| |
| |
| |
Recensie
Hoe normatief is de nieuwe grote Van Dale?
Peter Debrabandere
Ton den Boon & Dirk Geeraerts (red.), Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, veertiende uitgave, drie boekdelen + cd-rom, Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2005, ISBN 90 6648 427 6, 4464 pp. Prijs: € 185,-.
Eind 2005 verscheen de veertiende uitgave van Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, beter bekend als de dikke of grote Van Dale (VD). De dertiende uitgave (1999) - met in de titel nog der i.p.v. van de - was nog maar zes jaar oud. Zo snel na 1999 had er geen nieuwe uitgave hoeven te komen, maar door het verschijnen van de nieuwe Woordenlijst Nederlandse Taal in 2005, met de door de Nederlandse Taalunie aangekondigde aanpassingen erin verwerkt, kon VD niet achterblijven. Met deze nieuwe uitgave van VD is meteen een kromme situatie uit de Nederlandse spellinggeschiedenis rechtgetrokken. VD-1999 gebruikte namelijk een spelling die afweek van de officiële spelling. VD-2005 is helemaal afgestemd op de officiële spelling.
Deze nieuwe VD wordt voor het eerst in de geschiedenis meteen ook met cd-rom verkocht. De koper kan dus naar gelang van de omstandigheden zijn VD op papier of op de computer inkijken. Bovendien is op de cd-rom niet alleen de nieuwe uitgave te vinden, maar ook de oerversie van VD, het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal uit 1864 van de broers Isaac. M en Nathan S. Calisch. De cd-rom bevat verder ook rijtjes werkwoordvervoegingen en verwarbare woorden (bv. wad - wat - watt).
De nieuwe uitgave heeft ruim 9.000 nieuwe woorden opgenomen, onder andere op het gebied van de telecommunicatie ( belminuut, inbelnummer), de integratieproblematiek ( inburgeringsplicht), de cultuur ( sneakpreview, afropop), de gastronomie ( harissa) en de economie ( euroconversie). Verder signaleert VD uiteraard ook het gebruik van bestaande woorden in een nieuwe betekenis, bijvoorbeeld: driehoekje (sportterm ‘passeerbeweging waarbij drie spelers de bal snel rondspelen’), lauw (jongerentaal ‘relaxed’), papegaai (‘stalen triangel boven een ziekenhuisbed, waar een patiënt zich kan optrekken’). Totaal nieuw zijn de allusies, woorden en uitdrukkingen die ontleend zijn aan cultuurverschijnselen als popmuziek, radio- en tv-programma's, beeldende kunst, boek- en filmtitels: arafatsjaal, miss piggy, monalisaglimlach, peterpancomplex, het verdriet van + plaatsnaam enz. Handig is dat die allusies in het woordenboek opgenomen zijn op hun alfabetische plaats, en niet in een afzonderlijke lijst. Dat brengt me bij een ander
gebruiksgemak van deze nieuwe VD, maar dan alleen op de cd-rom: de lemma's uit de lijsten met gevleugelde woorden, titels en citaten, namen uit de Griekse en Romeinse oudheid, en bijbelse namen staan op hun alfabetische plaats in het woordenboek zelf. Een opvallende vernieuwing in de papieren VD is het kleurgebruik (aventurijnblauw) voor de etymologische informatie, die nu ook voor het eerst helemaal op het einde van een artikel staat.
