Neerlandia. Jaargang 105
(2001)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Carel de Haseth begon op 30 december 1999 aan zijn tweede termijn als Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland. Hij was het eerder, van 1 mei 1994 tot 1 juli 1998. Tussendoor werkte hij in het Sint-Elisabeth hospitaal op Curaçao. Voor zijn eerste ambtstermijn kon hij loopbaanonderbreking nemen; voor de tweede niet meer.‘Die deur is definitief gesloten,’ zegt hij.Van 1968 tot 1976 studeerde hij farmacie aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1976 behaalde hij het diploma van apotheker. Minister De Haseth is ook als schrijver actief. Hij publiceerde niet alleen op farmaceutisch maar ook op literair en cultureel gebied. Hij publiceerde en publiceert gedichten, is redacteur van Kristof en was tot voor kort columnist van de Caraïbische editie van het Algemeen Dagblad. Zijn novelle Katibu di Shon (1988) werd bekroond met de Cola Debrotprijs. Debrot was de eerste gevolmachtigde minister van de Antillen. In de werkkamer van minister De Haseth hangt een jeugdportret van Cola Debrot, geschilderd door Carel Willink in 1936. De minister liet het uit een Amsterdams depot halen om het in zijn werkkamer een ereplaats te geven. - Wat houdt de baan van Gevolmachtigd minister in? Carel de Haseth: ‘Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat uit drie autonome landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en ArubaGa naar eind(1). Bepaalde taken kan ieder land autonoom uitvoeren, maar een aantal taken is in het Statuut (de grondwet voor het Koninkrijk) aangeduid als koninkrijkstaken: die worden gezamenlijk door het Koninkrijk gedaan. Daartoe heeft het Koninkrijk een zogenaamde Koninkrijksministerraad die bestaat uit de Nederlandse ministers plus een gevolmachtigde minister voor Aruba en één voor de Nederlandse Antillen. De gevolmachtigde ministers vertegenwoordigen dan in die raad de regeringen van hun respectieve landen. Daarnaast zijn er veel andere taken die deels consulair zijn. In de bi- of trilaterale relatie met de partners van het Koninkrijk houdt dat in: een stuk dienstverlening voor de eigen overheid, informatieverschaffing naar de Nederlandse gemeenschap en een aanspreekpunt zijn voor de Antilliaanse gemeenschap woonachtig in dit land. In feite heel gevarieerd. Het geven van informatie over de Nederlandse Antillen bestrijkt alle terreinen: economie, toerisme, cultuur enzovoort. De vraag kan zo vreemd niet zijn, of we proberen een antwoord te geven. We geven een eigen Antilliaanse nieuwsbrief uit. En er zijn de contacten met het Nederlandse bestuur, en binnen het Haagse stuk ook internationale contacten: het diplomatieke circuit.’ - U maakt geen deel uit van het Nederlandse kabinet? C. de Haseth: ‘Ik maak geen deel uit van het Nederlandse kabinet. Ik ben dus niet verantwoordelijk tegenover het Nederlandse parlement zoals een Nederlandse minister. De Koninkrijksministerraad is een apart instituut. Ik ben uitsluitend verantwoording verschuldigd aan mijn regering, aan mijn minister-president die ik vertegenwoordig in de Rijksministerraad. Die minister-president is dus tegenover het Antilliaanse parlement verantwoordelijk voor mijn doen en laten. Ik mag hier in Nederland de Tweede Kamer binnenlopen en bij behandeling van Rijksaangelegenheden heb ik bijvoorbeeld zelfs het recht van amendement.’ - Hoe is de relatie nu tussen Nederland en de Nederlandse Antillen? C. de Haseth: ‘Vanaf 1954 geldt dus het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dat bepaalt, zoals gezegd, dat het Koninkrijk bestaat uit drie autonome en gelijkwaardige landen. Ieder land heeft zijn eigen bevoegdheden, met name het intern bestuur. Een aantal zaken wordt gezamenlijk gedaan: buitenlandse zaken, defensie, nationaliteit, vlag voeren op schepen en dat soort zaken. Maar zelfs daar is er een aantal afspraken waarbij, bijvoorbeeld op het gebied van de buitenlandse betrekkingen, elk van de landen ook een zekere mate van vrijheid heeft waar het de eigen directe omgeving betreft. Dat heeft ook te maken met de ontwikkeling in Europa waar het Nederlands buitenlands beleid steeds meer een Europees beleid wordt. Terwijl wij, in het Caraïbisch gebied, ver van Europa, andere buren hebben. Een andere omgeving waarin je ook moet kunnen functioneren. Naast de autonomie is er ook een bepaling waarmee de landen zich ertoe verbinden elkaar wederzijds steun en bijstand te verlenen. Tenslotte heeft het Koninkrijk een waar- | |
[pagina 6]
| |
Carel de Haseth, Gevolmachtigd Minister van de Nederlandse Antillen, in zijn werkkamer. (Foto Guido Logie)
borgfunctie voor een aantal dingen zoals deugdelijkheid van bestuur. Mocht het zo zijn dat het in één van de landen niet loopt zoals het hoort te lopen, dan kan het Koninkrijk als zodanig ingrijpen.’ | |
Veredelde postbode- Is de baan van gevolmachtigd minister makkelijk of juist moeilijk? U bent tenslotte tussenpersoon tussen de Nederlandse Antillen en Nederland. C. de Haseth: ‘Toen ik de eerste keer benoemd werd, in 1949, en het nog niet bekend was dat ik gevraagd was voor die baan, had ik contacten met Boeli van Leeuwen, de Antilliaanse schrijver. Hij gaf een hele analyse van hoe je de formatie moest doen en welke ministeries belangrijk waren en waar op gelet moest worden. Hij noemde één voor één alle ministeries maar niet de post in Den Haag. Ik vroeg: “Naar welke partij moet die dan gaan?” Hij zei: “Ach, who ever, een gevolmachtigd minister is niet meer dan een veredelde postbode.” De volgende dag kwam in de krant dat ik voor die post gevraagd was en de eerste die me belde om me te feliciteren was Boeli zelf. “Waarmee?” vroeg ik. “Met mijn baan van veredelde postbode?” Maar nee, zo had hij het niet bedoeld. Als u vraagt of het een moeilijke baan is, als het die van een veredelde postbode is, zal het wel meevallen. Je moet wel, zeker op de Antillen, oppassen voor de honden... Nee, ik zou niet zeggen moeilijk. Het is wel een spannende baan, een uitdagende baan. Je zit inderdaad op een scharnierpunt met twee partners binnen de eenheid die niet altijd dezelfde belangen hebben en waarbij er heel vaak misverstanden zijn. Men begrijpt elkaar niet goed. Aan de ene kant de wat zakelijke Nederlandse ingesteldheid, aan de andere kant de wat gemakkelijke Caraïbische ingesteldheid, wat vrijer. Dat botst wel eens. De gevolmachtigde minister is degene die de Antilliaanse boodschap in Nederland moet overbrengen maar tegelijkertijd het Nederlandse antwoord moet kunnen vertalen op een manier dat de Antillen het kunnen begrijpen.’ | |
Alleen maar zee rondom- De geografische afstand tussen Nederland en de Nederlandse Antillen is niet gering. Is de afstand in mentaliteit even groot? C. de Haseth: ‘Het is duidelijk verschillend. Het verschilt wel maar aan de andere kant zijn we best wel Nederland- | |
[pagina 7]
| |
