Trouw aan de bronnen
Iedere bijbelvertaling loopt op twee benen tussen brontekst en de huidige algemene taal. Hoe lang en lenig zijn de benen van de NBV? Nog enkele maanden scheiden ons van een duidelijk antwoord. De verleiding is groot om gepubliceerde details uit te vergroten. Belangrijk is achter dergelijke details de redenering te peilen.
Zo vertelt Lucas 5, 12 in de NBV over de genezing van huidvraat. Eeuwenlang hebben lezers dit als melaatsheid gelezen. In de bijbel trof dit leed zelfs gebouwen. Het was dus geen lepra (het Griekse woord heeft ook de betekenis ‘huiduitslag’). Het pleit voor de vertalers dat ze voor de kwaal een andere naam gesmeed hebben op basis van twee bestaande woorden met beeldende kracht. Aan het woord huidvraat moet je wennen. Zolang je daar niet overheen kan, ben je afgeleid, verstoord vanuit je traditie. Naderhand kan je zeggen dat het neologisme ingeburgerd is. Geven we het de kans?
Bij dezelfde Lucas (2, 7) lezen we het geboorteverhaal. In de NBG-vertaling van 1951 (begonnen in 1911) staat: ‘en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.’
Vers 7 wordt in de NBV: ‘Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.’
De kribbe en de herberg zijn hier vervangen. De auteur van het Lucasevangelie bedoelde dit niet romantisch. En Anton Pieck moest nog geboren worden. Eerbiedshoofdletters zijn uitgedund. Vandaar ‘hem’ in plaats van ‘Hem’. Niet de hoofdletter, maar de uitwisseling tussen lezer en tekst stelt de lezer voor een waardenkeuze.
Tot de pluspunten van de NBV zal ongetwijfeld de genregetrouwheid gerekend worden. Het lied van Adam, die zijn vrouw ontdekt, is erg geslaagd:
Eindelijk een gelijk aan mij,
een die zal heten: vrouw,
een uit een man gebouwd. (Gen. 2, 23)
In voetnoot wordt gewezen op het niet goed vertaalbare woordspel ‘iesj-iesja’ voor man en voor vrouw.
In dergelijke fragmenten toont de NBV een geheel eigen coherentie bij de zoektocht naar brontekst en naar natuurlijk Nederlands. Dezelfde consistente toepassing van een uitgebreid draaiboek bij het opnieuw vertalen is aan het werk in de psalm van Jona (Jona 2 - de algemeen bekende vorm Jonas is de Griekse vorm). Net als de Willibrordvertaling (1988) opteert de NBV voor de ‘historische’ tegenwoordige tijd. De tekst wint daardoor, maar eveneens door de vertaalkwaliteit, aan lyrische kracht:
[Drie dagen en drie nachten zat Jona(s) in de walvis. Toen bad hij tot God en in de NBG-vertaling begint dit aldus: ‘Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot de HERE en Hij antwoordde mij’]
In mijn nood roep ik de HEER aan
Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp -
U slingerde mij de diepte in,
naar het hart van de zee.
Door kolkend water ben ik omgeven,
zwaar slaan uw golven over mij heen.
Ik dacht: verstoten ben ik,
uw heilige tempel aanschouwen.