Hoe moet of kan VD nu gebruikt worden? Het antwoord komt uit de toespraak van Dirk Geeraerts (een van de hoofdredacteuren) uitgesproken op de officiële presentatie op 18 oktober 2005. VD is een referentiewerk, een schatkamer en een leeswoordenboek. ‘Als referentiewerk dient het woordenboek een praktische en normatieve functie. Het is vanuit dit perspectief dat het woordenboek gebruikt wordt als hulp bij het lezen en schrijven, als taaladviseur, als beslechter van normatieve vragen over het Standaardnederlands. Als schatkamer van de Nederlandse taal vervult het woordenboek een descriptieve en symbolische functie. Het documenteert de hedendaagse geschiedenis van het Nederlands met wetenschappelijke nauwgezetheid en het symboliseert op die manier de eenheid van de Nederlandse taalgemeenschap. [...] Als leeswoordenboek ten slotte heeft het woordenboek een infotainmentfunctie, het koppelt informatie aan vermaak voor wie grasduinend van vondst naar vondst, van wetenswaardigheid naar wetenswaardigheid, zonder bewust doel of vooraf bepaalde richting het woordenboek doorkruist.’
Uit de inleiding leren we dan weer dat de VD zich concentreert op de beschrijving van de kernwoordenschat
| |
| |
(p. xiii): ‘de woorden, verbindingen en uitdrukkingen die gedurende geruime tijd (in de praktijk circa drie jaar) regelmatig worden aangetroffen in het taalgebruik van de spraakmakende gemeente, dat wil zeggen bij schrijvers, onderwijsmensen, wetenschappers, journalisten, politici, radio- en tv-makers, voor zover dat gericht is op, en gemakkelijk toegankelijk is voor een ruimer publiek’. Bovendien vernemen we dat VD voor het bepalen van de kernwoordenschat steeds meer gebruikmaakt van representatieve digitale tekstverzamelingen. Dat VD als taaladviseur, als beslechter van normatieve vragen over het Standaardnederlands gebruikt kan worden, wordt in de inleiding ook uitdrukkelijk vermeld. Meer zelfs. VD beweert het enige beschrijvende woordenboek van het Nederlands te zijn met die functie (p. xiii): ‘Ten slotte is er een functie die geen enkel beschrijvend woordenboek zichzelf toekent, maar die het door vele gebruikers wordt toegekend: die van scheidsrechter in geval van twijfel of onzekerheid over de normatieve status van een woord of verbinding.’ VD omschrijft zichzelf verder als een impliciet normatief woordenboek, waarmee bedoeld is dat elementen die niet nader gemarkeerd zijn, tot het algemene taalgebruik behoren, en dat elementen die niet tot de standaardtaal gerekend mogen worden, maar die wel vermelding verdienen in VD, gemarkeerd of gelabeld worden met tijdsmarkeringen als archaïsch of verouderd en stilistische markeringen als formeel, informeel of vulgair.
Over markering van regionale elementen lezen we niets in de inleiding. Daarvoor moeten we kijken in de toelichting op het gebruik. Op p. xix wordt uitgelegd dat het label gewestelijk (gew.) dialectwoorden markeert die in VD zijn opgenomen omdat ze via schriftelijke bronnen in de standaardtaal zijn aangetroffen. Het regiolabel Belg.N. (Belgisch-Nederlands) wordt gebruikt voor elementen die tot de Nederlandse standaardtaal in België behoren. Belgisch-Nederlandse woorden die niet tot de standaardtaal in België gerekend kunnen worden, krijgen naast Belg.N. nog een extra label. VD geeft maar één voorbeeld: autostop, dat niet alleen als Belg.N., maar ook als spreekt. (spreektaal) gemarkeerd is. In VD-1999 werd nog heel expliciet gemeld dat het ging om de combinaties van Belg.N. met spreekt., veroud. (verouderd) of niet alg. (niet algemeen). Nu is dat blijkbaar niet meer nodig. Bovendien wordt in de toelichting op het gebruik helemaal niet uitgelegd dat Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen die wél tot de standaardtaal in België gerekend kunnen worden, in deze uitgave voor het eerst het label alg.Belg.N. (algemeen Belgisch-Nederlands) krijgen.
