Cas Goossens over het Nederlands bij de VRT
Nu is alles heel veel vlotter, veel losser geworden, waarbij misschien de officiële taal-norm niet meer zo gerespecteerd wordt en niet meer als zo dwingend wordt ervaren. En dat is misschien in de twee gevallen wel zo, zowel in Nederland als bij ons.
Je voelt dat wat wij ‘het meer onverzorgde’ zouden noemen meer veld heeft gewonnen. Er wordt ook niet meer zo duidelijk gearticuleerd. Het nieuws is nu veel vlotter, maar vaak ook onverzorgder dan wij het gewild zouden hebben. En de mensen van onze generatie storen zich dan aan dingen die misschien kleinigheden lijken ... Vanmorgen op de radio hoorde ik bijvoorbeeld: ‘Vandaag de hele dag regen tot zes graden’. Dat kon dus niet bij ons. Bij ons was het: ‘Vandaag regen. Temperatuur maximaal zes graden’.
Vindt u dan dat daar van hogerhand meer aandacht aan besteed zou moeten worden?
Ik vind dat wel, ja. Zeker bij het nieuws. Dat moet in een zeer verzorgde taal worden gebracht. ‘Plechtiger’ mag ik het niet noemen, maar wel duidelijk en heel correct. Je kunt daarin niet correct genoeg zijn. [...]
Ik weet niet of de methode van vroeger, met de blauwe brieven, de goede methode was. Maar als je op die manier op de vingers getikt werd, vergat je het voor de rest van je leven niet meer, of je het ermee eens was of niet.
Je moet je ook het klimaat van vroeger voorstellen: van de media en van de beginnende televisie werd een explosie van kennis en educatie verwacht. Wij moesten de norm zijn voor goed Nederlands in Vlaanderen en dat moest van ergens gestuurd worden. Dus als je accepteert dat je de norm móét zijn - en ik vind nog altijd dat de omroep die voorbeeldrol moet spelen - is sturen nodig. In de media, op radio en tv, blijft er die opdracht om een voorbeeld te zijn van goed Nederlands taalgebruik.
West-Vlamingen, bijvoorbeeld, zijn er absoluut niet mee gediend dat we denken dat we, om populair te zijn, een soort gekuist Antwerps-Brabants dialect moeten spreken. Ze zijn veel meer gediend met een correct, mooi, goed Nederlands, een algemeen Nederlands. Dus ik denk wel dat het niet verboden moet worden dat een gezaghebbende instantie, een onderwijskundige instantie, zich daarmee bezighoudt en zegt: wij vinden dat het zo moet zijn. Ik vind dat niet slecht, nee.
(uit: Sara Brouckaert, ‘Cas Goossens: het Nederlands zoals het was: de BRT’. In: Over taal, jg. 45 (2006), nr. 2, pp. 38-40)