‘Geen van de luciferdoosjes werkt! Ik denk dat het probleem in de toverspreuk ligt. Mama zegt dat deze schrijfster uit Nederland komt. Misschien spreekt ze een andere taal, misschien moeten wij andere woorden zeggen. Snap je wat ik bedoel?’ ‘Wat je be-wat?’
‘Bedoel!’
‘En ik bedoel dat je gelijk hebt, ik heb er ook over gedacht, maar nu moet ik aan tafel. We zien elkaar morgen en denken er samen nog eens over na. Afgesproken?
‘Oké, tot ziens!’
‘Tot kijk!’
Morgen is nooit gekomen. De volgende dag werd ik ziek, ik had roodvonk dus moest ik in bed blijven en Rita mocht ook niet bij me komen. Een week later voelde ik me al beter, maar Rita vertrok met haar ouders naar Canada. Haar ouders hadden haar niet laten weten dat ze van plan waren zich in Canada te vestigen. Het was een verschrikkelijke verrassing voor ons. Zij wilde me niet achterlaten. Ze huilde toen ze me de laatste keer opbelde en beloofde dat ze vast en zeker gauw naar Rusland terug zou keren.
Ik heb haar nooit meer gezien.
In de herfst moest ik weer naar school. Ik voelde me treurig en eenzaam daar, zonder Rita. De bel ging, maar ik had helemaal geen zin om naar de les te gaan. Ik liep door de grijze, lege gang, nergens heen. Plotseling zag ik een vreselijk ongewone man, hij verscheen zo maar uit het niets. Hij glimlachte en zei dat hij mijn nieuwe leraar Engels was, maar hij leek niet op een leraar. Hij leek op een straatlantaarn. Een hoog paallichaam met een enorm lamp-hoofd.
‘Hallo Dasha, ik heet Viktor,’ klonk zijn stem ergens boven mijn hoofd.
‘Hoe weet u dat u mijn leraar Engels bent en dat ik Dasha heet?’ vroeg ik verbaasd.
‘Ik weet alles, kom maar.’
De kamer van Engels was mooi. Er hingen veel foto's, tekeningen, kaarten. Toen de les uit was gingen alle kinderen weg. De hoge leraar rookte een belachelijk kromme pijp. Mijn blik viel op een grote foto van een park met groene, eeuwenoude bomen en veelkleurige, schitterende bloemen.
‘Is dat Engeland?’ vroeg ik.
‘Nee, dit is een plek in Nederland. Ik heb daar een paar vrienden. Kijk es, deze pijp en deze lucifers heb ik van mijn vriend Joop cadeau gekregen. Leuk, hé?’
‘Ja, zeker!’
‘Oh! De lucifers zijn op! Wat jammer!’ Hij zag er echt ongelukkig uit.
‘Maar nu kunnen wij met het luciferdoosje wat anders doen.’
‘Mmm? Interessant, wat kunnen wij ermee doen?’
‘Misschien kunt u mij dit luciferdoosje cadeau doen? Ik zou het zo willen hebben!’
‘Ja, goed idee, neem jij het maar. Gooi het niet weg, want het is een bijzonder luciferdoosje.’
‘Waarom is dit luciferdoosje bijzonder?’
‘Waarom niet?’
Logisch. Waarom niet? Ik had gewild dat alle leraren op Viktor leken. Helaas was dat niet zo.
Ik rende zo snel mogelijk naar huis. Ik pakte een blad papier en een pen en schreef naar Rita. Ik stuurde de ene brief na de andere, maar ze antwoordde niet. Nooit. Ik was mijn beste vriendin kwijt.
Jaren lang dacht ik niet meer aan dat sprookje, of aan dat luciferdoosje of aan Rita. Ik had inmiddels begrepen dat er een enorm verschil is tussen kinderjaren en volwassen leven. Als kind weet je wat je wilt - je wil een wonder; weet je wat je gelooft - je gelooft in sprookjes en tovenaars. Als volwassene wil je niks en geloof je ook in niks.
Mijn schooljaren waren bijna voorbij. Alles ging goed maar er was iets fout in mijn leven. Op een dag besloot ik mijn oude leraar Engels te gaan opzoeken.
Alles in die kamer was nog hetzelfde.
‘Goeiedag, kent u me nog?’ vroeg ik.
‘Natuurlijk, je bent die Dasha uit de gang, wat lief van je op bezoek te komen!’ zei hij. ‘Je bent weer een beetje ongelukkig, zie ik,’ zei hij na zijn pijp te hebben opgestoken.
‘U hebt groot gelijk, ik vrees dat mijn toekomst knap vervelend wordt en dat ik niks wil’
‘Dat kan toch niet!? In dat geval moet ik je op weg helpen!’
‘Ja, alstublieft’
‘Heb je dat luciferdoosje nog?’
‘Dat weet ik niet...’
‘He?’
‘Mmm... Ja, ik heb het nog wel ergens.’
‘Goed. Ga naar huis en zoek het.’
‘En?’
‘En... ik moet mijn les beginnen. Tot ziens!’
Ik liep de kamer uit maar ik had er niks van begrepen en keerde meteen terug. De kamer was leeg.
Thuis vond ik het luciferdoosje in mijn kist met oude prullen. Raar. Ik kende de toverspreuk nog. ‘Hoe zou die in het Nederlands klinken?’ vroeg ik me af.
De volgende dag ging ik naar een boekenwinkel. Toen ik om een Nederlands woordenboek vroeg, keek een jong winkelmeisje me verbijsterd aan. Het was alsof ik om een ringslang had gevraagd.
‘We hebben geen Nederlandse woordenboeken, maar wij hebben wel een Japans woordenboek...’ antwoordde ze erg beleefd.
‘Dank u wel.’
Ik ging weg. Toen ik mijn hand in de zak van mijn jas liet glijden, voelde ik de zachte hoeken van het oude luciferdoosje. Nu had ik geen keuze meer. Het volgende jaar begon ik Nederlands te studeren.
Er zijn twee jaar voorbij en nu weet ik nog altijd niet waarom ik Nederlands studeer. Het is moeilijk te geloven dat ik deze taal vanwege Annie M.G.. Schmidt leer, omdat ik als kind haar sprookje heb gelezen. Maar... Waarom niet?
Een paar maanden geleden heb ik een brief gekregen van mijn vriendin. Van Rita. Ongelooflijk. Ze kent mij nog, maar het Russisch is ze bijna vergeten. Nog ongelooflijker is het feit dat ze ook Nederlands studeert.