De manier waarop VD de gebruiker informeert over de uitspraak van heel wat lemma's, is ronduit verwarrend. Het is ten eerste jammer dat de cd-rom niet meer (zoals de vorige cd-romuitgaven) de mogelijkheid biedt om bij elk lemma de uitspraak te horen. VD geeft nu alleen maar uitspraakinformatie bij uitheemse trefwoorden waarvan de schrijfwijze niet overeenstemt met de uitspraak volgens de Nederlandse uitspraakregels. VD geeft een uitspraak die algemeen aanvaard is en ruimte laat voor individuele variatie. Soms worden twee varianten vermeld die in verzorgd taalgebruik allebei aanvaardbaar zijn. Maar toch zijn niet alle varianten opgenomen die in verzorgd taalgebruik aanvaardbaar zijn. Soms is alleen de in Nederland gangbare variant opgenomen, maar niet ook de Belgische variant. Het bovenstaande haal ik uit de toelichting op het gebruik. Maar die vermeldt niet dat de papieren VD en de cd-rom niet dezelfde informatie bevatten. Bij architect geeft de papieren VD alleen maar /ɑrʃitɛkt/, terwijl de cd-rom /ɑrʃitɛkt/ en /ɑrχitɛkt/ geeft. Bij sandwich geeft de papieren VD alleen maar /sɛntwıtʃ/, terwijl de cd-rom schrijft: ‘/sɛntwıtʃ/, in België ook /sɑntwıʃ/’. Terzijde vertel ik er nog bij dat de informatie bij sandwich heel erg gebrekkig is. De uitspraak die in België ‘ook’ voorkomt, kan alleen maar slaan op de eerste betekenis (twee dunne sneetjes brood met vlees of kaas ertussen), want alleen bij die betekenis kan in België ook wel eens de Nederlandse uitspraak gehoord worden. Maar bij de tweede betekenis (Belg.N., zacht puntbroodje) is de uitspraakinformatie ronduit fout. In België wordt hier nooit de Nederlandse uitspraak
gehoord en eigenlijk ook nooit de opgegeven Belgische uitspraak, maar wel zoiets als /sɑndwiʃ/, als het al niet /ʃɑndwis/ is. De cd-rom gebruikt wel vaker die misleidende typering ‘in België ook’. Ik vind ze bv. ook bij match, terwijl de Nederlandse uitspraak in België gewoon zelden of nooit voorkomt. Bovendien verzwijgt VD dat match in Nederland veel minder gebruikelijk is dan in België. En bij douanier staat in de papieren VD alleen maar /duwɑnje/, terwijl de cd-rom /duwɑnje/ én /duwɑnir/ geeft zonder die laatste variant als Belg.N. te markeren, hoewel het in-leidende hoofdstukje over uitspraak (p. xxv) de vorm /duwɑnir/ dan weer wel ‘een in België algemene uitspraakvariant’ noemt. Zo kan ik nog wel meer voorbeelden geven. Zo'n werkwijze strookt niet met de bedoeling van VD een impliciet normatief woordenboek te zijn.
