‘De drie tumuli van Grimde, Tienen, Vlaams-Brabant - © Harrie Spelmans’
niet per definitie een ‘onchristelijke’ term. Beter gezegd: de term werd niet alleen gebruikt als aanduiding voor
heidense graven, maar ook voor
christelijke. Dat blijkt uit de Bijbelvertaling van de Goten, een Germaans volk dat in de laat-Romeinse tijd leefde en op het christendom was overgegaan. In hun Gotische Bijbel werd het graf dat Jozef van Arimathea voor Jezus had laten bouwen, aangeduid als een
hlaiwa (
Bischoff 1979, 3).
Plaatsen met ‘leeuw’ (voorchristelijke grafheuvel) |
Denderleeuw (Oost-Vlaanderen) |
grafheuvel aan de rivier de Dender |
Gors-Opleeuw (Belgisch-Limburg) |
Gors ‘Godfrieds’, Opleeuw ‘op de grafheuvel’ |
Heiligerlee (Groningen) |
Van 1223 tot 1594 lag hier het klooster Mons Sinaï; vandaar de toevoeging heiliger. |
Sint-Pieters-Leeuw (Vlaams-Brabant) |
|
Westerlee (Groningen) |
‘westelijke grafheuvel’, in tegenstelling tot Oosterlee, oude naam van Heiligerlee |
Zoutleeuw (Vlaams-Brabant) |
De betekenis van zout staat niet vast. |
Niettemin raakte het woord hlaiwa in de nadagen van het Romeinse rijk, toen het christendom de heersende godsdienst was geworden, in onbruik en het werd geleidelijk vervangen door de ‘christelijke’ benaming voor een graf, het Latijnse woord tumba, waaruit later ons woord tombe ontstond. Die naam sloeg overigens niet alleen op een christelijke grafheuvel, maar kon ook betrekking hebben op ‘heidense’ grafheuvels (Rentenaar 1990, 149). Maar volgens Kempeneers 2003 werd hlaiwa pas in de 8ste tot 10de eeuw ‘door de Romaanse indringer tumba bijna geheel verdrongen’. Germanen die langs de noordelijke en oostelijke grens van het Romeinse rijk woonden, namen het Latijnse woord al snel over en vervormden het tot tomme, toom en dergelijke. Of ze maakten er een verkleinvorm bij: tommel. Het achtervoegsel -l had in die tijd dezelfde betekenis als onze verkleinuitgang -tje (Rentenaar 1990, 149).
Plaatsen met ‘tomme’ |
Tommehoek (West-Vlaanderen) |
|
Tombeek (Vlaams-Brabant) |
|
Tommel (Noord-Brabant) |
‘kleine grafheuvel’ |
Tommeveld (Vlaams-Brabant) |
|
Tommelt (Antwerpen) |
‘groep grafheuveltjes’ |
Toom (Noord-Brabant) |
|
Op zijn beurt raakte ook het woord tomme na verloop van tijd in onbruik. Volgens Van Durme (1986, 114) was dat woord in de zestiende eeuw volkomen in het vergeetboek, niemand kende de betekenis meer. Aan de oude namen werd dus ter verduidelijking een eigentijds woord toegevoegd, zoals berg, en zo konden er plaatsnamen ontstaan die eigenlijk dubbelop zijn. In België liggen niet minder dan vier gehuchten met de naam Tomberg ‘grafheuvelheuvel’.
Maar niet alleen het oude woord voor grafheuvels raakte in onbruik, ook wisten ze vaak niet meer welke functie die rare heuveltjes hadden gehad. Zo wist L.W. Schuermans, samensteller van het Algemeen Vlaamsch Idioticon (Leuven 1865-1870), bij het trefwoord Tomme niet anders te melden dan: ‘In eene menigte van Brabandsche dorpen[...] treft men plaatsen aan die: de tombe, de tomme, het tompveld, enz., genaamd worden[...]. Deze tommen of tomben zijn rondvormige heuvels, als waren zij zoo