Als je de frequentie van de doubletvormen wilt onderzoeken, mag je natuurlijk alleen rekening houden met het predicatieve gebruik. Wat dit betreft, zijn globaal gezien de vormen op -waardig veel gebruikelijker dan die op -waard: in bijna alle gevallen heeft de zoekmachine Google veel meer voorbeelden met het langere suffix gevonden. Maar er zijn drie uitzonderingen: van lezenswaard waren er (in november 2005) in het Noorden evenveel vindplaatsen (er is alleen maar rekening gehouden met de oorspronkelijke voorbeelden, niet met de herhaling ervan) als voor lezenswaardig; in het Zuiden waren er zelfs dubbel zoveel. Voor noemenswaard / noemenswaardig is de situatie iets ingewikkelder: het Noorden schijnt een voorkeur te hebben voor de korte vorm, maar het Zuiden heeft een nog veel sterkere voorkeur voor de lange vorm. Bij vermeldenswaard / vermeldenswaardig zijn de twee delen van het taalgebied het dan weer eens: er zijn iets meer vindplaatsen voor vermeldenswaard.
Als we er het Woordenboek der Nederlandse Taal op naslaan, zien we dat de voorkeur voor waard in deze drie gevallen op een recente ontwikkeling wijst: het WNT heeft weliswaar naast lezenswaardig ook lezenswaard opgenomen, maar zegt dat het zelden gebruikt wordt. Bij noemenswaardig, dat als eerste vorm vermeld wordt, staat: ‘ook -waard’, wat zeker niet op een voorkeur voor noemenswaard wijst. Bij vermeldenswaard / vermeldenswaardig is het nog duidelijker: de vorm op -waard wordt door het WNT niet gehonoreerd. Het WNT vermeldt wel twee samenstellingen met -waard die de Grote Van Dale (1999) niet opgenomen heeft en waarvan ik op Google ook maar enkele voorbeelden gevonden heb: achtingswaard en navolgenswaard. Dat laatste heeft in het WNT zelfs de voorkeur! Omgekeerd honoreert de GVD ook vormen op -waard die niet in het WNT staan. Buiten het al genoemde vermeldenswaard zijn dat aanbevelenswaard, aanbevelingswaard, vertrouwenswaard en wetenswaard. In het Noorden kwam die laatste vorm toch al in 30 % en in het Zuiden zelfs in de helft van de gevallen voor. Van de andere drie heeft de zoekmachine weinig voorbeelden opgeleverd.
Samenvattend kunnen we zeggen dat we hier met twee tegenstrijdige ontwikkelingen te maken hebben: enkele samenstellingen met -waard schijnen nagenoeg verdwenen te zijn. Andere, die het WNT nog niet vermeldt, staan in de GVD en je vindt er ook voorbeelden van op Google. Afgezien van de drie bovengenoemde gevallen, waar de vorm op -waard even gebruikelijk zoniet gebruikelijker is dan die op -waardig, kom je de samenstellingen met -waard veel minder vaak tegen dan die met -waardig. Eigenlijk is dat niet verwonderlijk, want -waardig kun je op twee manieren gebruiken, namelijk predicatief en attributief, terwijl -waard beperkt blijft tot zijn predicatieve functie.