ser dan onze omgeving, dan de Caraïbische omgeving. We hebben heel vaak de neiging om heel strikt volgens de regels te zeggen: “Dat is niet de afspraak.” Aan de ene kant, als het goed uitkomt, gedraag je je echt Nederlands. Het andere moment, als het niet zo goed uitkomt, doe je anders, ook al zijn er regels. Iets Caraïbischer dan de Nederlander gewend is. Dat is moeilijk. In de relatie met Nederland zijn we heel sterk Nederlands gericht en zeggen we: “Afspraak is afspraak, autonomie is autonomie.” Een paar dingen willen we echt doen. In een aantal andere dingen laat Nederland ons horen: “Zo hebben we het niet afgesproken.” Bepaalde regels dus waar je je niet aan houdt. Die spanning is er continu. Tegelijkertijd heb je ook het koloniale verleden dat niet zozeer echt tastbaar is maar dat wel een rol speelt. Het is altijd een argument dat je kunt aanvoeren als je het met je partner niet eens bent: “Ja, dat komt omdat twee-, driehonderd jaar lang dit en dat gebeurd is.” En je hebt een element dat veel mensen over het hoofd zien. Aan de ene kant zit je op eilanden en een eilander is toch geneigd om vooral naar zichzelf gekeerd te zijn: er is alleen maar zee rondom. Alles wat er op de wereld is, zit op dat eiland. Je hebt ook het verschil in grootte tussen de partners. Dat is ook een zaak die meespeelt. Aan de ene kant het afzetten tegen het grote bedrijf van de partner, en tegelijkertijd ook wel die partner imiteren. Dat zie je in de relatie tusen de Antillen en Nederland heel veel maar dat zie je bijvoorbeeld ook in de relatie tussen Nederland en de Verenigde Staten. Aan de ene kant het idealiseren van de Amerikaanse situatie, efficiency, de hele moderne manier van zaken doen en tegelijkertijd het wat denigrerende beeld van de hamburger etende cowboy die het niet zo goed ziet en het niet helemaal beseft. Een soort haat-liefderelatie.’ - Zijn er op de Nederlandse Antillen bepaalde frustraties blijven hangen uit het koloniale verleden? En zo ja, spelen die vandaag de dag nog een rol? C. De Haseth: ‘Dat is een moeilijke vraag. Er zijn natuurlijk een heleboel dingen die door blijven spelen. Je hebt, om te beginnen, het slavernij-verleden. Dat heeft de gemeenschap op de Antillen gevormd maar tegelijkertijd heeft dat ook spanningen achtergelaten op het raciale gebied. Het zelfbeeld van de mensen, het idee van: de ander denkt het altijd beter te weten, die probeert mij te onderdrukken of zijn wil op te leggen. Dat soort elementen spelen natuurlijk mee. Dat wordt misschien ook vertaald in de autonomie: tot waar kunnen wij helemaal zelf beslissen en tot waar beslist iemand anders mee c.q. voor ons. Dat is altijd heel moeilijk. Als je strikt volgens het Statuut gaat werken, kun je uiteraard zeggen: “Hier heeft niemand iets mee te maken, dat gaat alleen mij aan.” Aan de andere kant, als je binnen een Koninkrijk drie landen hebt, waarbij bepaalde problemen of bepaalde ontwikkelingen zich in alle drie de landen voordoen - ontwikkelingen die in '54 ook niet waren te voorzien -, kun je je afvragen: moet je nu echt op je strepen staan of kun je een manier bedenken waarop je met zijn drieën op basis van gelijkwaardigheid, maar ook op basis van rationaliteit en pragmatisme, iets samen gaat doet. Niet dat er vastgelegd is dat je dat samen moet doen, maar dat je het wel samen kunt doen. Dan zijn er grensgebieden waarbij je discussie krijgt van: is dat nou een onderwerp waarbij je absolute interne autonomie hebt of is het een zaak die