Sekse en genus
Men spreekt, om niet te veel domeinverwarring te krijgen, over taalkundig of grammaticaal geslacht dus als genus, en over biologisch geslacht als sekse. Het grammaticale geslacht, het genus, berust op verschil in verbuiging. Dit verschil bleef tot op het laatst in de bijbehorende lidwoorden aanwezig en wij behouden een aantal versteende uitdrukkingen en aaneenschrijfsels (de moed der vrouw; in het jaar des Heren; eenmaal 's jaars komen wij bijeen; 's morgens; inderdaad; indertijd).
Er zijn in de Indo-europese talen steeds twee manieren geweest waarop men de sekse in taal tot uitdrukking kon brengen:
- door een apart woord (kater, poes) - of een samenstelling (wijfjesolifant);
- door hetzelfde woord, maar dan via buiging/afleiding (koning, koningin), aanhechting dus van aparte naamvalsvormen of achtervoegsels.
Bij twijfel geeft de woordinhoud de doorslag. ‘Het meisje’ en ‘het wijf’ (‘het mens’ zelfs) laten zien dat de sekseverwijzing niet samenhangt met het woordgeslacht. Strikt genomen kunnen we helemaal buiten het woordgeslacht, maar dan moet de aanduiding wel op een andere manier plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor categorieën als tijdsaanduiding en getalsaanduiding: je kunt naar geslacht, getal, persoon en tijd verwijzen met een apart woord en dus heb je een verandering van het woord zelf niet (meer) nodig (ik kom, ik kom morgen, ik kom gisteren de buurman tegen). De taalgemeenschap zoekt daarbij naar de economie en naar het midden, en steunt daarbij op de traditie. Ik gok dat de meervoudsvormen niet snel zullen verdwijnen, dat is te lastig op te lossen en dus niet aan de orde. Wel zal er druk zijn op de -en als meervoudsuitgang (veelal uitgesproken als ɘ (stomme e), die het wellicht in duidelijkheid aflegt tegen de meervouds-s (appelen wordt appels). Ik probeer dergelijke vormen in de winkel en kijk of het zo herhaald wordt of dat de s-vorm terugkomt De meervoudsvorm op -s is in ieder geval al eeuwen flink in opkomst.
Met dat al is nog niet verklaard waarom die verschillende groepen woorduitgangen zijn ontstaan en waarom sekseaanduidingen bij bepaalde uitgangen terecht zijn gekomen. Dat laatste heeft denkelijk met getallen te maken: als er veel vrouwelijke woorden in een woordvorm op -e zijn, heeft de taalgebruiker neiging dat aantal nog te vermeerderen.
Vermoedelijk is het woordgeslacht in een bepaalde periode van de taalontwikkeling een uitdrukking van een onderscheid (en toevoeging) levend - niet levend geweest, en binnen de categorie levend moet dan vervolgens de m/v-onderscheiding zijn opgekomen. Onderzoek naar de geslachtsverandering van leenwoorden heeft ons veel geleerd over de wijze waarop het geslacht spontaan aan een woord wordt toegekend.