Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109
(2005)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Nederlands van Nu
| |
[pagina 28]
| |
En toch mag ik niet zeggen dat de schooldirectie geen aandacht had voor goed taalgebruik. Er was om de week een ABN-week en een Franse week. Van geen van beide kwam ook maar iets terecht. In de buurt van leraar of surveillant zwegen we gewoon. En alleen als we aan de surveillant iets moesten vragen, deden we dat in de vereiste taal. Maar aan de kwaliteit van die vereiste taal werd geen aandacht besteed. Als het maar geen dialect was. En of we in die Franse week ook Frans zouden hebben kunnen oefenen, valt ook nog te bezien. Ik herinner me, dat ik aan de surveillant iets ging vragen, maar in de verkeerde taal. Hij wees me terecht en ik lachte even. ‘Il ne faut pas rier’ (i.p.v. rire), zei hij.
Op het eind van de humanioratijd, omstreeks 1950, begonnen de eerste ABN-acties met ABN-kernen. Als ik het goed heb, riep de proost (aalmoezenier) van de KSA (Katholieke Studentenactie, jeugdorganisatie voor jongens in Vlaanderen) ons bijeen. Hij deed een oproep om een ABN-kern te vormen en het voornemen te maken voortaan ABN te spreken. Het kwam erop neer dat ABN veel mooier was dan het onbeschaafde dialect. Terwijl het stuntelige Nederlands waartoe we toen in staat waren, helemaal niet mooier was dan ons dialect, dat we als onze echte moedertaal grondig beheersten. De argumenten spraken me niet aan en ik keerde me van de ABN-actie af. Het was een verkeerde tactiek de Vlamingen voor het dilemma te plaatsen tussen ABN en dialect, wat later zou blijken.
In 1952 verliet ik de humaniora zonder te weten dat West-Vlamingen geen g uitspreken maar h. Nooit had een leraar ons dat gezegd. Ik verdenk er mijn leraren, die eigenlijk geen onderwijsbevoegdheid hadden, trouwens van dat ze het zelf niet wisten. De leraar Engels wist tenminste dat de Engelse th geen t was, maar hij liet ons toch maar t zeggen, omdat het anders te moeilijk was. En ik spreek over een gerenommeerd college. | |
Nederlands aan de universiteitDe g zou ik voor het eerst aan de universiteit leren. Dat was pas universitaire leerstof. Prof. L. Pauwels, die ik nog altijd ontzettend dankbaar ben, bracht de studenten in groepjes samen op basis van hun thuisdialect. Door middel van oefeningen bracht hij ze de correcte Nederlandse uitspraak bij. Bij diezelfde hoogleraar heb ik ook voor het eerst echt Nederlands geleerd, kwam ik tot het besef dat ik Nederlands nog moest beginnen te leren. Mijn oren gingen open. Overal waar ik kwam, hoorde ik nu taal- en uitspraakfouten. Ik hoorde nu ook hoe slecht sommige hoogleraren - vooral in de algemene vakken - spraken. Een filosoof sprak een licht gezuiverd Brabants en zei na mijn examen dat het ‘iel goe’ was. De hoogleraar metafysica kwam uit het Kortrijkse en zei nog sk i.p.v. sch. Op een keer tekende hij een haak op het bord en als illustratie van verschillende werkelijkheidsniveaus zei hij: ‘Ik skilder een haak op het bord. Kan ik daar een jas aan hangen? Welja een geskilderde jas’. Zelfs in de ‘Germaanse’ was er een hoogleraar die het woord revolutie op zijn Leuvens als revoluusse uitsprak. Maar dankzij professor Pauwels, die ongemeen scherp en sarcastisch kon zijn tegen studenten die het maar niet leerden, werden we goed gewapend op het onderwijs losgelaten. Niet dat we nu het Nederlands grondig beheersten. We hadden nog veel te leren. En er was veel wat we nog niet wisten. Maar we wisten hoe we het verder konden leren. Als ik nu na zoveel jaren mijn artikelen uit vroegere jaren herlees, kom ik telkens weer tot de ontstellende constatering: Schreef ik dat toen nog? En ik heb zelfs nog bijdragen van mijn vereerde leermeester Pauwels gelezen waarin ik woorden of uitdrukkingen aantref die ik nu als redactiesecretaris zou corrigeren. | |