In mijn recensie van VD-1999 (NvN, 2000, pp. 38-42) had ik kritiek op het onderscheid tussen de labels (alg.)Belg.N. en Belg.N., niet alg. In VD-2005 is dat (in mijn ogen ongelukkige) onderscheid gehandhaafd. Belgisch-Nederlandse taalverschijnselen zijn zo goed als altijd niet-algemeen. Het heeft geen zin een onderscheid te maken tussen algemeen en niet-algemeen Belgisch-Nederlands en op basis van dat onderscheid bepaalde verschijnselen standaardtaal in België te noemen en andere niet. Het criterium dat ten grondslag ligt aan dat onderscheid, het onderzoek naar het taalgebruik van de spraakmakende gemeente in Vlaan- | |
| |
deren, is namelijk fundamenteel fout. Die spraakmakende gemeente bestaat in Vlaanderen gewoon niet. Wanneer zullen taalkundigen en taalbeleidsmakers dat nu eens eindelijk inzien? Laten we eens de (impliciete) taaladviezen van vier verschillende instanties die werken met het begrip algemeen Belgisch-Nederlands of standaardtaal in België, met elkaar vergelijken en die adviezen plaatsen tegenover de adviezen van twee traditionele taaladvies-woordenboeken. In de onderstaande tabel zijn de 22 voorbeelden opgenomen uit mijn recensie van VD-1999, die in VD-2005 nog steeds als (alg.)Belg.N. (eerste 10) en Belg.N., niet alg. (laatste 12) gemarkeerd worden. Van links naar rechts leest u het advies van VD, NTU (Nederlandse Taalunie, http://taaladvies.net), VRT (http://vrttaal.net, adviezen van Ruud Hendrickx, taaladviseur bij de VRT), VDHN (Van Dale - Groot woordenboek hedendaags Nederlands, 2002), CT (Willy Smedts, Willy Penninckx & Paul Buyse, Correct taalgebruik, 2006) en WCT (Siegfried Theissen & Peter Debrabandere, Woordenboek voor correct taalgebruik, 2005). Een plusteken wijst op acceptatie als alg.Belg.N. of
standaardtaal in België, een minteken op afwijzing, een blanco positie op het ontbreken van een advies en ronde haakjes op een advies dat ik afgeleid heb uit elders gevonden informatie in dezelfde bron. In 11 van de 22 gevallen, in 50% van de gevallen dus, is er bij VD, NTU, VRT en VDHN geen overeenkomst over de status van het verschijnsel, hoewel ze alle vier het criterium van de spraakmakende gemeente in Vlaanderen hanteren. De pleitbezorgers voor de aanvaarding van een Belgisch-Nederlandse standaardtaal creëren elk hun eigen Belgische standaardtaal, waardoor ze absoluut niet geloofwaardig zijn. Over dat ontbreken van eensgezindheid wordt de modale taalgebruiker nooit geïnformeerd, maar die taalgebruiker schermt wel met VD of NTU als hij de discussie aangaat met iemand die meer geloof hecht aan CT of WCT, want door hun naambekendheid en/of officiële status hebben VD en NTU als normbepalers een grotere invloed. Dat ontbreken van eensgezindheid alleen al (zonder verder onderzoek naar het taalgebruik zelf) rechtvaardigt al de afwijzing door CT en WCT, want een taalverschijnsel waarover de normbepalers (van wie ik mag aannemen dat ze tot de spraakmakende gemeente behoren) het zelf al oneens zijn, kan toch onmogelijk tot het algemene taalgebruik van de hele spraakmakende gemeente behoren.
De 15 woorden en uitdrukkingen die ik in 2000 als voorbeelden opgegeven had van Belg.N., spreekt. worden in VD-2005 nog steeds zo gelabeld. Het gaat om mazout ‘stookolie’, camion ‘vrachtauto’, camionette ‘bestelauto’, bot ‘laars’, frigo ‘koelkast’, frigobox ‘koelbox’, velo ‘fiets’, valling ‘verkoudheid’, solden ‘seizoenopruiming’, occasie ‘koopje’, droogkuis ‘stomerij’, kuisvrouw ‘schoonmaakster’, een buis krijgen / hebben ‘een onvoldoende krijgen / hebben’, pateeke ‘gebakje’, smos ‘sla, mayonaise, schijfjes hardgekookt ei en tomaat (als broodbeleg)’. Mijn kritiek hierop blijft geldig.