aanhangt tegen een Koninkrijksaangelegenheid en hoe moet je dat dan ratificeren. In een situatie van conflict, wordt het natuurlijk moeilijk. Leef je in een situatie van bereidheid tot samenwerking, zoals koningin Wilhelmina destijds zei: “Steunend op eigen kracht doch met de wil elkaar bij te staan”, als je dat als uitgangspunt neemt, dan kom je een heel end. Neem het voorbeeld van de kustwacht op de Nederlandse Antillen en Aruba. Dat is een vraag geweest vanuit de Nederlandse Antillen en Aruba om te komen tot één kustwacht. In eerste instantie is van Nederlandse kant gezegd: “Daar doen we niet aan mee omdat de rol van de marine een zuiver defensieve is. De marine is geen instituut dat aan wetshandhaving doet.” Dus drugsbestrijding, rechtshandhaving. Het is een lang verhaal geweest met onderweg momenten van behoorlijke meningsverschillen. Het eindresultaat is dat je iets hebt opgezet waarbij de drie landen een bepaalde taak uitvoeren. Als je naar het Statuut kijkt, vind je dat niet in deze vorm terug. Defensie is een Koningrijksaangelegenheid, justitie is een autonome aangelegenheid.’ | |
Drugs- U liet het woord drugsbestrijding vallen. Wat is de rol van de Nederlandse Antillen in de internationale drugshandel? C. de Haseth: ‘Toen in 1634 het oog van de West-Indische Compagnie viel op Curaçao, was dat omdat we daar een fantastische haven hebben en strategisch gelegen zijn in dat gebied. In die tijd ging het de Nederlanders erom de Spaanse vijand, die in dat Latijns-Amerikaanse Caraïbische gebied zat, schade te berokkenen. Daarna is diezelfde haven gebruikt om op dat eiland een depot voor de slavenhandel neer te zetten. Je kreeg dus een doorvoerhandel. In de 18e eeuw is Sint-Eustatius en in de 19e eeuw Curaçao steeds meer een doorvoerhaven geweest voor de aanvoer van goederen uit Noord-Amerika en Europa voor verspreiding in het Latijns-Amerikaanse en het Caraïbische gebied, en waar Latijns-Amerikaanse en Caraïbische goederen verscheept werden naar Europa en Noord-Amerika. Het is een haven die veel groter is dan nodig voor het eiland. Precies zoals de havens van Rotterdam en Antwerpen veel grotere havens zijn dan strikt voor Nederland en | |
[pagina 8]
| |
België nodig zijn, omdat je een heel grote transithandel hebt naar het achterland. In de 19e eeuw was het een overslaghaven voor steenkool, in de 20e eeuw kwam de olieraffinage op. Je krijgt op Curaçao en Aruba raffinaderijen die behoren tot de grootste ter wereld, het aantrekken van het toerisme - ook een vorm van handel - en de vrije zones voor doorvoer. Niet alleen nette mensen maken gebruik van de faciliteiten van transport en overslag, maar ook minder nette mensen. We hebben de tragische omstandigheid dat we gelegen zijn tussen het producerende en het consumerende deel voor wat drugs betreft. Daar wordt misbruik van gemaakt.’ - Spelen Nederlands-Antillianen een grote rol in die drugstrafiek? C. de Haseth: ‘Bij drugshandel krijg je altijd een fall-out, zoals dat genoemd wordt. De drugs zijn niet alleen bestemd voor doorvoer, al is dat het belangrijkste gegeven. De Antilliaanse markt is niet interessant. Voor het betalen van handlangers wordt vaak gebruikt gemaakt van de drug zelf. Dat zijn mensen die de kans niet hebben om die af te zetten in de VS of Europa. Ze doen het dus in eigen land. Dan krijg je in de eigen gemeenschap ook met drugsverslaving te maken. En dat hebben we op de Antillen heel duidelijk gemerkt. Dat is één