Taalonderwijs en ABN-actie in de jaren '50De generatie jonge leraren die omstreeks 1950 en volgende jaren opgeleid was, was over het algemeen gemotiveerd om de gewonnen taalkennis op de leerlingen over te dragen. De jaren '50 - tot mei '68 - waren de gouden jaren voor de taalzorg in Vlaanderen. De Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal (VBO) was opgericht, had succes en had duizenden leden en lezers van Nu Nog. De ABN-kernen met hun blad Bouw floreerden. Openbare besturen, bedrijven, warenhuizen en gemeentebesturen organiseerden taallessen. Het provinciebestuur van West-Vlaanderen bij voorbeeld zette op initiatief van de VBO en gedeputeerde Storme een jaarlijkse ABN-actie op touw. Alle gemeenten van de provincie werden opgeroepen om een ABN-volksavond te organiseren, de provincie stuurde er een jury naartoe en de winnende gemeente kreeg de wisselschaal. Op zo'n avond stuurde de provincie ook telkens een spreker, die het ABN moest aanprijzen en aanbevelen. André Demedts was zo'n spreker. Hij zei met de hem eigen bescheidenheid: ‘Spreek goed Nederlands. Spreek het beter dan ik’. Antoon Van der Plaetse wees met gloed op de voordelen | |
[pagina 29]
| |
Affiche van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, 1960
van Algemeen Nederlands. Maar zodra hij van het podium afgedaald was, sprak hij zelf West-Vlaams. Ook ik ben een van die sprekers geweest. Alle mogelijke argumenten werden aangevoerd: de culturele meerwaarde van een cultuurtaal, dat er gelegenheden zijn waar dialect niet past, dat het dialect een ongelijk wapen is in de strijd tegen de verfransing, dat slechts ABN de Vlaming in Brussel kan behoeden voor verfransing, dat ABN een beter wapen is in de struggle for life, een beter middel om vooruit te komen in het leven enz. Ik ergerde me eraan dat Vlaams-nationalisten niet willen inzien dat ze met hun dialect in de kaart spelen van de franskiljons. Op een door de Vlaamse Volksbeweging georganiseerde huldiging voor de zeventigjarige Marc Boey op 29 november 1975 verantwoordde ik me ervoor dat ik nooit op zijn verzoek was ingegaan om in Brussel te gaan betogen. Ik prees Boey om zijn consequentie, hij betoogde niet alleen fatsoenlijk, hij sprak ook behoorlijk. En ik vroeg me af hoeveel van die betogers in Brussel ook verzorgd Nederlands spraken?Ga naar eindnoot1 Mijn tafelrede werd me door de VVB-leden kwalijk genomen. | |
En na mei '68?Het tij is ongunstig gaan keren vanaf mei '68, met zijn afkeer van gezag, orde, discipline en regels. De sociolinguistiek deed er een schepje bovenop en beweerde dat we met het ABN aan onze jeugd een burgerlijk gedrags- en cultuurpatroon opdringen. Namens de VBO heb ik op de
Affiche van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, 1970
opening van de ABN-veertiendaagse in 1977 in Kortrijk, onder het motto ‘Verdien uw (gulden) sporen met goed Nederlands’, op die negatieve evolutie gewezen en geprotesteerd tegen de geringe aandacht voor goed Nederlands, ook bij het onderwijsministerieGa naar eindnoot2.