|
VD |
NTU |
VRT |
VDHN |
CT |
WCT |
1. wisselstukken (reserveonderdelen) |
+ |
+ |
- |
- |
- |
- |
2. weerstaan aan iets (iets weerstaan) |
+ |
|
- |
|
- |
- |
3. verhelpen aan iets (iets verhelpen) |
+ |
|
- |
|
- |
- |
4. ontdubbelen (splitsen) |
+ |
|
- |
|
- |
- |
5. wijsheidstand (verstandskies) |
+ |
|
|
+ |
- |
- |
6. hogervermeld (bovenvermeld) |
+ |
|
+ |
+ |
- |
- |
7. eerder (nogal) |
+ |
|
- |
- |
- |
- |
8. op punt stellen (regelen, afstellen ...) |
+ |
- |
- |
+ |
- |
- |
9. het noorden verliezen (de kluts kwijtraken) |
+ |
|
|
|
- |
- |
10. veel inkt doen vloeien (veel pennen in beweging brengen) |
+ |
|
|
+ |
- |
- |
11. classeur (ordner) |
- |
|
- |
- |
|
- |
12. hospitalisatie (ziekenhuisopname) |
- |
|
(-) |
+ |
- |
- |
13. immobiliën (vastgoed) |
- |
|
- |
- |
- |
- |
14. rondpunt (rotonde) |
- |
+ |
- |
|
- |
- |
15. zakencijfer (omzet, omzetcijfer) |
- |
+ |
- |
- |
- |
- |
16. verkeerswisselaar (verkeersknooppunt) |
- |
|
- |
+ |
- |
- |
17. zomeruur (zomertijd) |
- |
+ |
- |
|
- |
- |
18. weerhouden (in aanmerking nemen) |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
19. zich verwachten aan iets (iets verwachten) |
- |
- |
- |
|
- |
- |
20. doorgaan (plaatsvinden, zonder gedachte aan moeilijkheden) |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
21. voorzien (bepalen, voorzien in ...) |
- |
|
- |
|
- |
- |
22. eens dat (zodra) |
- |
- |
- |
(-) |
- |
- |
| |
| |
Een aantal van die gevallen is helemaal niet uitsluitend spreektaal. Hoeveel Belgische stomerijen zouden zich stomerij noemen? In de Belgische Gouden Gids staat het woord stomerij alleen maar in de index, maar in de rubriek zelf is het steeds droogkuis of nieuwkuis. Ook schrijftaal dus. Informazout, het Belgische informatiecentrum over het verwarmen van gebouwen met stookolie, gebruikt in zijn publicaties (op papier en op internet) uitsluitend de term mazout. Ook schrijftaal dus.
In 2000 had ik 12 voorbeelden gegeven van woorden en uitdrukkingen die VD-1999 als gewestelijk labelde: om het even welk(e) ‘welk(e) ook’, om ter hardst ‘om het hardst’, binnen ‘na verloop van’, als ‘toen’, terug ‘(al)weer’, aan ‘voor, tegen’ (bij prijsaanduiding), gebuisd ‘gezakt’, overhalen (met klemtoon op de tweede lettergreep) ‘overreden’, embêteren ‘lastigvallen’, economaat ‘huishoudelijke, administratieve dienst van een school ...’, een eind aan iets stellen ‘een eind aan iets maken’ en middens ‘kringen’. Het waren allemaal gevallen waarover ik me afvroeg waarom VD ze als gewestelijk (en dus niet als Belgisch-Nederlands) beschouwde. VD heeft hier heel wat wijzigingen aangebracht. Alleen binnen, als en economaat zijn gewestelijk gebleven. Een eind stellen aan is bij het lemma stellen gelabeld als Belg.N., niet alg., maar bij einde is het gewestelijk gebleven. Om het even welk(e) is nu helemaal niet meer gelabeld en wordt nu blijkbaar als standaardtaal beschouwd. Om ter hardst, terug, aan, overhalen en middens zijn nu Belg.N., niet alg., terwijl gebuisd en embêteren (nu ambeteren gespeld) Belg.N., spreekt. geworden zijn.
