap van een heilssoldaat (‘De God die mij liefheeft, heeft ook u lief’) sprak haar zo aan dat ze besloot lid te worden van het Leger des Heils. Op 19 juni 1932 wordt ze heilssoldaat. Vervolgens zijn er weinigen in Nederland die haar naam niet kennen, en is zij in Amsterdam bekend en geliefd om haar belangeloze werk voor de smeltkroes daar in het hartje van de stad en speciaal de Wallen. Zij werd zo het boegbeeld van het Leger, dat vanwege uitspraken over het homo zijn die rondweg liefdeloos waren, haar meer dan nodig had om de verloren glans van christelijke naastenliefde terug te krijgen. Zij werd opgenomen in de Orde van de Stichter van het Leger des Heils, was Officier in de Orde van Oranje-Nassau en zij ontving de Yad Vashem-onderscheiding voor haar inzet voor de joodse kinderen in de Tweede Wereldoorlog. Burgemeester Cohen van Amsterdam, de stad waarvan Bosshardt ereburger was, wist bij het afscheid de juiste woorden te vinden: ‘Ze was buitengewoon omdat ze zo gewoon was. Over wat ze aan moest trekken, hoefde ze zich nooit druk te maken; ze nam zichzelf mee.’ Dapper, lief, gul en echt, waren de predicaten die Cohen haar meegaf ten afscheid. ‘Majoor Bosshardt was een echte Amsterdamse: heldhaftig, vastberaden en barmhartig. We zullen het nu zonder haar moeten doen. Ze was een voorbeeld voor alle Amsterdammers.’ (ER) | |||||||||
Ons erfdeel 50 jaar - Discussie in de Brakke GrondOp 19 juni jl. ontving Ons Erfdeel in het Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam sprekers en gasten in een sober, maar interessant programma, dat Noord en Zuid aan aan bod liet over cultuurverschillen, politieke mores, de relatie tussen Richard Minne en Nederland, en een uitgesproken taalcolumn. Luc Devoldere, de man die vijf jaar geleden de fakkel overnam van Jozef Deleu, opende de avond en ging vervolgens in gesprek met Bart Dirks, Volkskrantcorrespondent in Brussel voor België en de EU, en Tom Naegels, Standaardcolumnist en romanschrijver te Antwerpen. Het onderwerp interesseert ons natuurlijk zeer: de reportages die beiden voor Ons Erfdeel maakten over ‘wat er leeft’ in Nederland en Vlaanderen. Dirks kwam als Nederlands-Limburger voor zijn gevoel een beetje thuis in Vlaanderen. Naegels zag in Nederland (vermoedelijk Holland) een extreme versie van Vlaanderen: assertiever, onbeleefd, meteen in het Engels tegen je gaan praten. Eenmaal wat thuis geraakt bij de noorderburen zag hij in grote lijnen toch gelijke patronen zich aftekenen. Het ravijn tussen Roosendaal en Essen was hiermee voorzichtig overgestoken. De politiek kent volgens Naegels in Nederland een levendiger debat dan in Vlaanderen, zeker na Pim Fortuyn en Ayaan Hirsi Ali. Omgekeerd ziet Dirks Nederlandse problemen in het klein terug. De existentiële crisis waarin Nederland terechtgekomen lijkt, is onterecht, vindt Naegels: eigenlijk is er niets veranderd in meetbare zin. Dat is een hele geruststelling!
Gerard van Westerloo leidde het gesprek tussen Guy Tegenbos, politiek journalist van De Standaard, en Bart Dirks over de op 10 juni gehouden Belgische parlementsverkiezingen. Zie hierover elders in Neerlandia. Een grote troost bij alle gebleken politieke verschillen tussen Noord en Zuid vormen de overeenkomsten die men kon aantreffen bij de beide eerste ministers: Balkenende heeft het charisma van een biljartbal, wist Gerard van Westerloo te melden, en Leterme is volgens Guy Tegenbos als ex-auditeur van het Rekenhof een droge cijferaar. Beiden krijgen echter het vertrouwen in samenhang met wellicht juist die kwalificaties. De avond was te kort om de voors en tegens van de stemplicht nog te bediscussiëren. In België geldt de stemplicht, in Nederland niet meer. De uitslagen zullen daardoor toch behoorlijk kunnen verschillen. Na zoveel beschouwingen wilde men niet meer aan dit als-verhaal beginnen. (ER) | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
De Friese klipper ‘Neerlandia’ heeft de afgelopen maanden een onderkomen gevonden in de uit de zeventiende eeuw daterende Wolwevershaven in Dordrecht.
| |||||||||
Varend erfgoedNeerlandia bestaat dit jaar honderd jaar. Jawel, u leest het goed, Neerlandia. Alleen gaat het dit keer niet om het tijdschrift van het Algemeen-Nederlands Verbond, maar om een naamgenoot in de vorm van de eeuwenoude Friese klipper ‘Neerlandia’ die in 1907 op de scheepswerf van Croles in IJlst werd gebouwd.
Deze klipper kan tot de weinig overgebleven klippers uit een grote vloot Nederlandse kustvaarders gerekend worden die aan het eind van de 19de en begin van de 20ste eeuw de Waddenzee en Noordzee bevoeren. Met betrekkelijk kleine schepen als de ‘Neerlandia’ werden ook reizen naar de Oostzee ondernomen. Deze tweemastklippers (Eng. clipper: lang, smal en snel zeilschip, in de tijd van voor de stoomvaart) zijn de snelste zeilers die de Nederlandse binnenvaart heeft gekend. De eerste ijzeren binnenvaartschepen waren aken, door aanpassing van de scheepsvorm naar die van de zeeklipper ontstond de rivierklipper. De honderdjarige Friese klipper ‘Neerlandia’ heeft een lengte van 28,84 meter, een breedte van 5,52 meter, een diepgang van 1,90 meter en een laadvermogen van 95,17 bruto ton, en onderscheidt zich van andere klippers vanwege een ruim achter de mast met daarvoor een kistluik. In de twintiger jaren van de vorige eeuw is het schip in de binnenvaart terechtgekomen onder de naam ‘Vertrouwen’ (misschien ooit een aardig alternatief voor de naam van ons tijdschrift?) en werd aangepast aan de eisen van de tijd. Het schip kreeg eerst een motor en later een stuurhut op het achterdek. In 1996 kwam de ‘Neerlandia’ in eigen beheer en toen ging ook de restauratie van start met de bedoeling het schip zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven, een particulier initiatief dat mede werd ondersteund door de provincie Zuid-Holland. Het schip dient tegenwoordig als woning, maar is toch een paar keer uitgevaren om deel te nemen aan maritieme evenementen als ‘Sail 2005’ en ‘Dordt in Stoom’ in 2006. De Friese klipper uit 1907 heeft een aantal maanden een (tijdelijk?) onderkomen gevonden in de Wolwevershaven in Dordrecht, een binnenhaven die in 1609 werd gegraven om plaats te bieden aan reusachtige zeeschepen uit Spanje en Frankrijk en waar tegenwoordig uitsluitend woonboten uit een bepaalde periode mogen liggen, om vervolgens toch weer het ruime sop te kiezen met voor ons onbekende bestemming.
Over varend erfgoed gesproken ... (PB) |
|