Hoe is de toestand nu? In de kleuterschool en op de lagere school wordt nog altijd geen goed Nederlands geleerd. Brabantse schoolkinderen zeggen nog altijd /pit, pyt, pit/ ‘pit, put, pet’, West-Vlaamse zeggen nog altijd /pƐt, poet, paet/, omdat ze nog altijd geen leerkrachten hebben die in staat zijn om vlot, levendig en modern Nederlands te spreken. Ook in het voortgezet onderwijs zijn we er nauwelijks op vooruitgegaan. Ze lezen er wel niet meer zes jaar lang stukjes, er is een programma opgesteld, maar dat programma is niet specifiek gericht op het bijbrengen van de standaardtaal. Ze lezen nu ook Hugo Claus, maar je leert er geen Nederlands mee. Ze leren er zelfs de betekenis van de familienamen, wat ik bijzonder boeiend vind, maar je leert er geen Nederlands mee. Je kunt ook vandaag nog geen school, geen universitair gebouw binnenstappen - zelfs niet van een taalfaculteit - of je wordt op bordjes en ad valvas met de klassieke Belgische taalafwijkingen geconfronteerd: onthaal, labo, doorgaan ‘plaatsvinden’ enz.
Er is een groot verschil tussen mijn generatie en de huidige generatie leerkrachten. Wij waren nog bezield met het ide- | |
[pagina 30]
| |
aal - intussen bijna een vies woord geworden - om de standaardtaal te verspreiden en te bevorderen. De jongste generatie taalleraren heeft nagenoeg geen Nederlandse cultuurreflex meer, voelt zich klein-Vlaams, heeft weinig behoefte aan een Nederlandse standaardtaal en is geïndoctrineerd door de variatielinguïsten, die vinden dat Belgisch-Nederlands ook Nederlands is, die taalfouten nu varianten noemen. Bij de onkunde heeft zich nu ook onwil gevoegd, en dat is funest. In de weinige scholen waar in de leraarskamer min of meer standaardtaal gesproken werd, is van die goede gewoonte nu nog weinig overgebleven. Sommige leraren spreken zelfs al tussentaal in de klas.
De lerarenopleiding is minder dan ooit in staat om onderwijzers en leraren op te leiden die hun taal beheersen. Het uitsluitingscijfer voor spelling en taalbeheersing bestaat niet meer.Ga naar eindnoot3 Bij de beraadslaging staat de docent Nederlands meestal alleen en hij moet nog beleefd blijven tegen slecht sprekende collega's die vinden dat de bewuste student toch behoorlijk spreekt. | |
‘Belgisch-Nederlands’ is een eufemismeDat tussentaaltje wordt nu met een eufemisme Belgisch-Nederlands genoemd, een amalgaam van dialect, (vooral Brabantse, b.v. amaai) gewestelijke taal, purismen, archaïsmen (bekomen, gans) en vertaald Frans (de duimen leggen, zakencijfer). BN is een alibi voor al wie zich de moeite niet wil getroosten om zijn taal te (leren) beheersen. Woorden als goesting, plezant, terug ‘weer’, gans ‘heel’ worden gepromoot als Belgisch, terwijl die woorden in het West-Vlaams (en ook in veel andere dialecten) helemaal niet voorkomen. Dat BN is een taal zonder registers. Zodra standaardtaal moet worden gesproken, wordt de voorkeur gegeven aan exogeen taalgebruik. Dat bestaat erin dat in spreektaal schrijftaalwoorden gebruikt worden, zoals indien en reeds, omdat als en al in het dialect gebruikt worden en dus wel niet goed zullen zijn. Terwijl West-Vlamingen over entwa nieuws spreken, met een correcte genitief, dringt nu overal het Brabantse iet(s) nieuw door. En er was ooit Kas Deprez, die vond dat we onze gallicismen moesten koesteren, als teken van onze ‘Belgische’ identiteit. | |
