CVN
Zitting ‘Publieksbereik en Ontsluiting’
Samenvatting van het verslag van de werkgroep o.l.v. Jos Taekema.
de ordening vindt plaats door het zoeken - en niet andersom.
Erfgoedorganisaties in Nederland en Vlaanderen wordt verzocht ofwel een gezamenlijke website op te zetten, ofwel het stramien en de opmaak van hun sites uit te wisselen. Het absolute minimum is in Vlaams-Nederlandse koppelingen te voorzien. Door te werken met een gedeelde technische structuur kunnen verwante organisaties gemakkelijk databankgegevens uitwisselen. Zo kan over de grens samengewerkt worden, maar kunnen organisaties op inhoudelijk niveau toch eigen accenten leggen. Zelfs hoeft men niet meer dezelfde onderbouwing te gebruiken: verschillende systemen die dezelfde open standaarden hanteren, kunnen aan elkaar gekoppeld worden.
Het moet dan mogelijk zijn om de inhoudelijke en de formele ontsluiting zo op elkaar af te stemmen dat beide systemen op dezelfde manier geraadpleegd kunnen worden.
Interoperabiliteit staat daarbij centraal.
Belangrijk is daarbij vooral dat het zoekproces vergemakkelijkt wordt. Er kan bijvoorbeeld niet gegarandeerd worden dat alle informatie op het internet altijd even accuraat is. De link met de inleiding van Pascal Gielen kan hier al meteen gelegd worden: we leven steeds meer in een wereld, waarin de ordening plaatsvindt door het zoeken en niet andersom.
Een van de mogelijkheden om het zoeken vlotter te laten verlopen, is werken met een of meer portaalsites, zoals www.erfgoedsite.be in Vlaanderen. Maar het mag geen zaak voor techneuten alleen worden: er moet een levende digitale gemeenschap komen. In veel gevallen zijn dat verhalen van de man uit de straat en die blijken in de praktijk vaak moeilijk op een goede manier op (e-)papier te krijgen. Om dat op te lossen zou er onder meer een beroep kunnen worden gedaan op mensen uit de journalistieke wereld.
Er is nog een weg naar groter bereik: via participatie vanuit het publiek. Het Huis van Alijn in Gent speelt daar handig op in met de ‘identificatiekamer’, een project waarbij onbekende objecten tentoongesteld worden en de museumbezoekers kunnen raden om welk voorwerp het gaat. Op die manier trachten de museumwerkers, die het voorwerp meestal zelf ook niet kennen, mondelinge geschiedenissen te verzamelen.
Geen van de genoemde initiatieven is echter Nederlands-Vlaams...
Maar voordat Vlaanderen en Nederland kunnen samenwerken, moet in beide landen nog heel wat op gang gebracht worden. Zo maken de meeste organisaties nog onvoldoende gebruik van digitale mogelijkheden en blijven bij hun oude stiel. En omdat in Nederland geen subsidies meer worden verstrekt aan koepelorganisaties, is het er al moeilijk om de krachten binnen de landsgrenzen te bundelen. Regionale verenigingen ontbreekt het vaak aan mankracht en middelen om zelf een website te ontwerpen en te onderhouden. Nederlands-Vlaamse samenwerking wordt daardoor soms als een overlevingsstrategie beschouwd, terwijl het veel meer dan dat zou moeten zijn: grensoverschrijdende samenwerking is een mooie manier om het Vlaams-Nederlandse erfgoed overeind te houden in het globaliseringsproces.
Nederlands-Vlaamse samenwerking is volgens de Vlaamse overheid op operationeel niveau echter gemakkelijker te realiseren dan op strategisch niveau. Dat heeft volgens haar te maken met een verschil in beleidslijnen en in subsidiesystemen. Daarom voelt ook de Vlaamse overheid veel voor samenwerking die van onderuit groeit.