Vandaag stelt de Vlaamse regering in haar beleidsnota 2004-2009 dat de ‘regionale televisie’ een communicatiepartner is en wenst het Vlaams parlement de private zenders financieel te ondersteunen bij het verlenen van overheidsopdrachten. Digitalisering bedreigt wellicht de onafhankelijkheid van de regionale zenders, maar creativiteit en inhoud zullen primeren. Daartoe wekt het gelauwerde AVS vast en zeker alle vertrouwen.
Vlaams minister Geert Bourgeois, o.m. bevoegd voor media, reikte de prijs zelf uit. Hij verklaarde in dat verband: ‘De ANV-Visser-Neerlandiacommissie bewierookte het grensoverschrijdende karakter van de nieuwsgaring en nieuwsverspreiding van AVS. Nederland is voor Vlaanderen een prioritaire partner. Begrip en samenwerking beginnen bij informatie. Daarom wil ik mij ook als Vlaams minister van Buitenlands Beleid aansluiten bij de lofprijzingen voor de enthousiaste en professionele AVS-ploeg.’
In afwezigheid van de heer Bertram De Coninck, AVS-voorzitter, bedankte de heer Paul Verstraete, ondervoorzitter, namens AVS met een ‘gevoel van gelukzaligheid’ om de erkenning die AVS te beurt viel. In humoristische bewoordingen trok hij symbolisch een vergelijking van dat gevoel, alsmede de gebeurtenissen die ertoe leidden, met, zei hij, ‘een typisch grensoverschrijdend streekgerecht’, namelijk Zeeuwse mosselen en Belgische frieten. Hij vond het passend om dank te zeggen aan de vele medewerkers van AVS, maar in het bijzonder aan de heren Bertram De Coninck, de stichter en voorzitter, en Marc Vandemaele, commercieel directeur, en mevrouw Lucie de Zutter, hoofdredactrice.
Een mooie montage van AVS op de twee schermen in de zaal onderstreepte met verve de woorden van de gouverneur, de minister en de AVS-woordvoerder.
Hoofdbestuurslid mw. Annemie Stoop overhandigt de prijs voor persoonlijke verdienste aan prof. dr. Eric Ponette.
Prof. em. dr. Eric Ponette, het welbekende boegbeeld van de niet-partijpolitieke Vlaamse beweging, was de tweede laureaat. De voorzitter van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen, prof. dr. Boudewijn Bouckaert, verwoordde de laudatio. Hij tekende Ponette zoals velen Eric kennen: de lieve, integere en gedreven man met het ‘fluwelen karakter’. Hij verwees naar de dramatische gebeurtenissen uit Erics jeugd, zijn promotie tot geneesheer en zijn engagement in de harde strijd om Leuven-Nederlands. Daarna de verschillende stappen die hij zette tot het bekomen van de titel van gewoon hoogleraar aan de KU Leuven, de hoogste trap in de academische loopbaan. Bouckaert overliep eveneens de meer ‘Vlaamse’ loopbaan van de gelauwerde. Eric schuwde de verantwoordelijkheid niet en werd achtereenvolgens telkens gedurende zes jaar voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Professoren Leuven, later van het Verbond der Vlaamse Academici en nog later van het Vlaams Geneeskundigenverbond. Zodoende bleek hij de geknipte man om het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen voor te zitten.
Ook de ploegspeler en publicist Eric Ponette werd belicht, naast zijn aandacht voor de eigen identiteit en zijn ijver voor een Vlaamse Sociale Zekerheid, die zijn grootste verdienste genoemd werd. Ten slotte prees Bouckaert Ponettes gemeenschapszin.
In zijn dankwoord waarschuwde Eric Ponette voor drie actuele problemen i.v.m. de verdediging van de Nederlandse taal en cultuur. Vooreerst het uit elkaar groeien van het Nederlands in Nederland en het Nederlands in Vlaanderen. Verder de toenemende druk om het Nederlands in het hoger en universitair onderwijs te vervangen door het Engels, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Ten slotte de neiging om het Nederlands in de Europese Unie te laten afglijden tot een derderangstaal. Werk op de plank dus voor het ANV!
Hij zag persoonlijk ook twee redenen om zich tot zijn volksgemeenschap te bekennen: ‘Vooreerst ben ik wie ik ben en schaam ik mij daar niet voor, verder vind ik een Europa en een wereld als een lappendeken van verschillende volkeren en culturen boeiender dan een smeltkroes’, betoogde hij.
‘Vlaanderen en Nederland: de verschillen, waar zijn ze gebleven?’ was het onderwerp van de slottoespraak die dr. Jan C. Terlouw, voormalig minister van Nederland, bracht. Na een aantal overwegingen en beschouwingen om zijn uitgangspunt(en) te bepalen, begon spreker met de stelling dat wat ons het meest bindt de taal is. ‘De tael is gansch het volk’, zei Prudens van Duyse al. Het is daarbij te schadelijk en gemakzuchtig om zijn toevlucht te nemen tot Engelse woorden. Hij voerde dan argumenten aan om het belang van de (eigen) taal aan te tonen. ‘Taal maakt het verschil’ en ‘Zonder taal is de denkkracht niet groot’, poneerde hij. Tevens vond hij dat de Vlamingen het Nederlands niet slechter beheersen dan hun Noorderburen. Europa - met de huidige groeistuipen - werd erbij betrokken om vast te stellen dat ons continent pas sinds betrekkelijk kort beschouwd wordt als democratisch en als plaats waar de mensenrechten worden gerespecteerd. De onderlinge verbondenheid in Europa is vooral een economische verbondenheid en is overigens ‘nog geenszins botertje tot de boom’. Nochtans, als iets ons bindt, is het onze gezamenlijke Europese cultuur, dacht hij.