[Nummer 1]
Vooraf
Aanbevelingen voor een gemeenschappelijk buitenlands cultureel beleid
• Guido Logie
‘Het eenwordingsproces binnen de Europese Unie brengt bedreigingen mee maar biedt ook ruimere kansen voor het behoud en de ontplooiing van taal en cultuur in brede zin.’ Die zin staat te lezen in een nieuw opmerkelijk advies (december 2000) aan de Nederlandse en Vlaamse regering van het Comité Buitenlands Cultureel Beleid waar Paul Beugels voorzitter van is. Opmerkelijk omdat het openlijk kritiek levert op de Taalunie én op de Commissie Cultureel Verdrag.
Nederland en Vlaanderen moeten ‘hun bloeiende onderlinge samenwerking’ tot een krachtige culturele coalitie omsmeden, aldus het Comité dat een gemeenschappelijk buitenlands cultureel beleid daarvoor onmisbaar acht.
Het Comité stelt met tevredenheid vast dat tijdens de Intergouvernementele Conferentie van Nice in december 2000 het ‘Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie’ ten doop gehouden werd waarin vrijheid van kunst en wetenschap, verscheidenheid van taal, cultuur en religie, recht op onderwijs en vrijheid en pluriformiteit van de media ten principale vastgelegd werden. Voor het Comité is dit een onomkeerbaar begin van de erkenning van culturele rechten waar het sinds jaar en dag voor ijvert. (Zie ook Kroniek, Neerlandia, 2000/4) Het Comité zal de verdere gang van het Handvest volgen en zich beraden op nadere voorstellen met het oog op een toekomstige Europese grondwet. Het constateert dat zowel in Nederland en Vlaanderen als in de Europese Unie er belangrijke voorwaarden en omstandigheden aanwezig zijn om gemeenschappelijk buitenlands cultureel beleid te ontwikkelen en te voeren. Het acht dit des te meer nodig aangezien de Europese Unie met een grote verscheidenheid van talen en culturen zal worden uitgebreid.
Een gemeenschappelijk taal- en cultuurbeleid behoort tot de internationale taakstelling van de Nederlandse Taalunie en van het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. Maar beide instanties falen op dat vlak, vindt het Comité. ‘Weinig van terecht gekomen, bitter weinig mee gedaan’ zijn de woorden die gebruikt worden. Het Comité wil niet alleen dat Taalunie en Cultureel Verdrag die taakstelling ter harte nemen, het wil zelfs dat ze ‘een hecht tweespan vormen dat onze taal en cultuur in de Europese Unie en daarbuiten positioneert en profileert’.
Het Comité Buitenlands Beleid beveelt de Nederlandse en Vlaamse regering een aantal acties aan.
• | Vlaanderen en Nederland moeten inhoud, vorm en duurzaamheid geven aan een gemeenschappelijk buitenlands cultureel beleid. De verantwoordelijke ministers moeten daartoe ‘een initiatief nemen’. |
• | Die ministers moeten de Taalunie en de Commissie Cultureel Verdrag de opdracht geven een gezamenlijke permanente werkgroep in te stellen om dat beleid te ontwikkelen en te ondersteunen. |
• | De heersende verschillen in ambtelijke en financiële systemen in beide landen moeten worden overwonnen.
Ter bevordering en uitvoering van het beleid zijn drie voorzieningen nodig: de betrokken ministeries moeten een deel van hun budget oormerken; Taalunie en CCV moeten extra middelen krijgen; er moet een Fonds voor de Nederlandse Cultuur in Europa gevormd worden waarin publieke en private geldstromen samenvloeien. |
• | De Nederlandse en Vlaamse instituten en de docentschappen Nederlands in het buitenland worden tot een netwerk gevormd gericht op de gemeenschappelijke culturele presentie en presentatie in de landen waar ze gevestigd zijn. |
• | De relevante bepalingen in de verdragen van Maastricht en Amsterdam worden getoetst op hun bruikbaarheid voor het culturele bondgenootschap Vlaanderen-Nederland aan de hand van enkele proefdossiers. |
• | Het Europees programma ‘Cultuur 2000’ wordt in zijn werking en uitvoering kritisch gevolgd. De uitkomsten van de toetsing moeten een rol spelen bij de tussentijdse evaluatie door de Europese Commissie aan het einde van 2002. (Het programma kan volgens het Comité niet helemaal de toets van de kritiek doorstaan.) |
• | De tussentijdse evaluatie moet een weerslag hebben op het programma ‘Cultuur 2005-2010’. Nederland en Vlaanderen moeten in dat vervolgproject een sturende rol vervullen. |
• | Nederland en Vlaanderen kunnen samenwerkingsprojecten inbrengen in ‘Cultuur 2000’. De regeringen moeten plannen ontwerpen die door culturele organisaties en instellingen uitgevoerd worden. |
• | En voor de verdere ontwikkeling en realisatie van het culturele bondgenootschap moeten Nederland en Vlaanderen beschikken over een Europees Informatiecentrum voor de Nederlandstalige Cultuur in Brussel. |
Het Comité besluit dat het de hoogste tijd is om uit de ad hoc-sfeer te treden en een ruggengraat te geven aan een cultureel bondgenoot dat zich sterk manifesteert in de Europese Unie. Het klimaat is daar nu gunstiger dan ooit voor.