Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110
(2006)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
CVN
| |||||||||||
Vanuit de discussieIn de discussie over ‘Opleiding en Vorming’, waarbij dus vooral naar de reeds verschenen rapporten is verwezen, zijn toch enkele klemtonen opgevallen. Riet Jeurissen sprak inleidend over die ene taal, het Nederlands, zo belangrijk voor de communicatie. Dat ontlokte schrijver dezes de vraag ‘Wat doen we met de verschillen in de terminologie bij opleiding en vorming; hoe kunnen we correct communiceren? Zie de specifieke grensoverschrijdende opleidingen in het secundair of voortgezet en in het hoger onderwijs, in de erfgoedsector. Zelfs het begrip ‘stage’ heeft soms een andere inhoud.’ Uit de discussie en uit de rapporten blijkt dat er heel veel verschillende vormingen zijn. Samenwerkingsverbanden zijn
De Erfgoedzorg strekt zich uit tot verzorging en herbestemming van kerken. Hier de Sint-Lambertuskerk in 's-Gravenvoeren, met vele littekens uit de Eerste Wereldoorlog.
| |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
er, maar te onzeker en te toevallig. Dat geldt ook voor het inpassen van eerder verworven competenties (EVC) en bij het beoordelen van gelijkwaardigheid van certificaten en diploma's. Bij buren met dezelfde taal in een Europese regio is samenwerking onontbeerlijk.
Wat de beroepsprofielen betreft, is er geen eenduidigheid in die van architect, conservator, restaurator, kunsthistoricus, werker in de erfgoedsector .... De werkgroep beveelt voor de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland de volgende aandachtspunten aan:
Voor ‘Erfgoed’ kunnen we het beste uitgaan van een deontologischeGa naar eind4 zorg; die komt er door overleg, doorgeven thuis, op school, in verenigingsverband. Voor politici is die hele materie overigens nauwelijks aantrekkelijk.‘Er is een breuk tussen vakmensen die het doen en zegsmensen die zeggen hoe het moet: zijn er binnenkort vooral nog zegsmensen? Dat zou funest zijn.’ Bovenal dringt de vraag naar structurele samenwerking zich op, zowel in het leerplichtonderwijs als in het volwassenenonderwijs; projecten, zie de Europese, duren slechts zolang er geld is. Er is ook de economische redenering bij wat ‘rendementsleerlingen’ genoemd worden. Daarbij speelt men kort op de bal voor alle niveaus van erfgoedzorg. In Nederland lijkt men nu toch het brede veld van behoeften te onderzoeken.
‘Is het niet beter’, zo werd gesteld, ‘alle zorg wetenschappelijk aan te pakken en doelstellingen en methodes voorop te stellen, zoals voor - een willekeurig voorbeeld - ‘historisch leidekken’? Het gaat vooral om kleine deelgebieden.’ Het praktijkgerichte en het academische moeten daartoe meer op elkaar inwerken. Er werd dus steeds gewezen op de noodzaak van wetenschappelijke ondersteuning. Daarbij moet er aan weerszijden van de grens meer ruchtbaarheid gegeven worden aan studiedagen. Er zijn nu te weinig kanalen om elkaar te ontmoeten en de prijzen verschillen vaak sterk. Studiedagen zijn er meestal voor de reeds betrokkenen, onvoldoende voor wie nog geïnformeerd moet worden. Ook is er behoefte aan sociale cohesie tussen vaklui en opdrachtleiders; bedrijven kunnen in opleidingscheques voor bedrijfsleiders voorzien. En er zijn voor erfgoedaangelegenheden veel kleine bedrijven, maar die hebben gebrek aan goede vakmensen. In Vlaanderen en in Nederland is er dan ook behoefte aan stevige bijscholingsfondsen. De erfgoededucatie ten slotte vergt een bepaalde leeftijd: vanaf 9 jaar is er in het onderwijs een groter effect. Ook jeugdwerk werd vermeld, bij voorbeeld bij monumentenzorg.
Bij de aanbevelingen behoort dan ook: aandacht voor alle doelgroepen van het onderwijs voor een structurele verankering van erfgoededucatie, ook in de bestaande lerarenopleiding. In Oost-Vlaanderen komt er alvast een erfgoedcentrum. Opgemerkt werd eveneens dat allochtonen op die manier kunnen integreren. Wellicht zijn enkele aanbevelingen vanuit de korte sectiediscussie toch goed voor een reflectie.
In vogelvlucht en met een onverbiddelijke zandloper gaven de woordvoerders van de werkgroep een brok positieve aanbevelingen door. Joost Caen (Hogeschool Antwerpen) met ‘Afstemming van erfgoedopleidingen en beroepsprofielen’, Fred Tellings (secretaris WTA Vlaanderen-Nederland) met studie- en vormingsdagen, en Jan Staes (coördinator Canon Cultuurcel) met Erfgoededucatie. |