De taalgebruiker centraal
‘Het sociale aspect, de taalgebruiker centraal, is goed uit de verf gekomen. Het is een koppeling die zaken helder maakt in het beleid. Gaandeweg hebben wij ook zaken die daar niet aan beantwoorden, afgestoten en andere zaken daardoor op de juiste wijze aangepakt. Te noemen vallen zaken als Nederlands als tweede taal, laaggeletterdheid, de positie van de burger in en ten opzichte van Europa.’
Er is echter wel een maar bij, bij deze aanpak. Kijk eens naar de situatie op de universiteiten in Nederland, waar vakonderdelen zonder diepe verantwoording ten opzichte van het vak verdwijnen, waar onze taal als onderwijstaal het onderspit delft - terwijl voortdurend bewezen wordt hoezeer dat ons niveau aantast (vgl. de studie van Jochems in de vorige Neerlandia), waar een zo succesrijk en goed ontvangen etymologisch woordenboek als het EWN niet de geringste officiële steun krijgt ...
Je zegt: het gaat goed met het Nederlands, maar dat is wel een kwantitatieve invalshoek, meer dan een kwalitatieve, als je kijkt naar het taalgebruik in het publieke domein en in het onderwijs.
Als je voorts ziet hoe goed het gaat met het Nederlands buitengaats, dan is dat een succes, waarvan je je gezien het voorgaande bijna gaat afvragen: is het een leuk succes?
Het is even stil in ons gesprek. Jaspaert zoekt voorzichtig naar woorden. En zegt: ‘Ik vind het een heel moeilijk punt te weten wat dat soort evoluties betekent. Dat kun je alleen maar zien op de langere termijn. In veel vakgebieden zie je een beweging weg van het historische.’
- Ja, maar we zitten hier voor beleid, niet voor wat er toevallig gebeurt. De Taalunie is een beleidsinstrument ...
‘De keuze is duidelijk voor de Taalunie: wij houden ons niet bezig met wetenschappelijk onderzoek, tenzij daar die link is naar de taalgebruiker. Daarom hebben wij niet geïnvesteerd in het etymologische woordenboek. Als taalkundige schaf ik mij dat aan, maar voor de Taalunie als instrument is dat niet een prioritair veld.’
- Maar in andere landen is dat wel prioritair. De Taalunie zou daar toch enige rol in moeten spelen?
‘De universiteiten zijn in hoge mate autonoom en dat zal nog sterker worden. In Nederland is het niet aan de orde daar in te breken en de keuze van taal te veranderen. In Vlaanderen heeft men de taal in de wetgeving opgenomen, hoewel niet duidelijk is of dat echt afdwingbaar is. In Nederland is iets daarvan in de HOOP-nota terechtgekomen, maar daar is het minder strikt geformuleerd dan in Vlaanderen.’
De vraag blijft, of dat toch niet een zaak voor de Taalunie is. De verantwoordelijkheid voor de taalkeuze in het onderwijs, zo'n centrale zaak voor de verdere ontwikkeling, blijft een schimmige zaak en diezelfde taalgebruiker heeft hier, zo lijkt het, dan toch het nakijken.