Wat bracht de ABN-actie op?Je vraagt je af wat meer dan een halve eeuw taalactie opgebracht heeft. Wat hebben Nu Nog, Bouw, ABN-krantjes, Nederlands van Nu, Taalbeheersing in de administratie (resp. in de praktijk), televisieuitzendingen Hier spreekt men Nederlands, radiotaaltips, Taaltuintjes in kranten, taalzuiveringsboeken, ABN-gidsen, taallessen, ABN-wedstrijden enz. opgeleverd? Taalfouten die talloze keren via allerlei media aan de kaak werden gesteld en door het goede Nederlands vervangen, blijven maar voortwoekeren. Op radio en tv horen we nieuwslezers of weermannen nog altijd zeggen dat we ons aan regen mogen verwachten. Hoe vaak is al niet gezegd dat verwachten een overgankelijk werkwoord is en zeker geen wederkerend werkwoord. Af en toe hoor je op de radio de neerslag van taalcorrectie. Af en toe hebben werkzaamheden de uit het Frans vertaalde werken vervangen, of wordt al eens passen gezegd i.p.v. kaderen. Maar telkens weer duiken nieuwe taalfouten op die we voor zoveel jaren niet hoorden. In mijn jeugd dronk ik geen plat water en werd nog niemand gehospitaliseerd. Ik neem aan dat de VRT-taaladviseur zijn taak nauwgezet vervult, maar ik moet besluiten dat hij vrijwel machteloos is.
Ik moet ook wel concluderen dat de Vlamingen geen Nederlands willen leren. Als voorzitter van de West-Vlaamse Raad voor Cultuur maak ik kennis met talrijke brieven van culturele verenigingen, die graag wat financiële overheidssteun krijgen. De meeste brieven zijn één doffe taalellende: foute aanhef, slechte zinnen, taal- en spelfouten, dooreenhaspeling van jij/gij/u. En die verenigingen noemen zich culturele verenigingen en krijgen nog geld ook. Als dat met het groene hout gebeurt...! Vlaamse uitgevers verzorgen de typografie, de illustratie en de lay-out van hun boeken, maar letten niet op de taal ervan. Correctie kost natuurlijk geld. Tijdschriften zonder taalcorrector, die alles opnemen zoals het aangeleverd wordt, bulken van de taalfouten. Zelfs in taalkundige tijdschriften of in een huldealbum voor een Vlaams taalkundige schrijven taalkundigen dingen die afwijken van de standaardtaal en die ik als redacteur niet zou laten staan. Al 46 jaar corrigeer ik als redacteur van het tijdschrift De Leiegouw alle ingekomen en te publiceren bijdragen. Al 46 jaar corrigeer ik telkens weer dezelfde fouten. Nauwelijks één auteur denkt eraan om eens na te gaan wat in zijn tekst precies gecorrigeerd werd, om de fout de volgende keer te kunnen vermijden. Nee hoor, in hun volgende artikel vind je weer dezelfde fouten. We blijven maar dweilen met vele kranen open. | |
Nederlands als vreemde taalNatuurlijk zijn er verklaringen voor. Nederlands is voor de gemiddelde Vlaming eigenlijk een vreemde taal. Onze geschiedenis zat ons niet mee. Vier eeuwen scheiding van het taalcentrum hebben een gescheiden taalontwikkeling veroorzaakt. Maar erger nog is eigenlijk de verfransing, niet alleen door de Franse staat, waarvan wij twintig jaar staatsburgers zijn geweest, maar nog meer door de Frans-Belgische staat, waarvan we een eeuw staatsburgers zijn geweest. Nederlanders kunnen zich moeilijk voorstellen hoe diepgaand die verfransing geweest is. In de 19de eeuw en in een groot deel van de 20ste eeuw was de burgerij - zowel de hoge als de kleine - grondig verfranst. En net op het ogenblik dat de kleinburger, de enigszins ontwikkelde Vlaming, goed Frans kende, in elk geval veel beter dan Nederlands, kwam men op het - ik zei haast onzalige - idee om het openbare leven en het onderwijs te ‘vernederlandsen’. Nu zien we in, dat dat een onbegonnen taak was. | |
