[De Zuid-Nederlandse immigratie en de dageraad van de Gouden Eeuw]
Dr. Jan Briels
In de speciale bijdrage De Zuid-Nederlandse immigratie en de dageraad van de Gouden Eeuw van dr. Jan Briels is tot onze spijt een alinea tekst weggevallen in de overgang van blz. 30-31. Ter completering geven wij het ontbrekende stuk tekst hierbij (en de aanloop), zodat de lezer er niet van verstoken blijft en het als aanvulling kan bijvoegen.
Zo werd de oudste verklaring van de Heidelbergse catechismus, in 1588 in het Latijn verschenen, in 1591 in het Nederlands onder de titel Verclaringe op den Catechisme der Christelicker Religie, so die in den Belgischen oft Nederlantschen Geunieerden Provincien... in Kercken ende Scholen gepredict ende geleert wort, geschreven door de uit Ieper afkomstige predikant Jeremias Bastingius; werd het Kort begrip der Christelijcke Religie uit 1608, dat naast de Heidelbergse catechismus het meest gebruikte godsdienstboek in de republiek was, geschreven door de uit Brugge stammende predikant Herman Faukelius en was de Antwerpse predikant Carolus Agricola de eerste, die in 1614 de Institutiones christianae van Jean Calvin onder de titel Institutie in de chr. Religie, in vier Boecken begrepen in een Nederlandse vertaling liet verschijnen. De regenten van het Statencollege en het Waals college te Leiden, die resp. vanaf 1591 en 1606 de opleiding van predikanten verzorgden, waren allen van Zuid-Nederlandsen huize.
Rest nog op te merken, dat de twee grootste ijveraars voor een calvinisme van orthodoxe signatuur immigranten waren: de reeds genoemde Franciscus Gomarus, geboren te Brugge en Petrus Plancius, afkomstig uit Dranouter. Zij en anderen beschuldigden de Noord-Nederlanders ervan, ‘datse nyet en zoo godtvreesende ofte soo ijverich in geloofszaecken [waren] als dyen van Brabandt ofte Vlaenderen’, waar tegenover de Hollanders stelden, dat de opzet van de opstand tegen Spanje de algemene vrijheid was geweest ‘ende nyet [die] van d'een of d'ander gesintheyt int particulier’.