ren. Het debat dat hij met zijn cri de coeur heeft ontketend, zal in de eerste plaats moeten worden gevoerd in Vlaanderen zelf. Maar ook voor een Nederlander is het verloop van de discussie van groot belang. Er zijn tenslotte een zes miljoen Nederlandssprekenden in Vlaanderen. Zij behoren tot een taalgemeenschap van ruim twintig miljoen sprekers.
De positie van de dialecten in Nederland verschilt sterk van die van de Vlaamse dialecten. In Nederland is men bikkelhard tegen dialectsprekers. Het dialect is in Nederland terugverwezen naar de plaats waar het hoort: in het gezin, in de kroeg, in het plaatselijke dorpsleven. In het onderwijs is de Nederlandse taal principieel de instructietaal. Dialecten op school mogen in beperkte mate, bijvoorbeeld daar waar het dialect onlosmakelijk is verbonden met de cultuur en de geschiedenis van de regio, maar die lessen zijn facultatief en mogen niet ten koste van het Nederlands gaan. Alleen in Friesland is de situatie iets anders, omdat het Fries een door de Haagse overheid erkende minderheidstaal is.
In Nederland wordt alleen het regionale accent gedoogd, maar de afwijking in uitspraak mag niet te groot worden. Zelfs bij ministers is te horen waar zij vandaan komen door hun Limburgs of Gronings accent. Wanneer een politicus dialect spreekt, wordt hij genadeloos afgemaakt door commentatoren, door het journaille en, vooral, door cabaretiers, die niets liever doen dan een dialectspreker volkomen belachelijk te maken. Dat gebeurde wel eens met een geachte afgevaardigde van een boerenpartij die in zijn redevoeringen te veel zijn oostelijke dialect sprak. Einde glanzende politieke carrière. Hetzelfde geldt ook voor een Vlaming die zich in Nederland vestigt. Als hij Vlaams spreekt in Nederlands gezelschap en woorden als amai, nonkel, peter gebruikt - voor hem gewone woorden - wordt hij vierkant uitgelachen. Hij heeft het moeilijk, de Nederlanders pakken hem keihard aan. Een Vlaamse docent op een Nederlandse middelbare school wordt door de leerlingen weggewerkt als zijn Nederlands niet correct is. Een Vlaming moet goed Nederlands spreken, maar een Vlaams accent mag, wordt zelfs leuk gevonden. Zelfs een Vlaamse zanger of kleinkunstenaar die succes wil smaken van een tournee door Nederland, zal eerst Nederlands moeten leren spreken, als hij meer wil in de zaal dan leden van de plaatselijke Vlaamse gemeenschap. Onderhandelingen met Nederlandse ambtenaren over culturele of politieke samenwerking met Nederland of over een gezamenlijke regeling in een grensaangelegenheid, gevoerd door een ambtenaar van de Vlaamse regering die het Nederlands onvoldoende beheerst, zullen uiterst moeizaam verlopen. Een dialectspreker wordt in Nederland niet serieus genomen. Iemand die de taal niet beheerst, kan ook zijn maatschappelijk onderwerp niet beheersen. Het spreken van het dialect toont aan dat hij niet over de grenzen van zijn eigen regio kan kijken. Dat hij geen brede visie heeft, geen diep inzicht in de onderhavige materie, te bekrompen is van geest, te
beperkt voor een bestuurlijke of leidinggevende positie. In Nederland is dat allemaal aan elkaar gekoppeld. Voor maatschappelijk functioneren en voor deelname aan het arbeidsproces is het correct spreken van de algemene taal noodzakelijk. Het dialect vormt een krachtige hindernis voor verdere vooruitgang in de samenleving en voor een succesvolle loopbaan in het bedrijfsleven.
Natuurlijk, Vlaanderen gaat het economisch voor de wind. Er is welvaart. Een reden voor veel Vlamingen om zich van Nederland af te wenden en zelfbewust een eigen weg te bewandelen. De politieke en bestuurlijke relatie met de Franstaligen is gedetailleerd geregeld. De fysieke grenzen van Vlaanderen zijn nauwkeurig in wetten vastgelegd. De positie en de status van het Nederlands is verankerd in talloze taalwetten. Communicatie, culturele uitwisseling, het kennisnemen van culturele en letterkundige producten uit Nederland zijn niet meer nodig. Dat in deze euforie van vrijheid, onafhankelijkheid en welvaart niet wordt gedacht aan taalkundige aansluiting bij Nederland, een wens van de Vlaamse Beweging van Jan Frans Willems, is alleszins begrijpelijk. De gemiddelde Vlaming heeft weinig contacten met Nederland. De Nederlandse televisie is verdrongen door allerlei commerciële zenders als VTM en VT4, waar, zoals gemakkelijk vastgesteld kan worden, alleen in de nieuwsuitzendingen nog behoorlijk Nederlands te horen is. De rest van de programmering gaat in die tussentaal. Door het ontbreken van gerichtheid op Nederland is het regionalisme weer sterker geworden. De interregionale tussentaal, het Verkavelingsvlaams van Van Istendael, past perfect in dat regionalistische patroon. Onafhankelijk van Nederland kiest men een eigen politieke en economische weg. En een eigen culturele weg. In Vlaanderen kan men zijn eigen literatuur scheppen, en eigen culturele producties maken, zelfs Vlaamse films draaien. Allemaal in Belgisch-Nederlandse tussentaal. Maar in Nederland moeten ze die producties niet. De Nederlander haakt af door die eigenaardige tussentaal, die hij voor Vlaams aanziet. Nederlanders lezen geen Vlaamse auteurs meer, en kijken niet naar Vlaamse televisieprogramma's. Nu nog moeten bij wet de programma's van VRT (Eén en Canvas) worden doorgegeven door de kabelmaatschappijen. Tot in Groningen kan men naar deze stations kijken, die door kostbare
lijnverbindingen worden aangevoerd. Een recent onderzoek wijst uit dat de kijkdichtheid uiterst minimaal is, rond twee tot drie procent. Hoelang zullen de kabelaars deze programma's, waar niemand naar kijkt, nog willen doorgeven? Er zijn gegadigden genoeg voor de dan vrijkomende kanalen, die er bovendien dik voor willen betalen.
Kunnen, als het Belgische Nederlands en het Nederlandse Nederlands zover uit elkaar gaan liggen, nog wel uitwisselingen plaatsvinden? Kijkt men in Nederland naar een Vlaamse film of naar een Vlaams toneelgezelschap als de acteurs met