lijkt (bv. das/sjaal, piemel/plasser, drukken/poepen, pantoffels/sloffen; jurk/kleed, handschoen/want). Opvallend is dat een aantal naamwoorden die tot de categorie van de de-woorden behoren (en die dus zowel m. als vr. kunnen zijn), steevast een mannelijke verwijzing krijgen (bv. de bel (hij), de slak (zie je hem), de deur (ik sluit hem), de rups (hij), de tafel (ik maak hem), de slang (hij), de muis (hij), de vlieg (hij), de torenklok (hij) enz.). Nederlandssprekenden in Vlaanderen zullen dat terecht ongewoon vinden, net als het verwijswoordje ze voor dit varkentje (p. 120). Dialectverlies leidt tot verlies van het gevoel voor genera. Veel Nederlanders voelen het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden niet meer aan. Zeker in de spreektaal, maar toch ook in de schrijftaal, worden de-woorden die traditioneel vrouwelijk waren, dan als hij-woorden behandeld. De officiële spellingvoorschriften van de Woordenlijst Nederlandse taal laten dat overigens toe (p. 41, 6.4). Maar voor Nederlandssprekenden in België blijft dat vreemd. Sommige woorden die in Nederland een mannelijke verwijzing krijgen, hebben in Vlaanderen hun oorspronkelijke vrouwelijke verwijswoorden behouden. Het verdient de voorkeur daarop te wijzen bij een eventuele herdruk.
Taal en plaat in het voorleeswoordenboek weerspiegelen terecht onze hedendaagse multiculturele en multiraciale samenleving en belichten vormen van moderne vrijetijdsbesteding (tv, video, computer, dvd). Hygiënische gewoonten worden aangescherpt waar het kan (bv. Voor het eten en na het plassen, moet je goed je handen wassen). Veel versjes zijn gericht op interactie (bv. Steek je hand eens in de lucht en doe dan net als ik. Sla met je hand op tafel. Drie keer. Tik, tik, tik). Soms is het vers een raadsel of een vraag die tot respons nodigt.
Achter in het boek staat de volledige 1000-woordenlijst, plus een lijst met de trefwoorden op onderwerp of thema, dat soms nog onderverdeeld is (bv. thema eten: algemeen / eetgerei / ontbijt / lunch / warme maaltijd / fruit / lekkers). Trefwoorden zijn daarin zwart gedrukt; rode woorden verwijzen naar een versje waarin ze voorkomen. Erg handig allemaal voor ouders en leerkrachten bij de keuze van versjes die ze willen voorlezen of plaatjes die ze willen (laten) becommentariëren. In dat verband zou het goed zijn als de minder onderlegde voorlezer ook wat aanwijzingen zou vinden (als voetnoot of in de woordenlijst achterin) voor de correcte uitspraak van mogelijke twijfelwoordjes als boterham, caravan, clowntje, flat, kusje, plastic (bn.), pizza, pyjama, shampoo, sinaasappel, yoghurt.
Op p. 6 en 7 geven de auteurs wenken voor het gebruik van het boek. Nog meer informatie over de woorden en tips voor een gevarieerd gebruik van het voorleeswoordenboek zijn te vinden op de webstek van Van Dale (www.vandale.nl of www.vandale.be).
Voorlezen, nazeggen, geleidelijk aan ook nalezen, meedoen, plaatjes bekijken, voorwerpen aanwijzen en erover praten dragen bij aan de taalontwikkeling, vergroten de woordenschat, scherpen het gevoel voor taal, klank, rijm, ritme en oriëntatie op de wereld. Al die activiteiten stimuleren de cognitieve, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling van de kinderen en zijn een speelse aanzet voor het leren lezen, later in de eerste klas.