| |
| |
| |
Vlaanderen - Nederland
In gesprek met Axel Buyse
Pauline Bulthuis
Axel Buyse is geboren in Kortrijk, 1955. Hij is sinds 1 januari 2003 de nieuwe diplomatieke vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in Den Haag.
Hij is de opvolger van Guy Janssens, die weer als politiek commentator gaat werken bij de VRT.
Axel Buyse studeerde geschiedenis. Hij was actief in de studentenbeweging VVS, een vereniging waarvan vele toekomstige politici lid waren. Hij werkte als journalist bij De Standaard sinds 1984. Hij was buitenlandcorrespondent in Afrika en in de Balkanlanden en sinds 1996 was hij chef buitenland. Hij gaf colleges over zijn ervaringen en duidingen in deze gebieden aan de universiteit van Leuven. Een jaar lang hield hij zich bezig met de ethische aspecten van erfelijk overdraagbare gentherapie en schreef wetenschappelijke artikelen over internationale journalistiek en internationalisme.
Zijn kantoor is aan de Koninginnegracht in Den Haag.
- Mag ik met een rare vraag beginnen?
Hij lacht.
- U was een zeer bewonderd journalist. U was in het centrum van wat er gebeurt in de wereld. U gaf belangrijke reflecties op uw vak. U had een mooie combinatie van actie in het veld en wetenschappelijk werk. Ja, ik dacht een mooi leven, en een rijk leven. Een interessant leven. En nu wordt u cultureel attaché van Vlaanderen. (Hij lacht hoorbaar.)
Ja, ik heb inderdaad een heel interessante loopbaan achter de rug, als buitenlandjournalist, en buitenlandcorrespondent voornamelijk in vrij roerige gebieden. Maar ik moet zeggen dat ik na 22 jaar wel eens iets anders wou. Ik werd een zekere malaise gewaar in de media, in Vlaanderen, maar dat is wereldwijd het geval. De manier waarop er aan journalistiek gedaan wordt, veranderde en verandert nog altijd een beetje.
Ik ben altijd eerder een dossiervreter geweest dan een man die even gemakkelijk een mening verkondigde en ik begon me wat ongemakkelijk te voelen. Dat had ook te maken met het feit dat ik de laatste vijf jaar van die loopbaan chef buitenland was geweest, zoals ze dat bij ons noemen, ik was de coördinator eigenlijk van de buitenlandafdeling. En ik werd een zeker ongeduld gewaar van mijn meerderen tegenover de buitenlandafdeling. Die afdeling leverde niet meteen de grote baten op die men in het krantenbedrijf op dit moment verwacht. Het is een taaie materie natuurlijk, niet echt sexy in veel
Axel Buyse
gevallen. Dat bracht met zich mee dat er op een bepaald ogenblik een grote bezuinigingsronde plaatsvond en dat met name het kleine maar efficiënte netwerkje van eigen correspondenten waarover de krant beschikte in de buurlanden en op een aantal andere plaatsen, werd afgebouwd. Dat de correspondent die we hadden in Nederland die bijzonder goed functioneerde, Steven De Foer, ook nog werd teruggeroepen, vond ik persoonlijk en politiek gesproken, strategisch gesproken ronduit zonde. We waren op dat moment zelfs de enige Vlaamse krant die een volwaardige correspondent had in Nederland, en ik vond het doodjammer dat die opgeofferd moest worden. Dat alles heeft mij doen besluiten, hoewel ik het nog altijd een zeer uitdagende job vond, om eens voorzichtig naar iets anders uit te kijken.
Wat ik bijzonder interessant vond, was het feit dat het precies om Nederland ging. Ten eerste omdat ik in de beginjaren van mijn journalistieke carrière de kans had gekregen gedurende een paar jaar de Nederlandse politiek te volgen. Dat gebeurde toen ook al vanuit Brussel weliswaar, maar ik had toch de gelegenheid om een aantal verkiezingen, met name voor de Tweede Kamer, op de voet te kunnen volgen: letterlijk in de voetsporen van Wim Kok, die toen in het gezelschap was van de Vlaamse politicus Louis Tobback, en om een hele tournee te kunnen maken door een stukje van Flevoland, en dan nog Twente...
- Twente ook?