zaak. Maar ik trek graag parallellen. De haven op Curaçao is de tweede grootste haven binnen het Koninkrijk. Hij is wat bruto-tonnage betreft groter dan de Amsterdamse haven. Veel mensen staan daar niet bij stil. Net zo goed als een aantal Europese landen Nederland ziet als doorvoerhaven voor drugs, wel, hetzelfde probleem kennen wij ook. Dan moet je daar iets tegen doen. Je hebt je eigen politie, je eigen douane. Ik noemde al de samenwerking in Koninkrijksverband met één kustwacht. De Antillen bestaan uit twee groepen eilanden, 900 km van elkaar vandaan. Volgens internationale verdragen heb je dus je territoriale wateren, je economische zone, je visserijzone, en dan nog het gebied waar je op een of andere manier verantwoordelijk voor bent. Het is immens. Het is bijna twee en een halve keer zo groot als het gebied waar Nederland verantwoordelijk voor is. In Nederland is veel meer land, bij ons is er veel meer zee. Je kunt dat in je eentje niet aan. Er zijn afspraken in Koninkrijksverband, maar ook met andere landen, met name de VS, Engeland, Frankrijk en een aantal buurstaten om toezicht te houden op wat er gebeurt in onze territoriale wateren. In de bestrijding komt er nog een laatste zaak. Dat ligt nu bij de Eerste Kamer. Amerikaanse vliegbasissen van waaruit verkenningsvluchten worden gehouden om drugstransporten te volgen; waar nodig wordt ook ingegrepen. Behalve de bestrijding van de doorvoer van de drugs, heb je ook nog een bestrijding van wat er zich omheen afspeelt: het witwassen van drugsgelden en dergelijke. De Antillen zijn, zeker in het Caraïbische gebied, voorlopers in het melden van ongebruikelijke transacties, en het volgen van de veertig aanbevelingen van de Financial Action Task Force. Omdat de Antillen een behoorlijk ontwikkelde financiële dienstensector hebben, is het in ons belang om duidelijk te maken dat we hard optreden tegen de excessen.’
Kleine Zeereis
VII langs de zoom van de zee
zullen wij hun ongetwijfeld vinden
mensen van onbekende streken
langs kusten van goud, ivoor of slaven
of al was het maar in simpele hutten
aan de monding van een modderrivier
of op overigens nutteloze eilanden
mensen zullen wij zeker vinden
zolang er kusten zijn
waar vis uit het water spoelt
waar schepen komen
en waar wij mensen treffen
zullen wij met hen spreken
in taal, gebaar of daad
: van mens tot mens
Carel de Haseth
| |
Belastingparadijzen?- Zijn de Antillen in hun geheel een belastingparadijs? Of is het hoofdzakelijk Aruba? C. de Haseth: ‘Nee, we zijn geen belastingparadijs. We hebben een lokaal belastingstelsel dat behoorlijk zwaar is, zéker vergeleken met de Caraïbische regio. Een vergelijking met enkele Europese belastingstelsels leert zelfs dat het onze steviger is. We hebben een lange geschiedenis van financieel-economische dienstverlening. Vlak voor de oorlog hebben Nederlandse bedrijven hun zetel verplaatst naar een gebied dat buiten het te verwachten oorlogsgebied viel om inbeslaglegging door de vijand te voorkomen. Er is toen gekozen voor de Antillen. Toen er aan het einde van de jaren veertig onderhandelingen kwamen over een belastingverdrag met de VS, hebben de Antillen gevraagd om daarin mee te gaan. In tegenstelling tot belastingparadijzen van toen waar een dienstbelasting werd geheven van 0%, hebben wij een bescheiden bedrag ingevoerd. Wij wilden wel belasting heffen. In eerste instantie vond iedereen dat heel vreemd. Wat zou een bedrijf ertoe brengen zich te vestigen op de Antillen waar het belastingen moest betalen, terwijl de mogelijkheid bestaat om naar Panama te gaan waar je helemaal geen belasting betaalt? De bedenker van deze constructie ging ervan uit dat die enkele procenten een bedrijf geloofwaardigheid zouden opleveren: het ontduikt geen belastingen, het kiest voor een gematigde belastingomgeving. | |
