Jeanne Panne
Jeanne Panne (1593-1650) was de dochter van een schepen. Ze werd geboren als Johanna De Deystere. Ze leerde lezen en schrijven en kreeg een fatsoenlijke pre-renaissancistische opvoeding. Panne was de naam van haar man, een bakker. De vader van Jeanne eindigde in 1603 eveneens op de brandstapel. Dit voorval maakte zowel de vaderliefde van Jeanne als haar afkeer voor de gerechtelijke instanties alleen maar groter.
Als bakkersvrouw stelde Jeanne haar kruidenkennis ten dienste van haar medemensen. Ze maakte kruidenkoek die mannen met hartklachten of potentieproblemen, of vrouwen met menstruatieperikelen van nut scheen te zijn. Een onschuldige én nobele bezigheid, zou je denken, maar niet zo in de 16e eeuw. Jeanne werd op een bepaald moment van hekserij beschuldigd. Ze zou nog ‘ter purge gaan’ maar dat pakte niet goed uit. Dit impliceerde dat je jezelf aangaf en gevangen liet zetten. Tijdens kerkdiensten konden je medemensen dan beschuldigingen tegen je aanbrengen. Waren er geen aanklachten of wogen
die niet zwaar genoeg, dan werd je officieel vrijgesproken een heks te zijn.
Jeanne werd uiteindelijk, na bekentenissen afgedwongen met gebruik van de gevreesde ‘halsband’, veroordeeld tot de brandstapel.
Een heks was men als men een duivelsteken droeg, aan epilepsie (de duivelsziekte) leed, kwaad veroorzaakte en deelnam aan de sabbat waarop men seks had met de duivel. Jeanne, niet meteen moeders mooiste, had een rode geboortevlek onder de rechterwenkbrauw: het duivelsreken. De vlek bloedde niet wanneer men erin prikte. Ze leed aan vallende ziekte en tijdens aanvallen had ze visioenen. Ze deed dan voorspellingen die naderhand uitkwamen. Allemaal zaken die haar uiterst verdacht maakten.
In werkelijkheid was Jeanne iemand met kennis van kruiden, ze kende een zekere welstand en ze had een recht-