Patrick De Verrewaere in gesprek met een deelneemster.
neerlandistiek een eigen instituut is: Berlijn (de universiteit waar Matthias Hüning hoogleraar is), Keulen, Leipzig, Münster en Oldenburg. In Oostenrijk is er ook één, namelijk Wenen.
Daarnaast is er een aantal lectoraten: Aken, Bonn, Frankfurt, Göttingen, Marburg, München en Würzburg. In Zwitserland Bazel en Zürich.
Er is ook een hele reeks universiteiten met Lehrauftrag: Bielefeld, Bochum, Braunschweig, Duisburg, Düsseldorf, Erlangen, Essen, Giessen, Hamburg, Paderborn en Passau. Lectoraten zijn éénmansposten. Er is maar één persoon die het onderwijs Nederlands verzorgt en hij wordt betaald uit de begroting van de universiteit of door de deelstaat. Een Lehrauftrag houdt in dat de docent het onderwijs naast zijn gewone baan geeft en daarvoor een bescheiden honorarium ontvangt. Het onderwijs bij lectoraten en ook bij lesopdrachten is over het algemeen beperkt tot taalverwerving, Landeskunde, cultuur en soms een college over literatuur, maar dat is het dan. Het is geen volwaardige academische studie.
Daarnaast is er nog het Zentrum für Niederländische Studien in Münster dat een heel speciale status heeft. Daar wordt geschiedenis, kunstgeschiedenis en sociale geschiedenis van de Lage Landen onderwezen. Het staat los van de neerlandistiek in Münster. Ze werken wel samen maar zijn twee onafhankelijke instellingen.
En tenslotte is er ook nog Nederlands in de tolk- en vertaalopleidingen in Mainz en Heidelberg, waarbij de positie van Mainz op dit moment bedreigd is.
Je hebt dus zes universiteiten waar Nederlands een zelfstandig vak is. Het is overal mogelijk om Nederlands als hoofdvak te doen, behalve in Leipzig waar het als bijvak aangeboden wordt. Je kunt kiezen voor een hoofdvak neerlandistiek en dat kun je afronden met een Magister, in Nederlandse termen een doctoraal examen. Ook een promotie is aan al deze universiteiten mogelijk.
Daarnaast heb je in Keulen en Münster nog een lerarenopleiding.
Het is moeilijk te zeggen hoe groot de vakgroepen zijn. In Duitsland is het universitair onderwijs nog steeds gratis. Je moet je wel inschrijven maar het aantal ingeschrevenen zegt niet zo heel veel over het daadwerkelijke aantal studenten. Op basis van de inschrijvingen kun je geen exacte cijfers geven.
Voor Berlijn weet Hüning het vrij zeker. ‘We hebben er zo'n 200 studenten. Oldenburg en Wenen zijn vergelijkbaar: ook zo'n 200 studenten. Münster en Keulen zijn duidelijk groter. Voor zover ik weet zo'n 500.’
De personeelssituatie verschilt heel erg. In Berlijn is er een vrij grote staf: drie hoogleraren - een hoogleraar oude letterkunde, een hoogleraar moderne letterkunde en een hoogleraar taalkunde. Er is een leerstoel voor taalonderwijs en ze hebben er drie medewerkers. Andere universiteiten moeten het met minder personeel doen. Als we kijken naar de hoogleraren: Leipzig heeft er één, Oldenburg en Münster hebben er twee.
De medewerkers zijn in dienst van en worden betaald
Philippe Hiligsmann: nog even nakaarten.
door de universiteit. Aan een aantal universiteiten in Duitsland wordt er in het kader van een stimuleringsbeleid ook personeel betaald door de
Nederlandse Taalunie. Het gaat dan om een beperkte tijd, meestal vijf jaar. Daarna is de universiteit verplicht om de financiering over te nemen.