Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109
(2005)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
KroniekEuropa, balans en richting
| |
Het cultureel tekort van de EUDe zoektocht naar de culturele kant van het langs economische weg tot stand komende Europa is in volle gang. Zo heeft het Comité Buitenlands Cultureel Beleid onder leiding van Paul Beugels een aantal gedachten en voorstellen neergelegd in Het cultureel tekort van de Europese Unie.Ga naar eindnoot1 De bundel bevat opstellen over taal, cultuur, cultuurbeleid, cultuurgeschiedenis, internationaal en constitutioneel recht. En wat belangrijk is: naast kritische beschouwingen en scherpe analyses die wijzen op het cultureel tekortschieten van de Europese Unie, worden visies ontwikkeld en alternatieven aangereikt. Daar zien wij de randvoorwaarden opdoemen voor een doordacht gegrondvest, open cultuurbeleid als de volgende stap naar een werelddeel dat op den duur toch niet op één been kan blijven staan. Aan het actuele debat hierover wil het Comité een impuls geven vanuit Nederlands-Vlaams perspectief. Elders zien we gelijksoortige discussies en bewegingen. | |
Cultuurbeleid van de toekomstOp 5 november ll. vond in de Raadzaal van het stadhuis in Den Haag het symposium Europa, balans en richting: de noodzaak van het maken van fundamentele keuzen plaats. Het symposium was georganiseerd door een groep van 18 auteurs van het deels gelijknamige boek Europa, balans en richtingGa naar eindnoot2 en zonder twijfel hebben daarin de persoon en het proefschrift van Jan van Burg, Westerse cultuur uit balans (Damon, 2001), een belangrijke rol gespeeld. Van Burg acht het vroegere evenwicht tussen materiële en immateriële zaken in de westerse cultuur verstoord. Hij pleit voor een bewust beleid, dat gericht is op herstel van dat evenwicht. Als beleidsman waarschuwt hij met nadruk voor de gevolgen die beleidsvorming nu eenmaal heeft voor alle terreinen, alles hangt immers samen. Er zou volgens de Wereldcommissie voor Cultuur en Ontwikkeling dan ook een nieuw samenhangend paradigma moeten worden opgesteld, dat de weg schetst naar het ideale cultuurbeleid van de toekomst: de verschillende betrokkenen uit de samenleving zouden gezamenlijk methoden moeten ontwikkelen voor menselijke beschaving, waarin alle culturele kwesties in hun totaliteit worden herkend en erkend.
Het in elkaar grijpen van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en de bestuurlijke consequenties ervan - cultuurbeleid als bewust veranderen van de door ons gemaakte cultuur - dat zijn de zaken waar Van Burg zijn weg in zoekt vanuit de verbindende rol van de waarden in de samenleving, die kunnen leiden tot keuzen die integrerend werken. Waar ging het nu in de discussie in de Haagse raadzaal om? Ik ga proberen u daar iets over te zeggen. | |
Leidende waardenEr dreigt, zo formuleerde Thijs Wöltgens het na het welkomstwoord van burgemeester Deetman, een zekere vervreemding tussen de officiële Europese structuren en de bevolking. Die balans moet hersteld worden, niet alleen door de politici en bestuurders, maar zeker ook vanuit de samenleving. Doel van de middag is verder te komen in de zoektocht naar leidende waarden, tot en met de vraag op welk kompas de EU moet varen. Prof. dr. Johan Verstraeten hield de eerste inleiding, op zijn weg naar een menselijk Europa. Als ‘ervaringsdeskundige m.b.t. de EU’, zoals hij het uitdrukte, wilde Verstraeten een diagnose stellen en een oplossing aandragen, niet dan nadat hij uitdrukkelijk had willen vaststellen dat Europa | |
[pagina 21]
| |
diep in ethische grond wortelt: vrede en welzijn voor allen was de grondtoon in alle plannen en dat dient in de huidige zo economische opvatting van de Unie wel even naar voren gebracht te worden. Verstraeten vertrekt voor zijn diagnose vanuit de constatering dat de Europese Unie een eenzijdige economische kijk op het leven heeft, met als gevolg: gebrek aan politieke dimensie, monocultuur en privatisering van de levensbeschouwing. De ontwikkelingen gaan zo snel, dat er een democratisch tekort ontstaat, een werkelijk open dialoog met de betrokken burger kost te veel tijd en geld. Het onderwijs wordt hervormd tot een louter economische dienstfunctie, waarin de hoogleraar de manager is. Universitaire grondwaarden sedert eeuwen, humanitas en universitas, zijn stilletjes van de universiteiten vertrokken.