VD-2005 heeft heel wat inconsequenties weggewerkt. Ik kan hier met een paar voorbeeldjes volstaan. In VD-1999 was inkom gelabeld als Belg.N. en inkomhal als gewestelijk. Een buis krijgen / hebben, buizen en gebuisd waren resp. Belg.N., spreekt., Belg.N., studententaal en gewestelijk. Nu zijn inkom en inkomhal allebei Belg.N., niet alg. en een buis krijgen / hebben, buizen en gebuisd alle drie Belg.N., spreekt. Andere inconsequenties blijven gewoon bestaan. Foor en foorkramer zijn nog steeds resp. gewestelijk en (alg.)Belg.N. Turnsloef wordt nog steeds opgenomen als Belg.N., spreekt., maar turnpantoffel, het woord dat in België echt als het standaardtalige equivalent van het Nederlandse gymschoen beschouwd wordt, neemt VD nog steeds niet op. Verder is ook volstrekt onduidelijk waarom taallabo en taallab nu resp. als alg.Belg.N. en Belg.N., spreekt. beschouwd worden.
Enkele Belgisch-Nederlandse woorden die in 1999 ten onrechte geen label gekregen hadden, hebben er nu wel een, zoals dampkap ‘afzuigkap’ (Belg.N., niet alg.). Maar een hoop andere woorden blijven gewoon zonder label in VD staan alsof ze in het hele Nederlandse taalgebied met dezelfde gevoelswaarde of stilistische waarde bruikbaar zijn: schoonbroer ‘zwager’, tafelkleed ‘tafellaken’, barema ‘loonschaal’, hospitaliseren ‘(in een ziekenhuis) opnemen’, charcuterie ‘fijne vleeswaren’, living ‘woonkamer’, huistaak ‘huiswerk’, briquet ‘aansteker’, bureau ‘werkkamer’, coiffeur ‘kapper’, hold-up ‘overval’, garagist ‘garagehouder’, dollekoeienziekte ‘gekkekoeienziekte’, gilet ‘vest’, recycleren ‘recyclen’ en verluchten ‘uitluchten’. En geen aarde aan de dijk brengen ‘geen zoden aan de dijk zetten’ is zelfs gewoon uit VD verdwenen. Als VD echt een impliciet normatief woordenboek wil zijn, dan moet hij de normzoeker hier toch beter informeren. Bovendien zijn er daarnaast nog heel wat andere woorden die ik in 2000 niet gesignaleerd had, maar die nog steeds gepresenteerd worden als standaardtalige woorden, onder andere competitiviteit ‘concurrentievermogen’ en behangpapier ‘behang’ (behangselpapier, dat als gewestelijk beschouwd wordt, wordt als betekenisomschrijving gebruikt bij
behang en behangpapier).
In 2005 verschijnen enkele woorden en uitdrukkingen voor het eerst als Belgisch-Nederlands in VD: burotica ‘elektronica en informatietechnologie voor kantoren’, leiband ‘lijn (voor honden)’, salon ‘bankstel’, cliënteel ‘clientèle’, bierkaartje ‘bierviltje’, instaan voor ‘zorgen voor’, noemen ‘heten’, quoteren ‘een cijfer geven’ en winteruur ‘wintertijd’. Nu eens krijgen ze als label alg.Belg.N., dan weer Belg.N., niet alg. Maar studio ‘lerarenkamer’, inhuldiging ‘inwijding, onthulling’, openingsuren ‘openingstijden’, zich interesseren aan ‘zich interesseren voor’, allergisch aan ‘allergisch voor’, zie hoger ‘zie boven’ hebben in VD nog steeds geen plaatsje gekregen.