Ja. En ik vond dat allemaal bijzonder leuk. En ik ben ook altijd, laten we zeggen, politiek een beetje emotioneel betrokken geweest bij wat in Nederland gebeurde vanuit romantische toestanden in mijn jeugd. Ik ben ook op een bepaald moment wel aangestoken geweest door een virus dat je wel vaker in Vlaanderen aantrof. Het was een soort romantische bezetenheid door de banden, de historische banden tussen het Zuiden en het Noorden. Ik heb ook geschiedenis gestudeerd en dat is natuurlijk ook wel een vak dat dat soort van aandoeningen kan versterken. En natuurlijk ben ik die romantische fase al een tijd overste- | |
| |
gen. En zeker als je Nederland aan den lijve meemaakt, dan besterft dat romantische ideaal wel heel vlug.
Desalniettemin, de interesse, de oprechte interesse is gebleven; ook het idee dat Nederland houvast kan bieden voor Vlaanderen, dat nog altijd kampt met zichzelf en het zoeken naar een stukje identiteit in een wereld die zo snel verandert. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat Nederland - het klinkt wat oneerbiedig - als een soort laboratorium dienst kon doen en dat merk ik nog elke dag, ook in deze functie. Ik probeer Nederland en alles wat die goed geoliede ambtenarij hier produceert aan verslagen, bedenkingen en overpeinzingen, systematisch door te sluizen naar de betreffende Vlaamse ambtenaren, zo dat wij diezelfde dingen niet hoeven over te doen, ofwel als een soort toetssteen kunnen gebruiken voor wat er bij onszelf leeft en groeit.
- Of als waarschuwing?
Of als waarschuwing eventueel.
- Wat komt er allemaal bij uw functie kijken?
Ik moet wel duidelijk stellen: u zegt ‘cultureel attaché’, maar eigenlijk is mijn taak veel ruimer dan die van de cultureel attaché.
- Ja, dat was een van mijn vragen.
Zal ik daar onmiddellijk op ingaan?
Ik zal u eerst even een kopje koffie inschenken.
Sinds het midden van de jaren negentig ... Je moet het natuurlijk situeren in de voor Nederlanders vaak verwarrende toestand in België die wij de constante, de permanente staatshervorming noemen. België is al sinds de jaren dertig voortdurend aan constitutionele of preconstitutionele veranderingen onderhevig geweest en niets wijst erop dat dat proces op dit ogenblik gestopt is. Nu, in dát kader is er een heel belangrijke stap gezet in het midden van de jaren negentig, toen de deelstaten van België het recht kregen om een stuk eigen buitenlands beleid te voeren, volgens het eigenlijk confederale idee. Men gebruikt er een Latijnse rechtsterm voor: ‘in foro interno, foro externo’. Dus alles waar de Belgische deelstaten - en met name toch de meest zwaarwegende, nl. Vlaanderen - intern bevoegd voor zijn, waar ze dus intern binnen het Belgische staatsverband autonoom kunnen optreden, daarvoor zijn ze ook verantwoordelijk, daarvoor kunnen ze de verantwoordelijkheid claimen op het vlak van het buitenlands beleid.
- Dat is heel vergaand!
Ja dat is een vrij unieke situatie, zeker als je het bekijkt binnen het geheel van wat er aan federale staten bestaat. Ook andere deelstaten, met name de Duitse, manifesteren zich in het buitenland. Maar in geen enkel ander federaal land is bij mijn weten dat principe zo ver doorgevoerd en duidelijk gedefinieerd als in het geval van de Belgische federatie. Dat brengt mee dat ik zelf, en mijn collega's, in de functie van vertegenwoordiger van de Vlaamse regering - officieel nu zelfs ‘diplomatieke vertegenwoordiger van de Vlaamse regering’ - dat wij dus in principe bevoegd zijn voor alles waar Vlaanderen ook intern bevoegd voor is. En dat is natuurlijk heel wat.
| |
Brede vertegenwoordiging
- Ik had het idee dat die vertegenwoordiging begon met de cultuur?
