We moeten ons wel afvragen of zo'n Algemeen-Nederlands Verbond in 2007 en daarna nog zin heeft. Vooral in Nederland hoor je daar wel eens bezwaren tegen. Sommigen begrijpen niet dat Nederlanders van Noord en Zuid de behoefte voelen om gezamenlijk achter het gemeenschappelijke vaandel van de Nederlandse taal en cultuur te stappen. Volksgenoten die achter een vaandel of standaard marcheren, dat roept bij sommigen het beeld op van een fascistoïde vereniging. Dit waandenkbeeld, dat elke vorm van nationalisme over dezelfde kam scheert, doet veel kwaad aan onze zo nodige vereniging. En ons Verbond is nodig, zolang Nederlanders de Vlamingen Belgen - of zelfs belzen - blijven noemen, zolang Vlamingen de Nederlanders ollanders blijven noemen. Het ANV is nodig zolang in België dat anti-Nederlandse racisme blijft voortwoekeren, zolang Freya Vandenbossche, Karel De Gucht, kamervoorzitter De Croo en - onlangs nog naar aanleiding van het beschamende, door Wallonië gedicteerde wegenvignet - Katleen Van Brempt hatelijke racistische opmerkingen kunnen maken over Nederland en de Nederlanders, zonder door het Centrum voor Racismebestrijding ook maar gekapitteld te worden. Het ANV is heel erg nodig als we vernemen dat bij de naturalisatie van Vlamingen in Nederland en van Nederlanders in België een taaltoets geëist wordt. Het ANV is tegen het enge oranjenationalisme, dat Vlaanderen nog te vaak als buitenland beschouwt, zich niet in onze binnenlandse aangelegenheden wil mengen, omdat het bang is zich aan koud water te branden. Maar het ANV is ook tegen het enge Vlaams-nationalisme, als een nationalisme waarvan het blikveld door de rijksgrens en de taalgrens begrensd is, en dat soms zelfs de rijksgrens als taalgrens beschouwt.
De Vlaamse onafhankelijkheid, waarover de laatste tijd wel heel wat te doen is geweest, is voor het ANV niet in elk opzicht een na te streven ideaal, omdat ze Vlaanderen zelfgenoegzaam in de kleine cocon dreigt in te kapselen. Het zou wel ideaal zijn als dat nieuwe Vlaanderen zich als deel van de Nederlanden zou opstellen en veel meer samen met Nederland zou doen dan nu het geval is.
Het ANV wil het historische besef van de eigen gemeenschappelijke identiteit aanwakkeren en bevorderen. In ‘De terugkeer van de canon. Historisch besef en historisch houvast’, verschenen in Neerlandica extra muros (oktober 2006), citeert Ludo Beheydt de volgende alinea uit een artikel van Paul Scheffer in NRC Handelsblad: ‘Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt. We zeggen te weinig over onze grenzen, koesteren geen verhouding tegenover het eigen verleden en bejegenen de taal op een nonchalante manier. Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden. Een meerderheid die ontkent meesrderheid te zijn, heeft geen oog voor de ‘hardhandigheid’ van integratie, die ook altijd verlies van eigen tradities betekent’ (einde citaat). Het ANV is het nodige tegengif tegen het opgedrongen multicultidogma van het - zogenaamd - politiek correcte denken. Scheffer heeft het over het verlies van eigen tradities. Dit is geen denkbeeldig gevaar. Wordt ons nu al niet het recht ontzegd om nog langer negerzoenen of moorkoppen - laat staan de Vlaamse tegenhangers - te consumeren? Is zwarte piet niet persona non grata geworden? En lazen we niet dat in sommige scholen het sinterklaasfeest door het Suikerfeest werd vervangen? En op de koop toe moet volgens de officiële spelling Suikerfeest met een hoofdletter en sinterklaasfeest met een kleine letter.
Scheffer heeft het over de taal, die we nonchalant bejegenen. Dat Nederlands van Nu een integrerend deel is geworden van Neerlandia, bewijst hoeveel belang het ANV naast de gemeenschappelijke cultuur ook aan de gemeenschappelijke taal hecht. Want ook op taalgebied heeft het ANV een belangrijke taak, namelijk voorkomen dat Noord en Zuid van elkaar weggroeien. En dat gevaar lijkt me reëel, reëler dan ooit. In Nederland grijpt het Poldernederlands van Jan Stroop om zich heen. Ik bedoel niet dat Jan Stroop Poldernederlands spreekt. Verre van. Het tegendeel is waar. Jan Stroop spreekt een prachtig Nederlands, geen Randstads, maar zuiver Nederlands, dat zowel Vlamingen als Nederlanders hem kunnen benijden. Maar op het gebied van de uitspraak is inderdaad een grote kloof aan het groeien tussen de twee delen van ons taalgebied. Edgard Blancquaert heeft met zijn ‘Praktische Uitspraakleer van de Nederlandse taal’ de Vlamingen de correcte uitspraak van het Nederlands bijgebracht. Zijn uitspraak was die van de gecultiveerde Nederlander uit het begin van de vorige eeuw, laten we zeggen voor WO II. Dat is ook nog altijd de uitspraak van de nieuwslezers bij VRT en VTM. Als we klankopnames uit Nederland van omstreeks 1930 beluisteren, dan valt de uitspraak nauwelijks als ‘Hollands’ op. Omgekeerd zou de uitspraak van onze Vlaamse nieuwslezers anno 2007 voor een Nederlander anno 1907 niet als ‘Vlaams’ opvallen. Sinds Blancquaert zijn in het Noorden zoveel verschuivingen in de uitspraak waar te nemen, dat onze - correcte - uitspraak alweer is gaan afwijken van die in het Noorden. Maar laten wij ook in eigen boezem kijken. Even bedenkelijk is in Vlaanderen het verschijnsel van de tussentaal, die niet alleen onze authentieke dialecten verdringt, maar ook het Nederlands in de weg staat. Niet het dialect is de vijand van het ABN, maar die afschuwelijke tussentaal, die noch Vlaams noch
Nederlands is. Er is vandaag in Vlaanderen een echte rage van cabaretiers en stand-upcomedians, die ik niet alleen uiterst zelden grappig - laat staan geestig - vind, maar van wie bovendien niet één behoorlijk Nederlands spreekt. Het slechte