Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110
(2006)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Taal en cultuur
| |
Twee ideologische kampenDe twee heersende visies op de plaats van het Afrikaans in Zuid-Afrika in het algemeen en als taal van onderricht aan de universiteit Stellenbosch worden belichaamd door de twee ideologische kampen in de verkiezing van de raadsleden om de stemgerechtigde leden van de US in de raad van de universiteit te vertegenwoordigen. Aan de ene kant zijn er de voorstanders van de dubbelmediumopsie, de zogenaamde T-opsie. Deze dubbelmediumopsie houdt in dat docenten in hun lessen 50% Engels en 50% Afrikaans gebruiken in alle studiejaren, en dit is wat vandaag dan ook de facto aan de US gebeurt.
De T-opsie is in 2002 door de huidige rector van de US, professor Chris Brink, ingevoerd in het eerste jaar van het tertiair onderwijs. In het begin van 2006 bleek die maatregel, die oorspronkelijk slechts voor een handvol studenten bedoeld was en beperkt zou blijven tot het eerste jaar tertiair onderwijs, een Trojaans paard voor een heus T-opsie -taalbeleid. De T-opsie werd toen namelijk verplicht voor de eerste drie jaren van de bacheloropleiding aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, en Theologie. In deze faculteiten samen is het aantal colleges dat alleen in het Afrikaans wordt aangeboden, sindsdien tot 40% gedaald. De resterende 60% bestaat uit cursussen in het Engels of in het Engels en Afrikaans. Daarnaast kregen docenten die het Afrikaans niet machtig waren, twee jaar de tijd om het te leren. Deze maatregel werd echter in de eerste week van juni door de senaat van de US weggestemd, met als gevolg dat niet-Afrikaanstalige docenten hun lessen ongestoord in het Engels kunnen aanbieden. Voorstanders van de T-opsie menen dat hun ‘progressieve’ middelgrond -standpunt de toegang van niet-Afrikaanstaligen tot de universiteit zal bevorderen, dat dit zal bijdragen tot een multiculturele universiteit en dat dit een transformatie op de campus zal versnellen en een grotere diversiteit in het studentenen docentencorps tot gevolg zal hebben.
Aan de andere kant zijn er diegenen die moedertaalonderrig, de zogenaamde A-opsie, bepleiten. Hermann Giliomee, historicus en oud-professor bij onder meer de US, ziet de T-opsie als een glijbaan naar een English only-situatie binnen tien jaar aan de Universiteit. Het is wereldwijd en binnen Zuid-Afrika al bewezen dat in scholen en universiteiten waar in twee talen onderwezen wordt, de kleinere taal binnen een mum van tijd door de wereldtaal vervangen wordt, vooral in contexten waar het Engels al dominant is, zoals in het Zuid-Afrika van vandaag. Het stelsel dat hij en de andere voorstanders van de A-opsie bepleiten, is er een waarbij het Engels aan de universiteit alles behalve geweerd wordt: de T-opsie voor de eerstejaarsstudenten wordt aanvaard als een haalbare manier voor anderstaligen om vaardig in het Afrikaans te worden. In de andere jaren worden de lessen in het Afrikaans aangeboden, of in parallelmedium-lessen, waarbij de les in het Afrikaans wordt aangeboden en vervolgens in het Engels wordt herhaald. Dat alles kan volgens Giliomee echter alleen wanneer ‘Afrikaans op 'n baie stewige platform staan wat nie weggekalwe kan word nie’.Ga naar eind2 De A-opsie -voorstanders beijveren zich dus voor een degelijk universitair taalbeleid dat het Afrikaans aan de universiteit beschermt en tegelijkertijd verder ontwikkelt als voertaal en als wetenschappelijke taal. | |
De ziel van de AfrikanerDe taalkwestie aan de Universiteit Stellenbosch en de uitdaging van veel- of meertaligheid in Zuid-Afrika in het algemeen is uiterst complex. Achter deze twee standpunten schuilt dan ook meer dan alleen een verschil van mening over de vraag of Stellenbosch meer Engels mag gaan gebruiken en of dat op de lange duur zal betekenen dat Stellenbosch zal verengelsen. Wanneer Stellenbosch het Afrikaans prijsgeeft, geeft het volgens veel voor- en tegenstanders van | |
[pagina 5]
| |
de T-opsie ook zijn zogenaamde Afrikaansheid of zijn ziel prijs. Hoewel iedereen het erover eens is dat deze ingewikkelde zaak niet met eenvoudige begrippen benaderd kan worden, maken velen van simplistische opposities gebruik.