[pagina 9]
| |
In de jaren zestig en zeventig had de Amerikaanse economie een grote financieringsbehoefte. De Amerikanen trokken kapitaal aan uit Europa. Ze kenden een rem en belasting op de rente die het Amerikaans bedrijf moest betalen aan zijn Europese financiers. Voor de Antillen gold die regeling niet, conform het belastingverdrag. Dat leidde ertoe dat de Europese financierder via de Antillen Amerikaanse bedrijven ging financieren en bij ons dat bescheiden bedrag aan belastingen betaalde. Voor de Antilliaanse economie was dat een immense inkomstenbron, tot de Amerikanen het belastingverdrag hebben herzien en die mogelijkheid hebben geschrapt. Toen is de financieel-economische dienstverlening enorm achteruitgegaan op de Antillen. Nu ligt er bij de Tweede Kamer een voorstel tot herziening van de belastingregeling van het Koninkrijk. We kunnen geen verdragen met elkaar sluiten en daarom hebben we onderling een vorm van wetgeving waarbij afgesproken wordt dat de Antillen een bepaald belastingregime hanteren voor buitenlandse bedrijven die zich op de Nederlandse Antillen vestigen. Dat regime is acceptabel voor Nederland. We hebben bij de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, nvdr) aangegeven dat we een internationaal acceptabel niveau van belastingheffing zullen
- De OESO schrapte in december 2000 de Antillen van de zwarte lijst van belastingparadijzen. Aruba is nu ook van die lijst gehaald maar het land moet uiterlijk tegen het einde van 2005 zijn belastingstelsel hervormen. Zo moet grootschalige belastingontduiking en het witwassen van geld onmogelijk worden. C. de Haseth: ‘We zijn in goed gezelschap, moet ik bijna zeggen, want op dezelfde lijst staan Liechtenstein, Luxemburg, Zwitserland en nog heel wat landen waarover iedereen het eens is dat het keurige landen zijn. Je kunt fiscaal gunstige regimes aanbieden maar je mag daarmee geen schade berokkenen aan andere landen. Er worden in internationaal verband bepaalde afspraken gemaakt waaraan je je moet houden. De OESO vraagt de landen om hun bestaande wetgeving uit te leggen. Als daar elementen inzitten die niet door de beugel kunnen, dan moet je aangeven binnen welke termijn je een oplossing hebt uitgewerkt om die aan te passen. De Nederlandse Antillen hebben per 1 januari een zogenaamd nieuw fiscaal raamwerk aangenomen. Dat is een belastingwetgeving die opgezet is in nauw overleg met het Nederlandse ministerie van financiën en die de internationale toets moet kunnen doorstaan. Ook daar heb je continue veranderingen en bewegingen, ook in Europa.’
Eilanden
I. de langste dagen meten niet
de stille uitgestrektheid van de zee
het zijn de armsten van de vrouwen
die dragen alle lasten met zich mee
de heetste zon laat op zich wachten
en golven dragen hier salpeter
het zijn de eindeloze nachten
die kinderen baren in hun angst
je hebt de weg niet afgelegd
die voerde naar het leven
maar hebt bewust de dageraad
geschonden in een droom
je hebt geroken aan het einde
en weet: elk einde is begin
Uit: Carel de Haseth Zolang er kusten zijn
In de Knipscheer, Amsterdam 1994.