Er is voorts een wat Verstraeten noemt ‘technocratisch-bureaucratische monocultuur’, een cultuur die de menselijke veelvormigheid ontkent. In één adem door wijst hij op de privatisering van de godsdienst en levensbeschouwing, die hij kennelijk als negatief ervaart. Dat lijkt toch wat kort door de bocht. Belangwekkend is zijn visie op de subsidiariteit: een die ‘oog heeft voor de complexe interactie tussen het politieke niveau en alle intermediaire gemeenschappen in het middenveld tussen staat en individu.’ Als dat behalve levensbeschouwelijke organisaties ook sociale en culturele organisaties en ngo's mogen zijn, dan kunnen wij daar alleen maar ja tegen zeggen! Verstraeten vraagt te zoeken naar de Europese ziel, een conglomeraat van alle groei die het continent heeft doorgemaakt en dat wij als samenstel in diversiteit kunnen eerbiedigen. Bezieling en persoonlijke verantwoordelijkheid naar de gemeenschap, dat geeft de spreker ons mee - een mooi en hoopvol einde van een zoektocht naar de waarden die ons zouden moeten leiden.
Prof. dr. Kees van Paridon waagde zich aan een culturele benadering van de economie. De vergelijking met de loopton, waar men met loopbewegingen de ton in gang brengt en met een groep lopende mensen de zaak niet zomaar kan stoppen, was een vondst: de tempoverhoging om mee te kunnen in de groei-economie was daarmee beeldend neergezet. Van Paridon stelde zich de vraag of het beeld van de internationale neo-liberale economische ontwikkeling, die de landsbesturen steeds minder te besturen overlaat, eigenlijk wel klopt. Volgens hem is de keuze uiteindelijk toch vooral aan de burger: die bepaalt immers met zijn portemonnee welke richting wij opgaan: consumptie stuurt mensen. Dat klinkt tamelijk beleidloos en dat is het wellicht ook. Kunnen of willen wij eigenlijk wel terug naar minder economische groei? Die groei heeft bepaald niet alleen voordelen gebracht. Waarom kiezen we dan niet voor minder groei, dat zou toch beter zijn? Daar zit volgens Van Paridon een cultureel aspect aan. Als jongeren steeds aangespoord worden te presteren, het zoeken naar meer kennis een positieve lading heeft, dan wordt de groeicultuur positief neergezet en telkenmale herbevestigd.. En als mensen ervoor zouden kiezen uit vrije wil te matigen, wat gebeurt er dan? Het zal geen bezwaar opleveren, maar hoe krijg je dat structureel? Mensen die hard werken, willen er ook iets voor terug en vragen dus producten en... als Nederland een lagere groei bereikt, vertrekken de kansrijke mensen naar elders.