In The Sunday Independent van 12 maart 2006 identificeert Amanda Gouws, professor in politieke wetenschap aan de US, degenen die zich zorgen maken over de gevolgen van de T-opsie zonder veel schroom als ‘Afrikaners’Ga naar eind3. Ze stelt verder dat voor deze tegenstanders van de T-opsie de taalkwestie ook een identiteitskwestie is. En dat deze Afrikaners, in hun gevecht tégen de T-opsie en tegen verengelsing, eigenlijk op geheel protectionistische wijze vóór hun identiteit en voor een Afrikaner-universiteit aan het vechten zijn. In zijn boek No Lesser Place noemt ook prof. Chris Brink de bezorgdheid van de groep waarop hij het etiket Afrikaners plakt, een wanhopige poging om de solidariteit van het verleden te herwinnen en om het Afrikaans daarbij als een bindmiddel te gebruiken.Ga naar eind4 Meer dan een decennium na de beëindiging van apartheid ziet hij het apartheidverleden van de Afrikaner als een reden om de validiteit van het huidige optreden van de Afrikaanstalige gemeenschappen in verband met het taaldebat aan de US in twijfel te trekken.Ga naar eind5
Dit is een naïeve en simpele voorstelling van zaken. Afrikaans is de taal van verschillende sprekers en verschillende gemeenschappen - en dus niet alleen de taal van de zogenaamde Afrikaners. Meer dan de helft van het totale aantal moedertaal-sprekers is bruin en zwart. 83,6% van de bruine gemeenschap is Afrikaanstalig. Afrikaans is niet alleen de taal waarmee apartheid werd bedreven, en allerminst enkel en alleen de taal van Afrikaners. Op dezelfde manier zijn de mensen die zich zorgen maken om het voortbestaan van het Afrikaans in het ‘nieuwe’ Zuid-Afrika, allerminst alleen rechtse Afrikaners die de US als hun privé-universiteitje zien. Toch wordt wie zich in het algemeen inzet voor het behoud van het Afrikaans en voor een beleid dat het voortbestaan van de taal kan verzekeren, doorgaans afgeschilderd ‘as emosioneel, regs, reaksionêr, onverdraagsaam en oudmodies’.Ga naar eind6 Diegenen die zich dan weer geen zorgen maken om het Afrikaans (onder wie de voorstanders van de T-opsie), zien zichzelf als ‘rationeler, realistischer, ontspannen, jonger en progressiever.’Ga naar eind7
Deze weliswaar meer ontspannen types hebben echter nog een ander kenmerk gemeen: een verontschuldigende en verdedigende houding tegenover hun geschiedenis en tegenover de posities die deze (doorgaans blanke Afrikaanssprekende) ‘ruimdenkenden’ vandaag de dag nog steeds bekleden. Deze houding gaat vaak gepaard met een bewuste of onbewuste ‘relativering, ontkenning of selfs afswering van hulle etnolinguistische identiteit’,Ga naar eind8 of om Breyten Breytenbach aan te halen: ‘Suid-Afrikaanse denkers is merendeels nog steeds parogiaal, provinsialisties, en agter die klip. Hulle is tog so gesteld daarop om “progressief” en “modern” te wees, hulle dink dis revolusionêr (want self-ontkennend) om in te val by 'n Stalinistische eensoortigheid.’Ga naar eind9
De nieuwe Zuid-Afrikaanse natie waar het ANC al sinds 1994 naar streeft, is niet op ras gebaseerd en is Engelstalig. TransformatieGa naar eind10 betekent in Zuid-Afrika vandaag dus ook eentaligheid en Engelse hegemonie. Wie zich openlijk zorgen maakt over het voortbestaan van het Afrikaans, wordt er daarom al vlug van verdacht transformatie te willen tegenhouden of diversiteit tegen te gaan. Afrikaanssprekenden, zelf ook door het verleden en door de apartheid getraumatiseerd, doen nu hun uiterste best om zo ‘democratisch’ mogelijk te zijn. Een groot percentage Afrikaanstaligen is daarom bereid een Afrikaanse universiteit op te geven en, sterker nog, het Afrikaans op te offeren in naam van transformatie en diversiteit. | |
Diversiteit en transformatie door middel van het Engels?Toch kan diversiteit slechts zegevieren waar er ruimte is voor verschillende geloof- en waardestelsels, talen, genders en gebruiken, en wordt de diversiteit van een land niet uitgedrukt in een eenheidstaal, maar in de moedertalen van de diverse bevolkingsgroepen van dat land.
