Taal en cultuur
Vlaanderen en Nederland nader bekeken
Is er meer dan een banddikte verschil?
Herman Suykerbuyk
Er is liefde die nooit bekoelt. En daardoor ontstaat verveling, zenuwachtigheid. Het kan verder gaan, na de bekoeling komt haat. Zo komen we tot de haat-liefdeverhouding, ongetwijfeld Nederlanders en Vlamingen die met de beste bedoelingen samenwerken, welbekend.
Waar komt die bekende, tegelijk aantrekkende en afstotende affiniteit vandaan? Voer voor psychologen. Maar op het publieke forum zijn er aspecten en instellingen die een kader vormen voor samenwerking. Verschillen kunnen veel verklaren. Over het algemene beleid en de bestuurscultuur weet men verrassend weinig. En toch, van weten komt inzicht. Inzicht leidt tot rationele liefde, waardoor de weg naar haat moeilijker wordt.
Dat weten, dat inzicht kan ook inspireren om meer te doen dan van gedachten te wisselen. Het laatste heeft wel een gevaarlijke kant: we wisselen wel, maar we wisselen niet uit. Er is op vele punten weinig verschil, op andere punten weer wel. Het moet in elk geval verklaren dat een bijzondere relatie tussen Vlaanderen en Nederland geen utopie is.
We moeten elk aspect van het publieke en politieke leven bekijken. Hoe worden Nederlanders en Vlamingen, onder de koepel van allerhande overheidsinstellingen, geregeerd? Zijn de verschillen in bestuurscultuur groot of klein, essentieel of onbeduidend? Laten we eens een aantal punten nader beschouwen.
1. Een land wordt bestuurd. De beleidslieden worden door verkiezingen aangewezen en wel op alle niveaus. Hun medewerkers zijn ambtenaren, die soms aanzienlijke onderdelen van het beleid bij delegatie op zich nemen. Deze grote groep vormt de overheid. De verkozenen hebben een politieke kleur. Zij hebben recht van spreken. Ambtenaren hebben een mening, maar als zij als ambtenaar spreken, doen ze dat als orgaan van de verkozen overheid. Die alleen is aansprakelijk. Wel zijn de immuniteitsregels in Nederland en België niet dezelfde. Overigens is dit verhaal academisch. De werkelijkheid is anders.
In beide landen is er een staatshoofd. In België heeft de Koning formeel en ook in feite weinig macht. Formeel kan hij alleen maar spreken, als een minister voor hem verantwoordelijk wil zijn. Men zegt dat in België het Hof - de omgeving van de Koning - veel invloed en dus macht heeft. Regeringen gaan en komen, de Koning blijft en met hem zijn raadgevers. Continuïteit maakt machtig. De conclusie kan zijn dat beide landen een stuk parlementaire democratie missen.
Dat heeft rare gevolgen. Hoewel niemand in alle ernst gelooft dat verkozenen, van kamerleden tot gemeenteraadsleden, veel macht hebben, worden ze door de bevolking verantwoordelijk gehouden voor alles wat misloopt. Er is wantrouwen en dat komt vaak luchtig tot uiting in de media. Een zeker wantrouwen is gezond, maar veel kiezers menen dat een parlement als voornaamste taak heeft een regering naar huis te sturen. Dat is wat te eenvoudig.
Voor ministers en zeker voor de premier of de minister-president is het in zekere zin gemakkelijker. Zij moeten handelen in 's lands belang en bij falen moeten ze uit eigen beweging opstappen. Voor gemeentelijke mandatarissen bestaat over het algemeen meer clementie. De nabijheid van bestuur maakt dat de schepenen (wethouders) of burgemeesters ook door de kiezer met meer begrip worden behandeld, omdat de gecontesteerde maatregelen de bevolking gewoonlijk beter bekend zijn, inbegrepen de manoeuvres van politieke tegenstrevers. Het gevolg is dat, in tegenstelling tot de ambtenarij, de politicus voorwerp is van veel wantrouwen! Tegenover de burgemeester is het wantrouwen in Nederland anders, omdat hij er niet als politicus optreedt. In België is hij politicus, maar het vertrouwen lijkt, in het algemeen, hoger dan dat voor zijn collega's in de nationale politiek. Natuurlijk zijn ook de politici aan de media overgeleverd. Wat Bart Tromp in verband met Joop den Uyl ooit zei, geldt zowel voor Vlaanderen als voor Nederland:
Vroeger kon men door ervaring en talent een goed politicus worden. En nadien mediakwaliteiten aankweken om hogere politieke functies op te nemen. Nu is het omgekeerd. U moet vlot zijn, u moet met de media in gunstige zin vertrouwd zijn en nadien komt de tijd die politieke ruggengraat bijbrengt.
2. Het is niet zeker dat de politici zich voor hun beleidsvoering vooraf afvragen: wat willen we voor dit land bereiken? Beide landen zijn tot coalitieregeringen gedwongen en iedere partij heeft haar programma. Links gelooft in de maakbaarheid van de samenleving, rechts niet, het wil meer politiek op een afstand. De christendemocratie zoekt het moeizame compromis om een rechtvaardige samenleving in politieke termen uit te werken. We weten wat Groen wil en we weten in Vlaanderen daarenboven wat de Vlaamse Nationalisten willen. Ook die groep weet dat de vraag naar de inhoud van zelfstandigheid moeilijk beantwoord kan worden. Maatschappelijk links en rechts zijn inmiddels versleten begrippen; een rechtvaardigheidspartij heeft blijkbaar vele aanhangers.