Als je de geschiedenis van die staatshervorming bekijkt, dan is die natuurlijk begonnen op het vlak van cultuur en onderwijs. Toen is het ontzettend uitgebreid, met - ik noem maar een aantal bestuursdomeinen - praktisch alles wat met wetenschapsbeleid te maken heeft, praktisch alles ook wat met economische betrekkingen, met handelsbetrekkingen te maken heeft, met handelsbevordering, investeringsbeleid, wat al niet. Ruimtelijke ordening valt er ook onder, maar ook de grote infrastructuurwerken, het meeste wat met mobiliteit te maken heeft. Daar duiken meteen een paar van de, hoe zal ik het zeggen, monsters van Loch Ness in de Vlaams-Belgisch-Nederlandse betrekkingen op, met name alles wat te maken heeft met de Westerschelde. Ik heb niet voor niets achter mij een grote kaart van de Westerschelde en de Vlaamse havens hangen. Dat is dus een belangrijk onderdeel van mijn werk hier. En dan ook de andere infrastructurendossiers. Op dit ogenblik is er, om maar een voorbeeld te geven, een probleempje rond de aansluiting van de Westerscheldetunnel vanuit Terneuzen op het Vlaamse wegennet. Over een paar maanden duiken er grote problemen op met betrekking tot de ringweg om Antwerpen, die voor de Nederlandse vervoerssector natuurlijk enorm belangrijk is; die moet nodig worden hersteld. Ook op dat vlak wordt mijn medewerking gevraagd om dergelijke dossiers voor te bereiden.
- Hoe duikt u er dan in, als journalist, of...?
Ik heb gelukkig - het is ook de bedoeling dat men op deze manier een Vlaamse vertegenwoordiger werft - al een hele ervaring achter de rug met, laat ons zeggen informatieverwerking, want daar komt journalistiek voor een belangrijk stuk op neer, met als gevolg dat ik vrij gemakkelijk, veel gemakkelijker dan iemand die als een groentje begint, mijn weg vind in de wirwar van documenten en van beleidsdocumenten op de eerste plaats. Ik weet waar de grote prioriteiten liggen en wat mijn meerderen van mij verlangen, en op dat vlak hebben wij het voordeel dat we met een
| |
| |
zeer kleine, maar bijzonder efficiënt werkende dienst buitenlands beleid werken, specifiek voor Vlaanderen, die voor de Vlaamse overheid is gecreëerd. Om een voorbeeld te geven: ik heb in Brussel een vaste ankerpersoon, die mij voortdurend dag aan dag coacht, zodanig dat er een bijzonder goede wisselwerking is tussen wat de Vlaamse overheid interesseert in de betrekkingen met Nederland en de ontwikkelingen die ik hier zelf waarneem.
Het is heel duidelijk wat mijn taak is: ik werk voor de Vlaamse overheid en op de eerste plaats ben ik verantwoording verschuldigd aan de Vlaamse regering; de bedoeling is, ik zit hier om, laat ons zeggen, de betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland op alle mogelijke terreinen zo sterk mogelijk en zo goed mogelijk uit te bouwen.
Er is één aspect van die grote infrastructuurwerken, dat op dit ogenblik nog, laat ons zeggen, federaal gebleven is, en dat is niet zonder belang, want dat is het heikele dossier van de IJzeren Rijn. Je kunt zeggen dat, naast de hele problematiek van de Westerschelde en de toegankelijkheid van de Vlaamse zeehavens, de IJzeren Rijn het tweede monster van Loch Ness is dat voortdurend opduikt. Die IJzeren Rijn is een oude historische spoorweg, daterend van begin van de jaren 1870, die dwars door Limburg gaat, aan België toegestaan in het kader van het scheidingsverdrag van 1839, zodat België, Antwerpen, een rechtstreekse verbinding met het Duitse Roergebied zou hebben. De spoorwegen zijn op dit moment nog federaal, maar het is duidelijk dat ook binnen die dynamiek van het Belgische staatsbestel ook het spoorwegennet en het spoorweginvesteringsbeleid vroeg of laat een stuk Vlaamse materie zal worden. Ik word daar dus ook bij betrokken, maar dan, laten we zeggen, in tweede linie.
| |
Antwerpen
- Uw belang hierbij is natuurlijk Antwerpen?
Ja, uiteindelijk draaien heel veel van deze ‘harde’ dossiers in de betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland om de positie van Antwerpen. Antwerpen is dé krachtcentrale van de Vlaamse en - bij uitbreiding - van de Belgische economie, en eigenlijk zit de hele tragiek, en ik vind persoonlijk dat het om een heel tragisch iets gaat, van die Vlaams-Nederlandse betrekkingen ook rond Antwerpen geconcentreerd.