Volgens Quintus van der Merwe, Hoof van Tale van de Wes-Kaapse Provinsiale Regering, is bovendien 89 % van de (bruine of zwarte en voorheen gemarginaliseerde) Afrikaanse moedertaalsprekers die in de Wes-Kaap op het platteland buiten dorpen of stedelijke gebieden wonen, geen tweede of derde taal machtig. Maar elke Zuid-Afrikaan, tweetalig of niet, heeft volgens de grondwet recht op onderwijs in zijn moedertaal, als toegang tot kennisverwerving, als instrument voor zijn bemagtiging.Ga naar eind11 ‘Wanneer Afrikaanstaliges daardie reg ontneem word, beteken dit dat veral die agtergeblewenes gedwing word om te bly krepeer in hulle mensonterende marginalisering’, stelt Breytenbach.Ga naar eind12 De verengelsing van een historisch Afrikaanse universiteit als Stellenbosch ontmagtigt dus arme bruine studenten en ontneemt hun een kans om zich op te werken in het leven. Naast maatschappelijk en economisch emancipatiewerk voor alle arme bruine en zwarte Afrikaanstaligen pleit Abraham Philips (zelf een bruine Afrikaanstalige schrijver die tot zijn tiende naar school is gegaan) voor arme bruine Afrikaanstalige jongeren voor: ‘Lig aan die einde van die tonnel, naamlik 'n Afrikaanse universiteit of twee, en dat beurse vir hulle beskikbaar gestel word.’Ga naar eind13 | |
De toekomst van het Afrikaans in Zuid-Afrika en aan de Universiteit StellenboschHoe kunnen de sprekers van het Afrikaans ervoor zorgen dat hun taal nog een plaats krijgt in het nieuwe Zuid-Afrika, en dat het Afrikaans zijn hogere functies niet ontnomen | |
[pagina 6]
| |
worden? Hoe kan er dus voor gezorgd worden dat het Afrikaans binnenkort niet weer een kombuistaal wordt, om vervolgens een stille dood te sterven? Hierbij spelen vier factoren een belangrijke rol.
Net zoals Hermann Giliomee stelt ook Neville Alexander, een van de meest gerespecteerde taalactivisten en -denkers in Zuid-Afrika, dat het Afrikaans om pedagogische en linguïstische redenen ook als academische taal van onderricht en onderzoek gehandhaafd moet worden. De openbare hogere functies van een taal kunnen immers alleen behouden blijven als de verschillende registers van een taal en het wetenschappelijk discours dagelijks groeien en aangepast worden, en dit geschiedt voornamelijk aan tertiaire instellingen, zoals een Afrikaanstalige Universiteit Stellenbosch.Ga naar eind14
Daarnaast moet de bekommernis van de verschillende Afrikaanse taalgemeenschappen en individuen over de toekomst van het Afrikaans niet verward worden met het streven naar Afrikaner nationalisme. ‘Afrikaans as taal moet van die wel en weë van Afrikaner nasionalisme losgemaak word.’Ga naar eind15 Dat de Afrikaner nationalisten er tijdens apartheid alles aan gedaan hebben om het Afrikaans te bevorderen en te beschermen, betekent niet dat huidige bezorgdheid in hetzelfde daglicht gezien en a priori veroordeeld moet worden.
De belangrijkste opmerking in dit debat is waarschijnlijk dat de toekomst van het Afrikaans in Zuid-Afrika niet alleen van belang is voor Afrikaanstaligen, maar ook voor de handhaving van culturele diversiteit en voor de andere Afrika-talen in Zuid-Afrika. Omgekeerd hebben mensen die belang hebben bij het voortbestaan van Afrikaans ook een belang bij veeltaligheid. Afrikaans zal alleen kunnen gedijen in een klimaat waarin veeltaligheid de norm is. Gerrit Brand, redacteur bij de krant Die Burger, stelt ‘Dit is in Afrikaans se belang dat meer tale deur meer mense vir meer funksies in meer domeine gebruik word.... Ter wille van Afrikaans moet ons die streep in die sand trek, nie tussen Afrikaans en Engels nie, maar tussen veeltaligheid en eentaligheid. In die stryd het ons nie net 'n gedugte teenstander nie, maar ook baie potensiële bondgenote en - dalk belangriker nog - die morele hoë grond.’Ga naar eind16 Wie Afrikaans wil bevorderen, moet meertaligheid bevorderen.
Wie meertaligheid bevordert terwille van het Afrikaans en de andere Afrikatalen in Zuid-Afrika, bemagtigt de voorheen benadeelden en gemarginaliseerden, de arme bruines en swartes van het platteland en de sloppenwijken, die nergens in hun moedertaal terechtkunnen en kansloos achterblijven. | |
Rede ter gelegenheid van 125 jaar NZAVVoormalig president F.W. de Klerk waarschuwt voor het uitsterven van het Afrikaans www.zuidafrikahuis.nl
Een van de universiteitsgebouwen van Stellenbosch
Eva Rondas is assistent-directeur van het Huis der Nederlanden, een Nederlands-Vlaams informatiecentrum in Kaapstad, Zuid-Afrika. Ze is tevens directeur van de Nederlandse School Kaapstad. Ze schrijft dit artikel op persoonlijke titel. |
|