[pagina 31]
| |
De ambtenaar, de leraar, die tot dusver Frans had gehanteerd, kon onmogelijk zomaar op een taal overschakelen die hij niet beheerste, zeg maar een vreemde taal. De afstand tussen zijn dialect, dat hij uiteraard ook kende, en het Nederlands was nagenoeg even groot als tussen zijn dialect en het Duits. Ik ken vandaag Franstalige Vlamingen die hun Vlaamse dialect accentvrij kunnen spreken, maar Nederlands met een Frans accent spreken. Ik ken Elzassers die thuis hun Elzassische dialect (Elsässer Dietsch) spreken, maar Duits spreken met een Frans accent. Als - het is een irreële veronderstelling - de Elzas weer Duits werd, zou het een even onbegonnen taak zijn om de Elzassers weer goed Duits te leren. Intussen hebben de Vlamingen Nederlands geleerd in boekjes, niet door contact met het levende Nederlands, van leraren die nog steeds geen Nederlands kennen. Maar ze spellen wel beter dan de Nederlanders, want spelling is het enigste waar ze een houvast aan hebben.
Er is veel historisch te verklaren, en toch vraag ik me af waarom onze ABN-actie gefaald heeft. Wat was er fout aan? We hebben ons veel te weinig gerealiseerd in welke mate het Nederlands voor Vlaanderen een vreemde taal was. En er werden geen conclusies uit getrokken. Er wordt nog altijd moedertaalonderwijs gegeven, alsof het Nederlands inderdaad de moedertaal is van de Vlamingen. Nederlands, dat ken je toch al. Ik ben ervan overtuigd dat we betere resultaten hadden bereikt, als het Nederlands was onderwezen als een vreemde taal, met de didactische methodes van het vreemdetalenonderwijs. Maar dat veronderstelt alweer dat we hadden beschikt over taalleraren die het Nederlands beheersen. En dan zijn we alweer terug bij af. | |
De ABN-actie dwong ongewild tot tussentaalHet is ook mijn overtuiging dat Nederlands te vaak als alternatief tegenover het dialect werd voorgesteld. Het dialect was als het ware iets minderwaardigs. Toen de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal (VBO) deze vergissing inzag, wijzigde ze in 1979 haar naam in Vereniging Algemeen Nederlands (VAN). Niet het dialect is de vijand van het Nederlands. In 1971Ga naar eindnoot4 wees ik er al op dat niet het dialect het Standaardnederlands bedreigt, maar het Zuid-Nederlands of ‘de kromme schooltaal’. Vandaag noemen we die kromtaal tussentaal of ‘Belgisch-Nederlands’. De ABN-acties hebben de Vlamingen van hun moedertaal, hun authentieke dialect, afgewend, in de hoop dat ze zich in plaats daarvan van correct Nederlands zouden bedienen. We hebben ABN aangeprezen, zonder te beseffen dat de Vlamingen geen ABN konden spreken of schrijven, omdat ze die taal onvoldoende kenden. Heel veel jonge Vlaamse ouders denken er goed aan te doen niet langer dialect te spreken met hun kinderen, zonder te weten dat het ‘schoon Vlaams’ dat ze hun kinderen leren, eigenlijk geen Nederlands is en ook helemaal niet mooi. M.a.w., we hebben het dialect gestigmatiseerd, Vlaanderen zijn dialect afgeleerd en het naar de tussentaal gedreven, al was dat net niet de bedoeling. Intussen kennen onze jongelui hun mooie dialect niet meer, en kennen ze nog altijd geen Nederlands. Jammer.
Heb ik overdreven? Sommigen zullen zeggen van ja. Overdrijft een musicus als hij vindt dat de dorpsfanfare vals speelt, terwijl het hele dorp die muziek zo mooi vindt en geen valse noten hoort? |
|