Variatie in de spelling
Is er in de Nederlandse spelling niet enige variatie mogelijk, net zoals in het Engels? Die vraag stelt Raf Erzeel in Koppel[-]tekens op laag water [Ad Rem juli-augustus 2006]. Ik denk dat het Engelse model geen navolging verdient.
Uit veel onderzoek blijkt dat de leerbaarheid, en de schrijf- en leesbaarheid omgekeerd samenhangen met de hoeveelheid variatie in de spelling. We hebben minder variatie wanneer de klank-schriftkoppelingen zo eenvoudig en consistent mogelijk zijn: eenzelfde klank, en eenzelfde woord worden zoveel mogelijk gelijk gespeld; en gelijk gevormde woorden worden op analoge wijze geschreven. Het omgekeerde dus van ij en ei, of zoals in Van Dale 1992 20 woorden kranten- (krantenpapier) en 19 krante- (krantestijl), of de vroegere voorkeurnaast toegelaten spelling in cadans en kadans. Minder spellingvariatie betekent ook dat we in dezelfde of verschillende teksten hetzelfde woord gelijk gespeld vinden, bijvoorbeeld alleen laagwater en niet ook laag water zoals in Van Dale.
Variatie in spelling is zeer beperkt bij het Italiaans, Spaans of Fins, al een stuk groter bij het Nederlands, en veel groter bij het Engels of het Frans. In het Engels bijvoorbeeld de klank /ee/ in brake, gain, weigh, break, way, grey, goal of varianten easy going, easy-going, easygoing. De gevolgen zijn herhaaldelijk aangetoond. In landen met Engels of Frans zijn er significant meer mensen met dyslexie, schrijf- en leesproblemen, en functioneel-analfabeten. Engelse kinderen hebben op tienjarige leeftijd een lees-achterstand van twee tot vier jaar op Italiaanse kinderen! In tegenstelling tot wat R. Erzeel denkt, is het Engels een grote taal niet dankzij maar ondanks de verscheidenheid in de spelling, maar dan omdat er grote politiek-economische machten achter die taal zitten.
Minder spellingvariatie is beter omdat onze spellinghandelingen niet door regels, wat men ten onrechte denkt, maar door ons geheugen gestuurd worden: wij slaan de klank-schriftkoppelingen, de woordbeelden en de woordpatronen al schrijvende of lezende in ons geheugen op, en halen ze er bij het schrijven of lezen opnieuw uit op. Wanneer we in een bijzonder geval zoals de werkwoordvormen niet buiten regels kunnen, gaat het soms mis juist doordat ons geheugen ons verkeerde woordvormen opdringt.
(uit: Frans Daems, ‘Spelling op laag[ ] water - variatie? nee, dank u’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 20 (2006), nr. 5, p. 14)