De GVD stelt natuurlijk terecht vast dat al die Belgische varianten bestaan. Maar het is gevaarlijk om tegelijk vast te stellen dat die varianten voorkomen in het verzorgde taalgebruik van Belgische sprekers van het Nederlands. Afhankelijk van de strengheid en/of de eigen kennis van de docent worden enkele, vele of alle hierboven genoemde Belgische varianten in het onderwijs Nederlands in Vlaanderen afgekeurd. Bij de VRT wordt van accu, hobo, hogeschool, onderwijs, onderzoek, pyjama, en burgemeester alleen de in Nederland gangbare uitspraak aanvaard. Dat leren we uit het Stijlboek VRT van Ruud Hendrickx (Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2003). Wat voor het ene woordenboek van Van Dale tot de verzorgde taal in België behoort, behoort voor het andere woordenboek van Van Dale dus niet tot de verzorgde taal in België. Alleen van vrijwaren aanvaardt Ruud Hendrickx de Belgische uitspraakvariant. De overblijvende woorden uit de bovenstaande lijst staan niet in het Stijlboek VRT, maar ik vermoed dat ook voor die woorden de in Nederland gangbare uitspraak bij de VRT meestal de norm is. [p'ijama] is een tussenvorm van het in België voorkomende, maar in het onderwijs algemeen afgekeurde [p'iʒama] en het Nederlandse [pij'ama]. En waarom neemt de GVD van de volgende woorden niet ook een in België gangbare uitspraakvariant op? Hoogleraar (-'--, B '---), onderricht ('---, B --'-), stadhuis (-'-, B '--), azalea (-'---, B --'--). Waarom wordt de Belgische klemtoon in vrijwaren als verzorgd taalgebruik beschouwd, maar de Belgische klemtoon in overhalen (--'--) ‘overreden’ en aanzien (-'-) als gewestelijk? En eigenaardig genoeg beschouwt de GVD notulen met klemtoon op de tweede lettergreep als ‘minder
juist’ dan [n'otylә(n)].
Yoghurt kun je uitspreken als [j'ɔχʏrt] of als [j'ɔɣәrt] en in België ook als [j'uɣurt]. Als dat kan, waarom neemt de GVD dan bij cacao niet als Belgische variant [k'ɑkɑo] op? En waarom bij junior niet [ʒ'ynijɔr]? En ik vraag me ook af waarom bij het het alom verspreide [hәt] niet als Belgische variant opgenomen is. Verwondering wekt dan weer de systematisch opduikende Belgische variant bij kastje [k'ɑʃә] - B [k'ɑscә] (waarbij het teken c staat voor tj), kistje [k'iʃә] - B [k'iscә], korstje [k'ɔrʃә] - B [k'ɔrscә]. En nog meer verbazing wekt de uitspraak van lichtje [l'iχcә], lichtjes [l'iχcәs], luchtje [l'ʏχcә], zuchtje [z'ʏχcә], die de Belgisch-Nederlandse uitspraak blijkt te zijn, die per ongeluk wellicht de standaardtalige uitspraak verdrongen heeft. En waarom noemt de GVD het trefwoord raket (spelling zonder c, uitspraak [rak'ɛt] of [rak'ɛt] ‘racket’ Belgisch Nederlands, spreektaal (geen standaardtaal dus, nu opeens toch), maar wordt de uitspraak [tik'ɛt] bij ticket gewoon voorafgegaan door de vermelding in België ook?
Verder is ook volstrekt onduidelijk welke criteria de GVD gehanteerd heeft om te bepalen welke soorten Belgische varianten opgenomen worden en welke niet. Waarom worden bij cultuur en cursus niet ook de in België ruim verspreide varianten [kylt'yr] en [k'yrsys] opgenomen? En bij syllabus, Egypte, discus en kubisme niet ook [s'ilɑbys], [eɣ'iptә], [d'iskys] en [kyb'izmә]? En waarom bij examen, maximum en exemplaar niet ook de uitspraak met [gz]? En waarom bij advocaat, advent en advertentie niet ook de uitspraak met [dv]? De meeste Belgische sprekers van het Nederlands die het zogenaamde verzorgde taalgebruik hanteren, gebruiken heel wat van de zonet genoemde varianten en weten niet dat die woorden in de standaardtaal anders uitgesproken worden. En dat geldt net zo voor de Belgische varianten die wel in de GVD staan.
Door de bovenstaande aanmerkingen krijgt u nu misschien de indruk dat ik nog veel meer Belgische varianten in de GVD opgenomen had willen zien. Neen, ik had integendeel veel minder Belgische varianten opgenomen willen zien, want als je die varianten als in Belgisch-Nederlandse standaardtaal hanteerbare varianten beschouwt, dan moet je daar toch wat voorzichtiger mee omspringen. Of de GVD had een label kunnen gebruiken om aan te geven dat sommige varianten weliswaar in België voorkomen, maar niet tot de standaardtaal behoren.
De manier waarop de elektronische GVD met Belgische uitspraakvarianten omspringt, bevredigt dus niet, zeker niet als je weet dat de VRT, die algemeen als de norm voor de Belgisch-Nederlandse uitspraak beschouwd wordt, heel vaak de in deze GVD genoemde Belgische varianten niet gebruikt of aanbeveelt.
Peter Debrabandere