Mijn Nederland
De vroegste Europese kolonisatoren, de Portugezen, hebben hun taal achtergelaten in drie continenten. Ik heb Chinezen gehoord die Portugees spraken. Ze kwamen uit Macao. Carlos Drummond de Andrade is een groot dichter van de Portugese taal. Hij komt uit Brazilië. Cesaria Evora wordt naar de Parijse Olympia gehaald om te zingen in het Portugees. Ze komt uit Kaapverdië.
Na de Portugezen kwamen de Spanjaarden. Zij schonken hun taal aan een half continent en dat continent gaf Borges, Vallejo, Neruda en een paar dozijn andere schrijvers van wereldformaat terug. De Engelse literatuur vandaag leeft dankzij de koloniën, Rushdie, Naipaul, Coetzee en al de rest. Over de Amerikanen heb ik het dan nog niet eens. Van de Stille Zuidzee tot de Sahara leerden Franse leraren aan koffiekleurige kinderen dat nos ancêtres les Gaulois avaient les cheveux blonds et les yeux bleus, dat onze Gallische voorouders blond haar en blauwe ogen hadden. Zonder Aimé Césaire, Maryse Condé, Amine Maalouf of Tahar ben Jalloun is de Franse literatuur vandaag ondenkbaar. Ik heb Frans gesproken met Libanezen, Syriërs, Vietnamezen, Togolezen en Senegalezen. Met geciviliseerde Polen en Russen. Met Grieken en Egyptenaren. De koloniale wereldrijken zijn weg, de talen zijn gebleven.
Het Nederlands is niet gebleven. Soekarno was misschien een schurk, maar hij sprak een magnifiek, klassiek Nederlands. Ik heb Indonesiërs mijn taal horen hanteren, alles bij elkaar misschien een dozijn en allemaal waren ze oud, maar allemaal even nauwkeurig in woordenschat en zinsbouw, en zorgvuldig de klanken vormend zoals het beschaafde lieden betaamt.
Waarom hebben de Nederlanders de Insulinde het geschenk van hun taal ontzegd? Wat een schuldige onverschilligheid, wat een kortzichtig egoïsme! Ze hebben, zoals alle andere kolonisatoren elders, genoeg rijkdommen geroofd. Vandaag zouden meer dan tweehonderd miljoen mensen Nederlands kennen. Dat is toch wat anders dan tweeëntwintig miljoen. Maar nog belangrijker is dit: de Indonesiërs zouden een even massale als heilzame invloed uitoefenen op het Nederlands. Hún uitspraak en hún taalgebruik zouden de norm zijn. Als ik mag oordelen naar wat ik al uit Indonesische monden vernam, zou het Nederlands veel welluidender en eleganter klinken dan wat heden ten dage in het westen des lands uit de verveende kelen opborrelt.
Wie mij verdenkt van neokolonialistische nostalgie, maakt zich belachelijk. Agostinho Neto heeft gevochten voor de bevrijding van Angola en was ook een dichter - in het Portugees. Eduardo Galeano heeft met Las venas abiertas de América Latina een virulent anti-koloniaal boek geschreven in de taal van de oude onderdrukker. Léopold Sédar Senghor werd de eerste president van het vrije Senegal en is een groot dichter van de Franse literatuur. Maar goed, Nederland heeft zijn culturele plicht in de gordel van smaragd verzuimd. Historische fouten zijn onherstelbaar.
Toch is het niet te laat. Laten we het voorbeeld van Senghor volgen en veralgemenen. Voor de Tweede Wereldoorlog al gaf hij Franse les aan Franse kinderen in Franse middelbare scholen. Ik vind dat voortaan alle lessen Nederlands in alle Nederlandse scholen uitsluitend door Surinamers en Antillianen gegeven mogen worden. Zij, en alleen zijn, krijgen de bevoegdheid om er streng op toe te zien dat de Nederlandse leerlingen hún uitspraak en hún taalgebruik nabootsen. Bij gebrek aan leraars van overzee zouden eventueel ook begaafde Vlamingen kunnen worden ingeschakeld. Nederlandse jongeren die in het hoogste jaar van de middelbare school nog altijd paain zeggen voor pijn, fis voor vis, sechuh voor zeggen en die geen draaglijke r kunnen uitstoten, wordt het einddiploma geweigerd. De harde g zullen we tolereren. We willen de zaken nu ook niet op de spits drijven.
Maar ledig toezien kan niet meer. Vlamingen, Surinamers, Antillianen en andere ex-onderdrukten, aarzel niet.
Eis uw rechten op! Het Nederlands is ook uw zaak.
(uit: Geert van Istendael, Mijn Nederland, Atlas, Amsterdam / Antwerpen, 2005, 382 pp., ISBN 90 450 0519 0. Prijs: €22,50.)