Lezersbrieven
Met gemengde gevoelens
Ingezonden brieven aan Neerlandia
‘Niet-diplomatische’ uitspraken, paarden en het ‘De Crooiaans’
In het Vooraf van Neerlandia 2001/2 met als titel Groot-Nederland: aan de orde? schreven we onder meer dat ‘zelfs de CVP (...) de kans heeft laten liggen om de kamervoorzitter het vuur aan de schenen te leggen met zijn beledigende taal over een buurvolk’. Van CD&V-zijde (de nieuwe naam van de CVP) worden we er gestreng op gewezen dat er in het Vlaamse parlement wel degelijk aandacht is geweest voor de krasse uitspraken van de voorzitter van de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Men stuurt ons de ‘handelingen’ van een vergadering van de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden op 28 juni jongstleden. In die commissie zijn er ‘vragen om uitleg’ gesteld aan minister-president Dewael door de Vlaamse volksvertegenwoordigers Ludwig Caluwé en Kris Van Dijck over ‘de niet-diplomatische uitlatingen van de Kamervoorzitter’ en over ‘de mogelijke gevolgen’ ervan op de Vlaams-Nederlandse verstandhouding en samenwerking. Het verslag van die discussie (of van dat incident, want het verslag van zo'n debat eindigt steevast met de mededeling ‘Het incident is gesloten’) is een prettige brok lectuur. We vatten een en ander samen.
Ludwig Caluwé beet de spits af met een lange inleiding. Hij verwees onder meer naar de ongelukkige uitspraak enkele jaren geleden van de Antwerpse politicus Marc Van Peel. Caluwé noemde die uitspraak een ‘slip of the tongue’. Voor de uitspraken van De Croo was hij heel wat minder mild. ‘Dit is geen “misdrijf uit onachtzaamheid” maar een “misdrijf met voorbedachte rade”,’ zei hij. Hij suggereerde Dewael om afstand te nemen van de uitspraken van De Croo en vroeg ook nog of het niet goed zou zijn dat de minister-president met zijn administratie ‘een duidelijker coördinerende rol zou vervullen inzake de vele contacten en samenwerkingsvormen tussen diverse instanties in Vlaanderen en Nederland’. Collega Kris Van Dijck sprak in dezelfde zin. Hij noemde de uitspraken van de eerste burger van het land ‘bijzonder pijnlijk’. ‘Ik heb de indruk dat dit een hond loslaten is in een kegelspel,’ meende hij. Hij vroeg zich af of er nu een deuk gekomen was in de goede relaties met de Noorderbuur. En terloops verwees ook hij naar Van Peel, zonder hem met name te noemen: ‘Iemand huiverde ooit bij de gedachte om samen met een Nederlander een onbewoond eiland te moeten delen’. (Het ziet ernaar uit dat Van Peel tot in lengte van dagen met die uitspraak zal worden geconfronteerd!)
Jacques Laverge wou dan weer ‘met enige humor’ reageren. Hij noemde de uitspraken van De Croo ‘Spielerei’. ‘Veel Vlamingen denken waarschijnlijk net hetzelfde als hij,’ aldus Laverge.
Commissievoorzitter Luc Van den Brande suggereerde dat de val van De Croo van zijn paard (de Kamervoorzitter is een verwoed paardrijder en door een val moest hij een tijd geleden een medische ingreep ondergaan) misschien met die krasse uitspraken te maken had. Bijbelvast verwees hij ook nog naar Paulus: die werd van zijn paard gebliksemd maar zag daardoor het Licht.
Minister-president Dewael reageerde gevat: ‘Sommigen worden van hun paard gebliksemd, anderen vallen eraf en sommigen worden over het paard getild.’
Op de vraag van Van Dijck of hij de uitspraken van De Croo au sérieux nam, antwoordde Dewael: ‘Ik stel vast dat de Nederlanders dat alleszins niet doen en dat vind ik veel belangrijker.’
Vervolgens citeerde hij uitvoerig uit een brief die hij zijn partijgenoot De Croo had gestuurd naar aanleiding van diens uitspraken. Daarin schreef hij onder meer: ‘Als Vlaming die de objectieve belangen van mijn deelstaat verdedig en vooropstel, ben ik van mening dat Nederland een erg belangrijke partner is. Zowel op economisch, politiek, taalkundig en cultureel gebied als in de dagelijkse betrekkingen zijn wij als buren met elkaar verbonden.’
De minister-president wees er verder op dat hij met zijn regering goede relaties met zijn buren nastreeft, in eerste instantie met ‘onze dichtste buren, met name de andere gemeenschappen en gewesten van ons land’. Maar ook met de buurlanden en hierbij kunnen ‘de bijzondere relaties met Nederland moeilijk over het hoofd worden gezien’.
Maar de Vlaamse regeringsleider wou ook nog dit kwijt: ‘Toch zijn onze Nederlandse vrienden in bepaalde dossiers, zoals de IJzeren Rijn en de verdieping van de Westerschelde, de meest taaie onderhandelaars.’
Ludwig Caluwé zei vervolgens dat hij zich zorgen maakt ‘over het moeilijk te ontdekken Nederlands in het “De Crooiaans”’. Dewael beaamde dat het ‘De Crooiaans’ moeilijk te begrijpen is. ‘De heer De Croo heeft me ooit verteld dat hij Frans spreekt tegen zijn paard. Dat zal wellicht het enige levende wezen zijn dat weet waar het aan toe is.’ (Tussen ronde haken staat hier in het verslag: gelach.)
Voorzitter Van den Brande sloot ‘het incident’. Hij bleef bij zijn paarden-beeldspraak. ‘Het compromis tussen ruiter en paard is het moeilijkste dat bestaat. Eén van beide partijen zit immers altijd bovenaan, de andere onderaan,’ zei hij filosofisch. (Ook hier tussen ronde haken: gelach.)
De vraag van Ludwig Caluwé naar een aanspreekpunt binnen de administratie van de minister-president voor wie op een of andere manier met Nederland wil samenwerken, werd niet beantwoord. (G.L.)
‘Met gemengde gevoelens’ is bedoeld voor korte reacties op artikelen die in Neerlandia verschijnen. De maximale lengte is vijfentwintig regels van zestig aanslagen per regel. Uitzonderingen bevestigen de algemene regel. De redactie behoudt zich het recht voor brieven te weigeren, te bekorten of te redigeren. Aan brieven zonder de naam en het adres van de afzender wordt geen aandacht besteed.