Verder heeft VD nog steeds geen middel gevonden om aan te geven dat bepaalde woorden in Nederland en Vlaanderen een verschillende stilistische waarde hebben. Bij bekomen ‘verwerven, ontvangen’ staat als label arch., Belg.N., niet alg. Waarop slaat arch.? Op het hele Nederlandse taalgebied? Of alleen op Nederland? Of alleen op Vlaanderen? Dat is helemaal niet duidelijk. In werkelijkheid is bedoeld dat bekomen in het hele Nederlandse taalgebied in de standaardtaal als archaïsch aangevoeld wordt en vandaag dus alleen nog gebruikt wordt om er een bepaald stilistisch effect mee te ‘bekomen’, terwijl het in België ook wel (maar dan niet algemeen) in stilistisch niet-gemarkeerde taal voorkomt, waaruit de taalgebruiker moet kunnen afleiden dat het niet tot de Belgisch-Nederlandse standaardtaal behoort. De modale woordenboekgebruiker kan zo'n label onmogelijk correct lezen. Bovendien klopt er iets niet. Als bekomen in België voorkomt, dan is het helemaal niet archaïsch. Bovendien kan met bekomen in België nooit een bepaald stilistisch effect bereikt worden, want niemand zal dat doorhebben, aangezien het woord niet als archaïsch aangevoeld zal worden. Het probleem is dat stijllabels (voor het hele taalgebied) niet verenigbaar zijn met regiolabels. Bij gans ‘heel, geheel’ en geraken ‘raken’ doet
| |
| |
zich hetzelfde probleem voor. Zetel ‘fauteuil, luie stoel; (zit)bank’ wordt archaïsch genoemd bij betekenisnummer 1 ‘zitplaats, stoel’, terwijl het alg.Belg.N. genoemd wordt bij nummer 5 ‘luie stoel’. Ook dat is gewoon onzin voor wie VD als normatief woordenboek wil gebruiken. Kijk je bij nummer 1, dan onthou je dat zetel in de genoemde betekenis archaïsch is en dus in stilistisch niet-gemarkeerde taal ongebruikelijk is (ook in België dus), maar kijk je bij nummer 5, dan is zetel Belgisch-Nederlandse standaardtaal. En waarom zegt VD bij huwen helemaal niets over het niet-archaïsche gebruik dat van dat woord gemaakt wordt in België? Vergelijkbare opmerkingen kun je maken over woorden die als formeel gemarkeerd worden: reeds, zenden, opdat, te (voorzetsel bij plaatsnamen). En waarom krijgen avondmaal ‘avondeten’ en verwittigen ‘doen weten’ helemaal geen label?
Hier volgen nog wat losse aanmerkingen. Zoals in elk woordenboek zijn ook in VD enkele slordigheden terechtgekomen. Zo vind je bij hoog twee keer het Belgisch-Nederlandse hoog spelen: een keertje achter betekenisnummer 7 en een keertje achter nummer 15. Het Belgisch-Nederlandse van (bv. in Het is belangrijk van dat te weten ‘... om dat te weten’) moet je bij het voorzetsel om zoeken (nr. 31), terwijl het een voegwoord is. Anita en sjonnie zijn jeugdtaal, maar marina is Belg.N., spreekt., terwijl het Belgisch-Nederlandse johnny niet in VD staat en bij het lemma sjonnie de wending een sjonnie en een marina als Belg.N., spreekt. beschouwd wordt. Ik vraag me af wat afwijkende hoofdtijden in VD komen doen? Klieven, kloof, gekloven ‘kliefde, gekliefd’, durven, dierf ‘durfde’ en rekken, rok, gerokken ‘rekte, gerekt’ worden als Belgisch-Nederlands beschouwd, resp. gelabeld als Belg.N. ook, Belg.N., spreekt. en in Belg. ook sterk vervoegd. Tussen haakjes: waarom wordt dorst niet als archaïsch of toch ten minste als weinig gebruikelijk gelabeld en waarom wordt bij slaan (opslaan, verslaan ...) nooit de Belgische vorm geslaan (opgeslaan, verslaan) ‘geslagen (opgeslagen, verslagen)’ opgenomen? En waarom is kloeg ‘klaagde’ gewestelijk? Mag ik er ook op wijzen dat rok, gerokken ook regionaal in Nederland voorkomt?