Dat is niet alleen economisch. Je kunt lang historisch uitweiden, natuurlijk, over de val van Antwerpen in 1585, die ook symbool staat voor de scheuring van Noord en Zuid. Ook vandaag de dag zit daar het spanningsveld tussen Rotterdam en Antwerpen. Het meest tragische is natuurlijk, als je het vanuit Antwerpen bekijkt, het feit dat sinds de definitieve scheiding van 1839 Vlaanderen, Antwerpen, opnieuw de controle over de Scheldemonding is kwijtgeraakt. Er is dus een soort afhankelijkheidsrelatie tussen Antwerpen en Vlaanderen bij uitbreiding aan de ene kant, en Nederland aan de andere kant. Dat doet zeer. Uiteraard wordt het Vlaamse beleid ten aanzien van Nederland niet uitsluitend door de havenbelangen van Antwerpen geregeerd. Maar, in alles wat wij doen en laten, moeten we toch behoorlijk rekening houden met die uitzonderlijke economische, sociale en politieke belangen van Antwerpen. Het is een beetje gek natuurlijk als je het op de lange termijn bekijkt, dat problemen die eeuwen geleden geschapen zijn, nog altijd zo een stempel drukken. Als historicus wist ik natuurlijk wel tamelijk veel over heel die scheidingsgeschiedenis; dat had toch zeer tot mijn verbeelding gesproken. Maar het is pas de voorbije maanden, nu ik er met mijn neus bovenop gedrukt ben, dat mij duidelijk is geworden hoe diep dat soort van historische trauma's kunnen doorwerken. Dat uit zich soms, op het eerste gezicht, ik moet zeggen voor Nederlanders in bizarre bedoeningen.
Ik was onlangs nog op een debat in Antwerpen. Het werd voorgesteld als een voetbalmatch, België-Holland, het ging eigenlijk dus om Antwerpen-Rotterdam, en toen stond plots iemand uit het publiek, een Antwerpenaar, duidelijk betrokken bij de haven, op en zei ‘Wat belet ons eigenlijk om eigenhandig de Westerschelde te beginnen uitbaggeren. Waarom moeten wij altijd afhankelijk zijn van die vervelende Hollanders in zo'n dossier?’ Het werd dan met een schimpscheut afgedaan door de beleidsmakers van de Antwerpse haven door te stellen dat we dan Zeeuws-Vlaanderen militair zouden moeten inpalmen. Daar klonk toch iets van die serieuze belangentegenstellingen in door.
- Heeft het ook te maken met een historische ongemakkelijkheid tussen Vlaanderen en Nederland?
Ja, dat speelt natuurlijk altijd mee. Vlamingen hebben lang de indruk gehad dat Noord-Nederlanders op hen neerkeken. Ik moet eerlijk zeggen dat in míjn perceptie er toch wel belangrijke verschuivingen hebben plaatsgevonden.
- Ik heb eerlijk gezegd het gevoel dat de bordjes verhangen zijn...
Ja, het is zo dat ik opgemerkt heb, dat klinkt misschien pijnlijk voor Nederland, maar dat naargelang Nederland de voorbije jaren met de neus op de problemen is geduwd, het ‘maakbare van de samenleving’ niet meer zo vanzelfsprekend is. En naargelang Nederland politiek tegen de muur is gelopen, Fortuyn en de affaire als symbool daarvoor, en Nederland, laat ons zeggen, ook economisch een depressie is in getuimeld, er iets van die traditionele betweterigheid is weggevallen. Ook in de pers merk ik op dat men met wat meer achting en meer begrip naar Vlaanderen en naar België kijkt. Dat vind ik prettig. Ik heb natuurlijk geen schadenfreude over wat er in Nederland verkeerd gaat, en ikzelf en de meeste van mijn landgenoten beseffen maar al te goed wat er nog allemaal in Vlaanderen en in België scheefloopt. Maar toch heb ik de indruk dat de pro- | |
| |
blemen die Nederland ondervindt, voor een stukje de ogen van de Nederlanders hebben geopend voor wat er in Vlaanderen en België soms beter is. Er is een mogelijkheid geschapen om wat gelijkwaardiger met elkaar te praten over problemen.
- Waren we in Nederland op cultureel gebied al niet veel langer onder de indruk van België?
