nen, wat voor ‘de zaak’ uiteindelijk ongunstig zou zijn. Dat de tijdgeest bij het opstellen van het Cultureel Verdrag van 1995 een andere was dan die ten tijde van het uittekenen van het Taalunieverdrag tien of vijftien jaar eerder, blijkt uit de formulering van de verdragsartikelen. Terwijl het Taalunieverdrag het heeft over ‘integratie’, baadt het nieuwe Cultureel Verdrag veeleer in een sfeer van ‘samenwerken waar mogelijk en wenselijk’. In die zin is de formulering zelfs vrijblijvender dan die van het oude Belgisch-Nederlands verdrag.
Ook vandaag roept af en toe iemand dat het toch goed zou zijn om beide verdragen in elkaar te schuiven. De vrees die tien jaar geleden bestond, is volgens mij vandaag echter nog acuter. In theorie heb ook ik geen bezwaar tegen het samenvoegen van de verdragen, maar ik ben een man van de praktijk en die ingesteldheid doet mij kiezen voor aparte verdragen, zij het met een goede communicatie tussen beide.
Toen het nieuwe Cultureel Verdrag werd opgesteld, was er echter niet alleen de vraag of de Taalunie moest worden uitgebreid met culturele materies, er was ook een andere beweging: vooral in kringen van de Vlaamse overheid wilde men i.p.v. een Cultureel Verdrag een verdrag over alle bevoegdheden die Vlaanderen en Nederland deelden. Dus ook mobiliteit, verkeer, leefmilieu, infrastructuur... Uiteindelijk bleef het - door terughoudendheid aan Nederlandse zijde - bij een ‘Cultureel’ Verdrag, weliswaar uitgebreid met Welzijn, maar tegelijk met dit verdrag werd ook een Gemeenschappelijke Verklaring ondertekend, waarin beide landen afspraken ook intens samen te werken op niet-culturele terreinen.
Waarom beschikt de Commissie eigenlijk niet zelf over geld, zoals met de Taalunie het geval is?
De Taalunie heeft een adviserend (de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren), een beleidsbepalend (het Comité van Ministers), een controlerend (de Interparlementaire Commissie) en een uitvoerend orgaan (het secretariaat). De Nederlandse en de Vlaamse regeringen droegen bevoegdheden met bijhorende budgetten over aan de Taalunie, die als een gevolg daarvan onder meer Nederlands-Vlaamse initiatieven subsidieert.
Ter vergelijking: de Taalunie beschikte in 2004 over een budget van €9.342.514,-, CVN over een budget van €454.225,-. Het Taaluniebudget is dus twintig keer groter dan dat van de CVN.
Het Cultureel Verdrag is alleen adviserend, niet uitvoerend. Wij beschikken dan ook alleen over een budget om adviezen voor te bereiden en met het oog daarop commissies, werkgroepen en een secretariaat aan het werk te zetten. Subsidies aan organisaties en initiatieven kunnen wij niet verlenen.
Zonder Taalunie en Cultureel Verdrag in elkaar te schuiven had men het Cultureel Verdrag wel kunnen structureren
De heer Johan Fleerackers
naar het voorbeeld van de Taalunie. Dat was de opvatting van Johan Fleerackers, vader van de Taalunie en tot zijn overlijden in maart 1989 Vlaams voorzitter van de Commissie voor het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag. Ik herinner me nog nachtelijke gesprekken hierover, toen we met de Commissie in Leeuwarden vergaderden op 9 en 10 juni 1988.
Fleerackers kreeg echter niet de kans zijn ideeën over het nieuwe Cultureel Verdrag door te drukken. De bijeenkomst in Leeuwarden was de laatste plenaire commissievergadering voor zijn overlijden.
Dat Nederland en Vlaanderen samen fondsen beheren en samenwerkingsprojecten beoordelen, zoals dat in de Taalunie gebeurt, geniet zeker de voorkeur. Nu is het vaak zo dat Nederland of Vlaanderen eenzijdig beslist de subsidie aan een bepaald Nederlands-Vlaams initiatief te beëindigen, waardoor het project of de instelling in moeilijkheden komt. De voorbeelden zijn talrijk. Ik noem alleen dat van het Algemeen-Nederlands Verbond, dat na een ongelukkig advies van de Nederlandse Raad voor Cultuur geen Nederlandse subsidies meer kreeg, waarna ook aan Vlaamse kant de kraan dichtgedraaid werd.
Wij pleitten er al jaren voor dat er ‘geoormerkte bedragen’, subsidiepotjes, zouden worden ingesteld bij alle Nederlandse en Vlaamse departementen, die specifiek moeten dienen om Nederlands-Vlaamse initiatieven te ondersteunen. Welke projecten wel en welke niet worden gesubsidieerd, kan in