vertaling voor kennen), en vooral bij computertermen als default, bookmark, browser, spreadsheet, desktop en drive. Het bestaan van de Nederlandse tegenhangers daarvan (resp. standaardwaarde voor default, bladwijzer voor bookmark, bladeraar voor browser, rekenblad voor spreadsheet, bureaublad voor desktop en diskettestation voor drive illustreert overduidelijk dat de inburgering van technische ontwikkelingen zeker ook kan leiden tot de vernederlandsing van de terminologie...
Deze vernederlandsing gaat vaak snel, soms zelfs zo snel, dat het Engelse woord waarmee een techniek of een onderdeel daarvan in het Nederlands komt, alweer vervangen is door een Nederlands alternatief voordat dat Engelse woord heeft kunnen inburgeren. Zo is - om nog even bij de computerterminologie te blijven - het Engelse woord taskbar niet in het woordenboek opgenomen, simpelweg omdat dit woord al was ‘ingehaald’ door de taakbalk, voordat het maar de kans had in onze taal in te burgeren...
Uit de aanpassing van de aan het Engels ontleende werkwoorden blijkt overduidelijk welk taalsysteem dominant is: we hebben b.v. to save, to plug, to mail en to delete overgenomen, maar, behalve op het stuk van de spelling, behandelen we ze als gewone Nederlandse werkwoorden: ‘ik heb deze tekst jammer genoeg niet gesaved; en toch hebben zij hem gedeleet (volgens de regels gedeletet!(; gelukkig had ik hem al gemaild; je kunt het programma kosteloos downloaden’...
De natuur van onze taal is Germaans en dat is die van het Engels ook. Het is dan ook niet uitgesloten dat die fundamentele verwantschap een verdere integratie eventueel in de hand zou kunnen werken, misschien zelfs zou kunnen bevorderen - als de omstandigheden in de onderbouw daar aanleiding toe zouden geven. De Germaanse talen zijn duizend jaar geleden uit een gemeenschappelijke basis ontstaan en door de verwijdering tussen de sprekers afzonderlijk tot ontwikkeling gekomen. Wie zegt dat ze over duizend jaar niet weer één kunnen zijn geworden?
Er is kortom niets dat het eeuwige voortbestaan van het Nederlands garandeert. Maar de huidige ontwikkelingen van de taal hoeven we niet als het begin van het einde te beschouwen. De positie van het Nederlands is, zo concludeert De Swaan, robuust en in een recensie van zijn boek (in de NRC van 25 januari 2002) sluit Brandt Corstius zich daar bij aan. ‘Maar, zegt deze laatste, ik zou toch twee dingen durven voorspellen: 1. Over 40 jaar bestaat het Nederlands nog. 2. Over 400 jaar bestaat het Nederlands niet meer.’ Ik voel me helemaal geen held als ik me daarbij aansluit, met de aantekening overigens dat ik met de voorspellingen van Kurzweil in mijn achterhoofd, er rekening mee houd dat het aanzienlijk sneller zo laat kan zijn.
Daarbij is het veramerikaansen van de samenleving dan ook een factor van groot gewicht. Deze evolutie zal, los van de taalverandering, als gevolg van de mondialisering van economie, techniek en wetenschap doorgaan en sterker worden.
Ook hier zou ik dan nog eens de vraag willen stellen of dat erg is. Mijn hoogstindividuele antwoord is: ‘Neen, dat zou ik niet erg vinden’. Ik zal niet proberen u ervan te overtuigen dat ik daar gelijk in heb. Ik weet hoe onvoorstelbaar bijna iedereen dat vindt. Ik vind het echter bij wijze van spreken alle dagen jammer dat ik lid ben van een kleine taalgemeenschap. Het lidmaatschap van een grote taalgemeenschap lijkt mij alleen maar voordelen te hebben. Ik geloof echt niet dat de Zeeuwse mosselen, de Gentse waterzooi of het Brabantse bier hun kwaliteit zouden verliezen als we b.v. Engels zouden spreken. De verfransing van Frankrijk in de 19e eeuw heeft bewezen dat de eigenaardigheden van iedere terroir daardoor niet verdwenen zijn...
Als ik in plaats van af te sluiten op dit moment met mijn lezing zou moeten beginnen zou ik in mijn titel de term veramerikaansen [...] niet laten staan. Ik zou de voorkeur geven aan mondialisering, waarmee meteen nog eens extra zou worden aangegeven dat de talige veranderingen die we meemaken, geen geïsoleerd fenomeen zijn. Maar ik zou blijven proberen u ervan te overtuigen dat we daar niet bang voor hoeven te zijn.
(Uit: Guido Geerts, ‘Het veramerikaansen van ons leven en onze taal’. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taalen Letterkunde, jg. 113 (2003), p. 17-33)