Ik denk ook eigenlijk dat op het culturele vlak dat proces al veel langer aan de gang was. Maar het duurt wel een tijdje, natuurlijk, tot het helemaal doordringt in de rest van de samenleving, tot de grachtengordel zich wat gewonnen geeft, als ik dat zo mag zeggen.
Op dat vlak is er natuurlijk altijd een groot verschil geweest tussen de manier waarop men boven en beneden de Moerdijk tegen Vlaanderen aankijkt. Je merkt natuurlijk in de praktijk, al jaren - en dat is los van welke actieve overheidsinmenging ook - dat het veld en de samenleving naar elkaar toe groeien op velerlei gebied.
Je leest dat niet altijd meteen in de kranten. Uit het begin van het interview heb ik opgemaakt dat de pers zoveel oppervlakkiger wordt. Ik lees drie Nederlandse kranten en dikwijls bekruipt mij het gevoel dat ik eigenlijk geen echte informatie krijg. Een van de mensen die betrokken was bij het proces tegen Berlusconi hoorde ik op een gegeven ogenblik zeggen: ‘Als je de mensen maar lang en vaak genoeg iets zegt, geloven ze alles.’
Ik wil in deze niet in zwart denken vervallen. Wat de toestand in Vlaanderen betreft: op veel vlakken zijn onze media veel professioneler geworden, met name de kranten. De ontzuiling heeft ook bij ons positief gewerkt. Globaal genomen hebben de Vlaamse kranten aan kwaliteit gewonnen. Ik zie ook inderdaad dat, tegelijkertijd, bij de Nederlandse media, er een vervlakkingsproces heeft plaatsgevonden. Er zijn wel een aantal aspecten die mij wel benauwen, in Vlaanderen, maar zeker ook in Nederland, en dat is, dat er, ondanks alles, een politiek correct denken nog zo sterk aanwezig is, dat het me bijna pijn aan het hart doet. En daarbinnen denk ik dat ook journalisten soms bij gebrek aan voldoende algemene kennis en bij gebrek aan de mogelijkheden een dossier uit te diepen zo makkelijk in sjablonen vervallen. Dat heeft vooral Vlaanderen lange tijd parten gespeeld, denk ik, in de beeldvorming die de Nederlandse media erover hadden. Het was zo gemakkelijk geworden voor een correspondent, zelfs van een van de betere kranten in Brussel, om de NAVO en de EU te volgen, en tussendoor nog eventjes een makkelijk stukje over België en over Vlaanderen te schrijven. En wat dan Vlaanderen betreft: zet er maar een paar fascisten of semi-fascisten samen...
Maar daar heb je het hele fenomeen van de jachtigheid en de druk. De financiële druk. Kranten en media in het algemeen zijn niet de meest florissante bedrijven, getuige de besparingen die ook in Nederland om zich heen grijpen, en dat komt natuurlijk de dieptewerking niet ten goede. Dus ik begrijp wel hoe fouten sluipen in de media.
- Ik ook en toch zou ik het heel graag anders zien. U heeft daar ongetwijfeld een mening over.
Naar mijn aanvoeling kiezen kranten, de kwaliteitskranten, misschien te gemakkelijk voor de grotere oplaag. Mijn ideeën daarover zijn niet echt rijp om al uitgekristalliseerde oplossingen te verwoorden en die op de een of andere manier te proberen te verwerkelijken. Maar laat ons zeggen dat ik vermoed dat op den duur er ruimte zal ontstaan - als onze samenleving tenminste haar welvaartspeil kan behouden, dat is de vraag - voor kranten die dan misschien behoorlijk duurder zullen uitvallen, die zich op een klein segment van de bevolking zullen richten, maar die dat kleinere segment dan toch met een zo stevig mogelijke materie zullen bevoorraden. Het is een ideaalbeeld; ik weet niet of dat mogelijk zou zijn maar ik vermoed dat die ruimte zichzelf zou beschermen.
| |
Het beste van Vlaanderen en Nederland
- Ze zouden een ijkpunt en bron kunnen zijn voor de bladen met grote oplage.
Ja. Overigens denk ik, en ik sta daarin niet alleen, dat we misschien noodgedwongen naar een vorm van integratie zullen moeten overgaan van Vlaamse en Nederlandse kranten. Zoals er ooit ook al gedacht is aan een gemeenschappelijke Wereldomroep. Zoals we nu al het tv-satelliet-programma ‘het Beste van Nederland en Vlaanderen’ (BVN) hebben.
