lands! Zelfs het Nederlands van een Waal beschaamde me. Sommige buitenlanders spraken dus veel beter dan ik en ik voelde me daardoor in mijn trots aangetast. Ik besefte dat men in het Nederlandstalige gebied waar ik had gewoond, ja, in een gebied waar het Nederlands de officiële taal is, allesbehalve Nederlands spreekt.
Ik koesterde de wens om het Nederlands in te voeren op de school waar ik als leraar Engels werkte. Ik slaagde erin in 1992 een beurs te krijgen in het kader van het Linguaprogramma om een deel van mijn zomervakantie in Nederland door te brengen. Dat verblijf is op taalkundig gebied heel positief geweest. Ik wou enkele dagen bij familieleden in Vlaanderen doorbrengen voordat ik naar Bretagne terugreisde. Toen ik België binnenreed, ging ik in Lier iets drinken. De terrasjes op de Grote Markt zaten vol. Nauwelijks had ik plaats genomen op een terrasje of een gevoel van grote frustratie overviel me. Overal om mij heen hoorde ik Antwerps (Brabants). Het Nederlands dat ik tijdens mijn verblijf in Utrecht had geoefend, hoorde ik nergens meer. Zonder nadenken viel ik terug in oude reflexen en bestelde een drankje in een niet te West-Vlaams klinkende taal. Mijn frustratie was nog groter in Kortrijk. Als je steeds Kortrijks hebt gesproken met familieleden, met vrienden in een café, hoe kun je (en als Fransman nog) met diezelfde mensen Nederlands gaan praten. Ze zouden vreemd hebben opgekeken als ik hen in het Nederlands had aangesproken. Ik ondervond een soort geremdheid die ik niet kon overwinnen. Enkele dagen daarvoor, als ik in Nederland boodschappen deed bij een groenteboer, een bakker of een slager, eindigde het altijd met Anders nog iets? In het begin schudde ik van nee en na enkele dagen antwoordde ik, zoals het hoort: dat was het of nee, bedankt. Bij een boekhandel, kreeg ik het voorstel: Gaat het zo mee?. In het begin klonk het zo vreemd in mijn oren. Wat bedoelde men precies daarmee? Soms voegde men eraan toe: Of wilt u er een tasje bij?, waardoor het voor mij helderder werd. In het Kortrijks ging het eerder zo: Gaot gaon of moet et in ne zakske? - Jao, jaot, tgao wel gaon! Het Nederlands dat ik meer dan een maand lang had gebruikt, bleek
hier niet meer geschikt. Je zou het bijna als een vreemde taal aanvoelen.
Verbijsterd las ik dat leraren geen voortreffelijk Nederlands spreken. Een tiental jaren geleden beweerde iemand uit Kortrijk dat leerkrachten nog steeds dialect spraken. Al had ik geen reden om hem niet te geloven, toch, dacht ik, ja, dat moet flauwekul zijn! Blijkbaar had hij toch gelijk! Zou je je dat kunnen voorstellen in andere landen? Een leraar die geen standaardtaal spreekt! Al mijn collega's hanteerden de Franse standaardtaal. Ik ben in contact geweest met leraren in Duitsland, Engeland en... Nederland: iedereen sprak daar voortreffelijk. Soms denk ik: de situatie is toch veranderd. De laatste jaren kom ik niet zo vaak meer naar Vlaanderen, misschien zit er verandering in de lucht. Na het lezen van een artikel over het Belgisch-Nederlands in Onze Taal (september 2004) en dat van Frans Debrabandere begrijp ik dat de situatie blijkbaar niet veel veranderd is, althans niet veel verbeterd. Of sommige details overdreven zijn? Ik durf daar geen oordeel over te vellen. Het zou hoogmoedig klinken vanwege een buitenstaander. Maar een buitenstaander ontwaart soms kenmerken die inheemse mensen niet opvallen. Ik had het eigenlijk niet anders verwacht, om eerlijk te zijn. Ik deel zijn ergernis over de toestand. Als ik uit Nederland terugkeer en ik lees solden, als in een café in Antwerpen aan dezelfde tafel een Vlaming in het gezelschap van drie of vier Nederlanders nauwelijks zijn mond opendoet en als ik toevallig een gesprek hoor tussen Kortrijkzanen en een stel Nederlanders dat informatie wil krijgen over de stad, dan... Is het verschil even zo groot als tussen een Fransman en een Waal, tussen een Duitser en een Oostenrijker, tussen een Brit en een Amerikaan?
Vlamingen proberen nu Nederlands te spreken, maar ze hebben nooit of nauwelijks een standaardtaal voorgeschoteld gekregen. Het resultaat is een hutspot met als ingrediënten: dialectwoorden, Franse woorden, gallicismen, purismen, eigen woorden, ‘grammaticale eigenaardigheden’ (Onze Taal, p. 236), af en toe gekruid met een woord van boven de Moerdijk dat ze menen goed te hebben begrepen.
Ik luister haast nooit meer naar Radio Vlaanderen Internationaal en ik lees bijna nooit Vlaamse kranten. In de auto luister ik naar Radio 1 (Nederlandse radio), ik lees bij voorkeur Nederlandse kranten, zoals de NRC en de Volkskrant, ik lees meestal Nederlandse auteurs. Als ik Ons Erfdeel ontvang, lees ik bij voorkeur de bijdragen van Nederlanders. Vijftig jaar geleden, toen men mij vroeg om ABN te spreken... Vreemd toch, een dergelijke ommezwaai! Een te radicale ommezwaai? Zeker mag men mij het verwijt maken dat ik in het andere uiterste ben vervallen. Maar ik kan er niets aan doen.
Het ‘Vlaams’ heb ik door allerlei omstandigheden op 12-jarige leeftijd moeten prijsgeven. Met tegenzin? In onze opvoeding hadden ouders altijd gelijk! Mijn toekomst lag in Frankrijk. Dus bleef er maar één ding over: het Vlaams vaarwel zeggen! Maar ook vaarwel tot een deel van mijzelf: de taal die ik had gebruikt in de wijk waar ik was opgegroeid, de taal die ik had gebruikt om te spelen, de taal die ik had gebruikt om boodschappen te doen, de taal ik had gebruikt om mijn eerste emoties uit te drukken. En omdat die taal geen status had, nergens werd geschreven (nu soms als ‘ontaal’ wordt bestempeld), heb ik die zonder wroeging overboord gegooid. Jaren later, toen ik eens in de buurt van Kortrijk verbleef (nog vóór mijn Nederlandse periode), zei iemand: Ge moet er Vlaams tegen klappen (tegen mijn twee kleine dochters). Maar waarom, dacht ik toen? Toevallig, niet zo lang geleden, betreurde een van mijn dochters dat ik geen Vlaams met hen had