Schooltaaltip (7)
Van huiswerk tot scriptie
Peter Debrabandere
Al van heel vroeg in de lagere school raken leerlingen vertrouwd met huiswerk, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Maar Nederlanders en Vlamingen maken soms op een verschillende manier gebruik van dat woord. Vlamingen zetten het soms ten onrechte in het meervoud: ik moet nog twee huiswerken maken, de huiswerken ophalen ... In de standaardtaal kan huiswerk alleen enkelvoud zijn: het huiswerk ophalen, inleveren; huiswerk voor twee vakken op krijgen; al dat huiswerk; twee soorten huiswerk ... Als synoniem gebruiken Vlamingen heel vaak huistaak en taak, maar die termen komen in de standaardtaal niet voor. Huistaak kan hooguit betekenen: taak in het huishouden, b.v. de ramen lappen, de schoenen poetsen, de bedden opmaken. Taak betekent alleen maar: werk dat opgelegd is, waarmee iemand belast is. Een leraar kan natuurlijk wel taken uitdelen, zoals de stoelen aan het eind van de dag op de tafels zetten en de bordenwissers uitkloppen. Maar wat leerlingen als opdracht mee naar huis krijgen, is huiswerk of schoolwerk. Een werk dat een leerling in de vakantie moet maken om tot een hogere klas te worden toegelaten, is dan weer wel een taak. Je kunt overgaan met een taak (voor wiskunde). Je kunt leerlingen natuurlijk ook vakantiewerk geven, maar dat hoeft een leerling dan weer niet noodzakelijk tot een goed einde te brengen om tot een hogere klas te worden toegelaten. Vakantiewerk heeft trouwens ook een veel algemener betekenis: werk dat je in de vakantie verricht, niet noodzakelijk voor school dus.
Naast de term
huiswerk bestaan natuurlijk nog andere termen.
Opdracht en
opgave kunnen in schooltaal een heel specifieke betekenis hebben. Dat blijkt wel uit samenstellingen als
leesopdracht, schrijfopdracht, vertaalopdracht, oefenopdracht, rekenopdracht, tekenopdracht, rekenopgave, wiskundeopgave en
oefenopgave. Een heel typische en schoolse opdracht is het bekende
opstel, een schrijfoefening waarin een opgegeven of gekozen onderwerp behandeld wordt. Al in de lagere school leren kinderen een
opstel schrijven. Het woord is afgeleid van het werkwoord
opstellen: op schrift stellen. Vandaar dat
opstel ook betrekking kan hebben op allerlei geschriften van essayistische en wetenschappelijke aard. Een verhandeling, een scriptie, een essay, een wetenschappelijk artikel, een opinierend artikel in een krant, dat zijn allemaal
opstellen. Aileen in schooltaal heeft
opstel de boven beschreven, verengde betekenis. In de hogere jaren van de middelbare school krijgen leerlingen
al wel eens een
verhandeling als schrijfopdracht, een uitgewerkt opstel van wetenschappelijke of betogende aard. Tussen haakjes: met
verhandeling kan ook een lezing of mondeling betoog van wetenschappelijke of betogende aard aangeduid worden. Net als
opstel heeft
verhandeling dus ook een ruimere betekenis dan de enge schoolopdracht. Uit het Engels is de term
paper - spreek uit ‘peper’ komen overwaaien.
Paper betekent: opstel, verhandeling, lezing, voordracht, en ook nota, discussiestuk. In het onderwijs is een
paper meestal een opstel van wetenschappelijke aard. Eigenlijk is aan die term helemaal geen behoefte, want hij betekent net hetzelfde als
verhandeling, maar hij klinkt wel chic natuurlijk.
En zo komen we bij de scriptie terecht. Ook een scriptie is een wetenschappelijk opstel - vandaar dat in Vlaanderen hiervoor vaak de term verhandeling gebruikt wordt maar de scriptie onderscheidt zich toch van de verhandeling door haar engere betekenis: verplicht wetenschappelijk opstel als deel van een academische opleiding, en (bij uitbreiding) schriftelijk werkstuk als verplicht onderdeel van middelbare scholen en hogere beroepsopleidingen. Syno-