Een geforceerde afremming van de groei is dus in veel opzichten geen goede zaak. Van Paridon zoekt de oplossing, hoe onbevredigend ook volgens hemzelf, meer in het beperken van de nadelen van de groei dan in de groei zelf, mede ook vanuit demografische ontwikkelingen bezien. In zo'n benadering is het van belang dat mensen hun kennisniveau blijven behouden, temeer daar werk voor laaggeschoolden naar elders wordt veplaatst. De ontwikkeling naar een kenniseconomie wordt in dat licht bezien noodzakelijk. Alleen door hogere arbeidsdeelneming kunnen de landen in deze welvaart zo blijven voortgaan. Valt er dan nog wat te kiezen? Weinig, vreest de spreker. En daar moeten we het even mee doen. Margreeth de Boer begint met een schets van kansarme Oost-Duitse jongeren, die gastarbeiders uit Polen niet gedogen. De eenwording van Europa zullen deze jongeren niet zo zien zitten en daarmee is er in het migrerende Europa voldoende conflictstof voorhanden. | |
[pagina 22]
| |
Wij ontlenen, terwijl we al in Europa verkeren, onze identiteit (vooralsnog) aan het land waar wij geboren zijn. In onze gezamenlijke geschiedenis zijn we echter na de vele oorlogen wel degelijk een nieuwe weg ingeslagen. Waren de oprichters van Europa, Jean Monnet, Robert Schuman en anderen, nog humanisten die werkten voor een wereld zonder oorlogen en armoede, een waarin de mens centraal stond, onze denkkaders zijn inmiddels puur economisch geworden. De val van de muur bevestigde voor velen het economisch (kapitalistisch) primaat. Vele Oost-Duitsers zullen evenwel moeten vaststellen dat er voor het communisme niets in de plaats is gekomen. In het hele Oostblok is dan ook de verrechtsing zichtbaar en dat geeft spanningen. Voeg daarbij de aanwezigheid van grote migrantengroepen van elders, die culturele onrust geeft en het nationalisme waartegen Europa was opgericht, steekt de kop weer op. De keuze van de EU is nu vooral verbreding geweest, maar zonder verdieping zal Europa nooit meer worden dan een economische vrijstaat. Het is, zo waarschuwt De Boer, echt te simpel om te denken dat alle problemen een economische grondslag hebben. Europa is dus kwetsbaar. Het probleem daarbij is inmiddels dat we niets anders overdragen dan economisch denken. Wij zijn calculerende burgers geworden. En onze politici? Die trekken zich terug in het nationale. Zij zouden moeten gaan voor een cultuuromslag, voor verbetering van het sociaal-culturele en intellectuele klimaat. Dat is de boodschap van Margreeth de Boer. | |
De discussieEr vielen in de rustige discussie met veel uitwisseling van standpunten nog wel wat beeldrijke uitspraken te beluisteren. Zo hield ‘de ton van Paridon’ de gemoederen bezig en vooral de vraag hoe je daaruit moet komen (Korthals Altes). Ook werden uiteindelijk zowel hoog- als laaggeschoolden economisch als probleem geschetst en zo eindig je natuurlijk weer in het midden (Standaert en Van Paridon). De alleraardigste opmerking van Job Cohen in het boek Europa, balans en richting, ‘burgerschap is het vertrouwen dat burgers in elkaar hebben’, werd als te optimistisch gezien (De Gaay Fortman). Ja, zo is trouwen uiteindelijk natuurlijk een vorm van wantrouwen. Over de afstand tussen Europa en de burgers is al veel gezegd en dat gebeurde hier dus ook (Wöltgens, Van Bijsterveld, Van Burg), als is de opmerking dat het aan het parlement ligt dat immers veel Europese discussies laat liggen zodat de burger daar dus weinig van kan oppikken, wel een heel goeie en die kwam van De Boer. Ook de godsdienst kwam natuurlijk ter sprake: als men die te veel privatiseert, gaat de ideologie de plaats van de godsdienst innemen, zo luidde de waarschuwing (Verstraeten). De vraag waarom dat zo erg is, werd niet gesteld, de interessante opening loste zich op in de merkwaardig seculiere toepassing van het begrip religie: de rol van de religie zou de manier zijn om met elkaar in gesprek te komen over belangrijke zaken (Verstraeten). We mogen daarbij wel hopen dat mensen ook zonder religie over belangrijke zaken komen te spreken. Heel apart was de benadering dat Europa best zakelijk en technocratisch mocht blijven, dan kon de culturele invulling aan de verschillende nationaliteiten worden overgelaten (Borstlap). Dat werd natuurlijk weer tegengesproken met aanbevelingen voor verbindingen tussen de landen op alle niveaus.
En ook in de waaiering aan onderwerpen bleek Europa vooralsnog erg groot en moeilijk grijpbaar, en was duidelijk dat ons gereedschap er nog niet geheel op toegerust is. Cultuur gaat langzaam, is mij altijd voorgehouden, en dus stijgen wij langzaam op de trappen van het gesprek. Er is geen andere weg. |
|