Het ingewikkelde Nederlands (2)
Jaak Peeters
Het artikel van Dick Wortel (Het ingewikkelde Nederlands, N-NVN 2006, nr. 4, pp. 29-31) dwingt tot reageren. Naar mijn oordeel overdrijft Wortel de verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders. Ik geef enkele voorbeelden. Het begrip deftig bezit ook in Vlaanderen wel degelijk de betekenis ‘voornaam, van betere komaf’. Het woord quasi is in Vlaanderen weinig gebruikelijk. In de betekenis van ‘in schijn’ wordt quasi in Vlaanderen veelal vervangen door ogenschijnlijk, wat ook in Nederland nergens tot begripsverwarring aanleiding geeft.
Het klopt uiteraard dat sommige woordbetekenissen verschillen laten zien tussen Vlaanderen en Nederland. Ik heb dat zelf ondervonden bij de publicatie van mijn De gekwetste mens bij uitgeverij Damon in Budel (Nederland). Helemaal gelijk heeft de schrijver als hij uithaalt naar overbodige Franse leenwoorden, zoals sacoche voor handtas, tas (uit Fr. tasse) voor kop en nefast voor verderfelijk. Die laatste woorden, zoals zovele andere, behoren tot die hatelijke Vlaamse tussentaal, waartegen we niet hard genoeg ten strijde kunnen trekken. Overigens stel ik voor dat het ANV de Vlaamse regering en het Vlaamse Parlement even aanpakt om het vraagstuk van de tussentaal in het onderwijs aan te kaarten. Bovendien moeten we erop toezien dat die vunzige tussentaal, waarop de Franstaligen in België met reden afgeven, niet aangedikt wordt met overbodige Engelse termen, zoals kids voor kinderen.
Ten slotte sluit ik me aan bij de schrijver als die zegt dat een taal leeft en bijgevolg taalveranderingen onafgebroken plaatsvinden. Binnen dat proces verschijnen ook onvermijdelijk verschillen tussen Vlaanderen en Nederland, omdat de levenshorizon van beide volksdelen enigszins verschilt. Omdat Vlaanderen en Nederland nu eenmaal nog steeds in onderscheiden politieke structuren opgesloten zitten, is ook het voorkomen van afwijkende officiële termen onvermijdelijk. Het Vlaamse schepen voor wethouder of zoiets als faciliteiten voor een soort ‘officieel vastgelegde tegemoetkomingen aan de Franstaligen in enkele Nederlandstalige gemeenten of Nederlandstaligen in enkele Franstalige gemeenten’. Dergelijke verschillen zijn niet dramatisch en enige kennis van elkaars politieke instituties en elkaars leefwereld volstaat voor een correct wederzijds begrip.
Maar al bij al is de zorg voor een verzorgde taal een ondergesneeuwd punt geworden. Het is de hoogste tijd dat we er veel meer aandacht aan besteden.