Je laat kansen liggen door niet samen te werken. Je stoot natuurlijk op een taaie weerstand en die weerstand op het niveau van het samenwerken zit niet alleen in Nederland, het zit ook voor een stuk in Vlaanderen. Het is inderdaad zo, laten we zeggen, dat in Vlaanderen een wat afgestoten gevoel leeft. Ik had - om misschien een leuke anekdote te vertellen - eergisteren een paar gewezen Vlaamse volksvertegenwoordigers op bezoek. Die kwamen Den Haag bezoeken. Dat waren de pioniers die in de allereerste Vlaamse Raad hadden gezeten, die toen nog uitsluitend culturele bevoegdheid had. En een van die heren vertelde mij dat ze kort nadat Vlaanderen in de jaren zeventig zijn culturele autonomie had gekregen, met een delegatie naar Den Haag waren gekomen in de naïeve veronderstelling dat ze hier met open armen ontvangen zouden worden. En dat ze dus overal ontvangen werden door een soort, nou ja, geen
| |
| |
derde- maar zesderangs garnituur bij de grote politieke partijen. Alleen bij de liberale partij kregen ze de heer Wiegel te pakken, die hen boudweg meedeelde dat Nederland eigenlijk niet geïnteresseerd was in de stammentwisten in een buurland. Dat moet een behoorlijk koude douche hebben gegeven.
Dat zijn zaken die op het politieke niveau de liefde voor Nederland wat afremmen, laat ik het zo zeggen. Alleen maar ter verantwoording van de stelling dat de weerstanden tegen de op het eerste gezicht zeer logische integratie van veel initiatieven tamelijk diep zitten, ook in het Zuiden.
- Is er ook geen verschil van benadering van het fenomeen ‘eigen taal’ tussen Vlamingen en Nederlanders?
Vlamingen zijn inderdaad, vanuit hun eigen voorgeschiedenis, nog altijd emotioneel bij hun taal betrokken. Voor Nederlanders is de eigen taal een grotere vanzelfsprekendheid.
In de NRC van een paar weken geleden stond een verontwaardigde brief van een mevrouw die in Nederland Nederlands als tweede taal leerde. Ze beklaagde zich over het instrumentele karakter van dat leren en de kinderachtige inhoud. Toen ze Frans en Engels leerde, werd ze tijdens het leren van de taal ook ingewijd in de culturen van de landen.
Er wordt natuurlijk heel serieus getimmerd aan dat concept, aan het gemeenschappelijke taalbeleid voor de Nederlandse taal, met name door de Taalunie die al veel werk verzet heeft. Desalniettemin moet ik constateren dat zowel Vlamingen als Nederlanders eigenaardig blijven omspringen met hun gemeenschappelijke taalerfenis. Wij doen moeilijk over zaken die in andere taalgebieden als vanzelfsprekend gelden - een lichte regionale afwijking in accent bijvoorbeeld, of in woordenschat...
| |
Tot slot
Wij praten nog geanimeerd over een standaardtaal die we beiden graag zouden handhaven, zodat we elkaar kunnen verstaan. Ook van veel belang voor mensen die Nederlands als tweede of vreemde taal leren. We bespreken het Poldernederlands, het onderwijs aan onze kinderen, onze positie als dialectsprekers. Axel Buyse blijkt ongelooflijk op de hoogte van veel verschijnselen van de Noord-Nederlandse cultuur. Zelfs IJburg (een nieuwe wijk bij Amsterdam die aan het water ontrukt wordt) blijkt hij te kunnen duiden.
Axel Buyse laat mij hoffelijk uit. Ik bewonder de plek die de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging heeft gevonden in het centrum van de macht. Hij beaamt dat hij mooi en strategisch zit. Ik ben benieuwd hoe het hem verder gaat. Ik hoop dat ik hem over een jaar nog eens kan interviewen. Over zijn ervaringen, zijn boeken, de culturele onderstroom van de verrechtsing in Europa. Hoe iemand die heeft geschreven over de pers, als luis-in-de-pels van de diplomatie leeft, nu hij de pels draagt. Blijft hij de luis koesteren?
|
|