| |
Imago en probleemjongeren- Wat is het imago van de Antillen in Nederland? C. de Haseth: ‘Er zijn veel imago's. Een eerste is: het is een prachtig vakantieland: de zon schijnt er altijd, de mensen zijn er vrolijk en vriendelijk, het is er goed toeven. Een ander imago dat gelukkig steeds minder wordt, heeft te maken met wat je veel ziet bij plotse migraties van grote groepen minder-voorbereide mensen: dat er spanningen optreden in de gemeenschap waarin ze opgenomen worden. Dat gold dus ook voor de Antillianen: de moeilijke jongeren die hun plaats in de Nederlandse maatschappij niet vonden. De migratie in het Caraïbische gebied is anders dan de Europese migratie. Na de oorlog zijn veel Nederlanders geëmigreerd naar Australië, Zuid-Afrika, Canada, Nieuw-Zeeland. Die sloten hun leven in Nederland af: ze gingen weg voor altijd. Een Caraïbiër gaat weg omdat hij zoekt naar mogelijkheden om zich te ontwikkelen of om te overleven, maar hij blijft aan zijn eiland gebonden. Dat is een zaak die je door de eeuwen heen ziet. De raffinaderij op de Antillen heeft onstellend veel mensen uit het Caraïbische gebied aangetrokken. Maar als hun eigen land economisch er weer bovenop komt, keren ze terug. Veel mensen uit Curaçao hebben in de jaren twintig in de suikerindustrie op Cuba gewerkt. Toen het economisch goed ging met Curaçao, zijn ze teruggekomen. De afgelopen jaren ging het heel moeilijk op de Antillen en je krijgt een toename van de migratie richting Nederland, want dat is het land waar je heel nauwe banden mee hebt én waar het economisch heel goed ging. Maar in de jaren 95-96 was er een negatief migratiesaldo: er gingen dus meer mensen terug dan er hierheen kwamen. Die omslag kan heel snel gaan. Als je Antillianen hier naar hun toekomstplannen vraagt, dan geeft zo'n 80% aan dat ze terug naar hun geboorte-eiland willen.’ - Hoe groot is de groep probleemjongeren en wat zijn de problemen? | |
[pagina 10]
| |
C. de Haseth: ‘De problemen zijn terug te voeren tot onvoldoende kennis van hoe de Nederlandse gemeenschap in elkaar zit. Die jongeren zijn drop-outs, mensen die hun school niet hebben afgemaakt. Ze hebben een geringe kennis van het Nederlands. Op de Antillen zijn er drie talen: het Nederlands is de officiële taal, op de Bovenwindse Eilanden heerst het Engels en op de Benedenwindse Eilanden het Papiamento. Dus iemand komt hier, hij kan zijn weg niet vinden, hij heeft geen opleiding waarmee hij makkelijk aan werk komt en hij heeft moeite met de taal. Dat leidt tot frustraties. Ook de drugscriminaliteit speelt mee. Het gaat om een paar honderd mensen, naar schatting. Het is een wat onvoorspelbare groep. De spelregels in het criminele circuit zijn niet helder. Dat maakt het juist moeilijk. Daar wordt de nodige aandacht aan besteed vanuit Nederland. De aandacht is langzamerhand verlegd van repressie naar voorlichting, scholing, opvang, huisvesting van de mensen. Als mensen aan de slag kunnen en een redelijk huis hebben, is de kans op ontsporing een stuk minder. Een hele interessante ontwikkeling is dat er vanuit de Antilliaanse gemeenschap een suggestie gedaan is aan de minister van justitie om zelf eens te kijken naar de Antilliaanse criminaliteit. Dat initiatief is meteen opgenomen door drie ministers: van binnenlandse zaken, van justitiie en van grote-steden- en integratiebeleid. Er is een “commissie Antilliaanse medeburgerschap” ingesteld die in november zou moeten rapporteren. Die stelt een aantal vragen aan de Antilliaanse gemeenschap zelf: waaruit bestaat de criminaliteit, waardoor wordt die veroorzaakt, hoe zou zij kunnen worden opgelost, wat is jouw rol daarbij? Je zag toch binnen de Antilliaanse gemeenschap een tweedeling: ik ben wel Antilliaan maar die Antilliaanse problemen zijn de mijne niet. Nee, zeggen we, de Nederlandse gemeenschap projecteert die op elke Antilliaan, dus is het wel jouw probleem. Dus moeten Antillianen concreet meewerken aan een oplossing, meedenken over een oplossing vanuit hun Antilliaanse achtergrond. We wachten met spanning af welke concrete aanbevelingen die commissie zal doen.’ |
|