Algemeen
Karel Appel (1921-2006)
‘Ik schilder als een barbaar van deze barbaarse tijd’
Karel Appel, een van de beroemdste naoorlogse Nederlandse schilders, is op 3 mei op 85-jarige leeftijd in Zwitserland overleden. Christiaan Karel Appel, in 1921 geboren in de Amsterdamse Dapperbuurt, behoorde tot de oprichters van de bekende Cobra -groep (Copenhagen-Brussel-Amsterdam), waartoe ook Constant en Lucebert behoorden. Het publiek had het moeilijk met hun naïef impressionistische werken: ‘Geklad, geklets en geklodder’, zo verwoordde een criticus van het Vrije Volk het in 1949. In 1950 kreeg CoBrA een tentoonstelling in het Stedelijk (Museum in Amsterdam), maar de reacties waren onveranderd negatief. In Parijs had dezelfde tentoonstelling meer succes en in nog hetzelfde jaar vestigde Karel Appel zich in Parijs.
De grote wandschildering voor de kantine van het Stadhuis, ‘Vragende kinderen’, in opdracht van de Gemeente Amsterdam geschilderd, viel zo slecht bij het publiek dat het schilderij werd afgedekt en pas tien jaar later weer tevoorschijn werd gehaald.
In 1951 werd de Cobra-beweging opgeheven. Karel Appel begon steeds ‘wilder’ te schilderen. Een van zijn bekendste uitspraken is te vinden in een interview in Vrij Nederland: ‘Ik rotzooi maar een beetje an. Ik leg het er tegenwoordig flink dik op, ik smijt de verf er met kwasten en plamuurmessen en blote handen tegenaan, ik gooi d'r soms hele potten tegelijk op.’
In 1953 had Appel een eigen tentoonstelling in het Paleis van Schone Kunsten in Brussel, korte tijd later kreeg hij de Unescoprijs op de Biënnale van Venetië en toen kwam de internationale doorbraak met zijn werk op de biënnale in Sao Paulo. Solotentoonstellingen in New York en Parijs volgden. Appel vestigde zich in 1957 in New York. Zijn expressionistische stijl sloot goed aan bij de toenmalige jazzmuziek. Grootheden als Miles Davis, Dizzy Gillespie, Sarah Vaughan en Count Basie lieten zich in Appels atelier portretteren. En eind goed, al goed: in 1968 had hij een solotentoonstelling in het Stedelijk in Amsterdam. Appel was een wereldburger geworden, met huizen en ateliers in Amerika, Frankrijk en Italië. Als hij even in Nederland was, kon hij het niet laten het gebrek aan erkenning in zijn land te memoreren. Toen in Amstelveen het Cobra-museum werd geopend (1995), was Karel Appel er niet bij, maar mopperde op afstand dat hij op zijn minst een eigen museum in Amsterdam had verdiend.
Het publiek werd nog een keertje goed kwaad toen Appel in de jaren tachtig Sonja Barend na een te kritische vraag in het Frans toebeet: Tais-toi et sois belle. Twee jaar geleden legden zij het bij in een tv-uitzending.
Appels werk - schilderijen, litho's, zeefdrukken, collages, beelden en muurschilderingen - is in diverse musea in binnen-en buitenland te vinden. Zijn vermogen werd in 1997 op een kleine 30 miljoen geschat. Dat ontging het boevengilde niet: er zijn heel wat vervalsingen van Appels werk in omloop. De inmiddels op het rechte pad teruggekeerde Nederlander Geert Jan Jansen was er zelfs in gespecialiseerd.