Waarom wordt bij boogscheut (alg.Belg.N.) alleen de betekenis ‘kleine afstand’ vermeld, maar niet de uitdrukking op een boogscheut (afstand) van? En waarom is er geen verwijzing naar het Nederlands-Nederlandse steenworp? Waarom wordt bij stokken in de wielen steken (alg.Belg.N.) niet ook de NN-variant een spaak in het wiel steken vermeld, terwijl bij vijgen na Pasen (alg.Belg.N.) bijvoorbeeld wel naar mosterd na de maaltijd (NN) verwezen wordt? VD vermeldt geen graten in iets vinden als alg.Belg.N., maar het moet zijn: geen graten in iets zien.
Bij leraarskamer wordt lerarenkamer als vormvariant opgenomen, terwijl het eigenlijk omgekeerd is. VD vermeldt klasvertegenwoordiger als Belg.N., terwijl het echte Belgische woord (klasverantwoordelijke) ontbreekt. Klasvertegenwoordiger is gewoon een halfslachtige correctie van klasverantwoordelijke. In de standaardtaal is het klassenvertegenwoordiger. Aanduiden is een leenvertaling van het Franse désigner bij betekenis 5 ‘opgeven, vermelden, specificeren’, maar blijkbaar niet bij betekenis 6 ‘aanwijzen voor een bepaalde rol of functie’. Zeker van zijn stuk zijn (alg.Belg.N.) komt een keer voor bij het lemma zeker en een keer bij stuk, resp. met als omschrijving ‘helemaal niet twijfelen of aarzelen’ en ‘vol zelfvertrouwen, zelfverzekerd’. Maar de standaardtalige wending zeker van zijn zaak zijn komt in VD niet voor. Achturendag wordt omschreven als ‘werkdag van acht uren’, maar het gebruikelijkere achturige werkdag komt in VD niet voor. Muzikale omkadering is te vinden bij omkadering als alg.Belg.N., maar het standaardtalige muzikale omlijsting staat nergens in VD. Bij verplaatsingskosten (alg.Belg.N.) wordt als omschrijving ‘voorrijkosten’ gegeven, maar dat het nog veel gebruikelijker is in de betekenis van ‘reiskosten’, dat zegt VD niet. De Belgisch-Nederlandse uitdrukking in dovemansoren vallen (een leenvertaling uit het Franse tomber dans l'oreille d'un sourd) komt in VD niet voor, wel het standaardtalige dat is aan
geen dovemansoren gezegd, maar dat zou eigenlijk moeten zijn: dat is aan geen dovemansoren gericht.
Ten slotte is VD in een aantal gevallen expliciet normatief, terwijl hij dat helemaal niet wil zijn. bij jong5 lees ik: jong en oud was daar aanwezig (niet: ‘waren aanwezig’). Bij baboesjka staat bij betekenis 2: (eigenlijk onjuist) matroesjka. Bij gliding scale: (onjuist voor) sliding scale. Bij onereus, 2: moeilijk, moeitevol (onjuist is het gebruik in de zin van kwalijk, onbehoorlijk). Bij prospectus: het & de (m.); -sen (het mv. ‘prospecti’ is onjuist). Bij notulen: minder juist: notulen.
De lezer mag me niet verkeerd begrijpen. VD is een ongelooflijk rijk naslagwerk. Het is een uitstekend woordenboek op voorwaarde dat het niet als normatief woordenboek gebruikt wordt. De boven opgesomde voorbeelden die dat moeten illustreren, zijn geen volledige opsomming. Ik zou nog verschillende bladzijden zo door kunnen gaan. De modale woordenboekgebruiker wordt door VD (zie inleiding), door de uitgever (Van Dale Lexicografie) en door een in de loop van de voorbije decennia ontstane wijdverbreide misvatting steeds weer in de waan gebracht dat VD dé scheidsrechter bij uitstek is in normkwesties. Het normatieve karakter van VD is een mythe geworden, die door de media en het onderwijs in stand gehouden en versterkt wordt.
|
|